Mild gekruid

donderdag 28 september 2023

Intermezzo – Horst, Iain Matthews, John Schoorl en een hondje

‘Iain Matthews, de 77-jarige muzieklegende, loopt door het winkelhart van Horst aan de Maas, de gemeente die zich afficheert met een pissende hond. Hij weet te vertellen dat ijssalon Passi al twee keer de Gouden IJsspatel heeft gewonnen, en dat in de twintig jaar dat hij hier nu woont alle banken en platenzaken zijn opgedoekt.’


Wat ontzettend fijn dat De Volkskrant de grote John Schoorl had afgevaardigd voor het maandag in de krant verschenen grote Iain Matthews-interview. Bovenstaande opening alleen al. Meesterlijk. En vrij dodelijk voor Horst aan de Maas.


De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik beter bekend ben met het werk van John Schoorl dan met dat van Iain Matthews. Geen enkele bezoeker van café Cambrinus kan het zijn ontgaan dat we hier in Horst een muzieklegende in ons midden hebben. Ook mij niet. Toch heb ik nooit een concert van Iain in Cambrinus bijgewoond. En toch ben ik ondanks alle loftuitingen van zijn lokale adepten nooit gevallen voor zijn muziek. En toch is mijn eerste associatie bij het horen van de naam Matthews nog altijd ‘Stanley’ en geen ‘Iain’.  


Hoe anders is het met John Schoorl. Als langjarig abonnee van De Volkskrant ben ik maar al te goed bekend met zijn werk. Ook al interesseert het onderwerp me geen zak, artikelen van John Schoorl vreet ik. Omdat ze zijn geschreven door John Schoorl. In zijn geheel eigen John Schoorl-stijl, waarvoor ik wél ben gevallen. Na het beluisteren van het interview dat Kunststof onlangs met hem had (klik hier) overweeg ik zelfs zijn boek over ondernemersverhalen aan te schaffen.
‘Je probeert er een beeld van te krijgen, van tevoren, hoe Iain Matthews resideert in Horst, sedert 2001 opgegaan in Horst aan de Maas en gedurende het carnaval Dreumelrijk geheten.’
‘… en gedurende het carnaval Dreumelrijk geheten.’ Dat bedoel ik nou: dat Horst gedurende het carnaval Dreumelrijk heet, lijkt een overbodige toevoeging, maar geeft richting bij het vormen van een beeld van de wereld waarin Iain terecht is gekomen.

‘Weet je, zegt Matthews, voordat hij in cultureel centrum ’t Gasthoês zijn tanden zet in een kersenvlaai, Neil Young is ook maar een gewone gast.’
Stuk, John! Niet ‘een kersenvlaai’, maar een stuk kersenvlaai. Een stuk vlaai in het Dreumelrijk. En John? Ik gok een stuk rijstevlaai met slagroom. Voor Neil ongetwijfeld een stuk abrikozenvlaai. Ruutjes natuurlijk, gewone gast tenslotte.
‘Matthews steekt uitgelaten zijn hand op naar een voorbijganger en heeft een kort gesprek met een jonge kennis, in het Engels, zijn moedertaal. Lopend langs Kruidvat en Scapino zegt hij geen enkele ambitie te hebben om zich het Nederlands eigen te maken. Als hij op een verjaardag zit, in zo’n onvermijdelijke kring, en de conversatie collectief overschakelt naar het Nederlands, voelt dat voor hem als een verlossing.’

John kennende een bewuste keus om Iain langs Kruidvat en Scapino te laten lopen en niet langs Gember en Natuurwijzer. Horst is natuurlijk ook meer Kruidvat en Scapino dan Gember en Natuurwijzer. Nog even dan.
‘Matthews vervolgt zijn weg door het winkelgebied, tot zijn afschuw omgeven met vlaggen met afbeeldingen van een pissende hond, lokaal bekend als het Hôrster Hundje, en het rijmpje: Heb je dorst? Dan ga je naar Horst. Daar zit een hondje. Dat plast je in het mondje!’

Worden we even mooi te kijk gezet. Intussen breek ik nog steeds m’n hoofd over de vraag welke andere platenzaken dan Mikroshop hier in de afgelopen twintig jaar nog meer zijn opgedoekt.

donderdag 21 september 2023

Intermezzo – Poels Mien

Poels Mien.
IJzersterke naam.
Spruitjesgeur. Bloemetjesbehang. Perzische tapijtjes op tafel. Heerlijk helder Heineken.
Gezellig zitje. Prima dranken. Stemmingsmuziek.


Bij mijn weten ben ik er nooit geweest: te laat geboren, geen kroegtijger.
Ook geen kermisklant. De Peelzwervers. Theo Rijs met zijn Cabalero’s. The Venlona Band. Limburgia Zusjes. The Revano’s. The Flying Boys. The Playing Boys. Aan hun namen kan het niet hebben gelegen.
Allemaal moeten missen, met terugwerkende kracht enorme spijt.


Dromen van weggekropen in een hoekje bij de kachel op kermismaandag meegenieten van de zang van Wout van Osch en de stemmingsmuziek van De Closter Mheters – ook al zo’n goddelijke naam.


Jaren vijftig- en zestigvermaak bij Poels Mien.
Hoe voelde het? Hoe smaakte het? Hoe klonk het?
Gemoedelijkheid troef?
Of katjes die in het gezellig zitje in het donker werden geknepen?
Leidden de prima dranken tot gebral, tot kermisruzies?
Kon het er onaangenaam worden door duistere figuren uit de stad met ennen kwaojen drónk?
Zinloze vragen, nader tot Poels Mien kom ik er toch niet door.


Poels Mien is niet meer.
Poels Mien was al tientallen jaren niet meer.
Mien transformeerde via enkele tussenstations tot Ramses.
Shoarma. Grillroom. Pizzeria. Döner kebab.
Bij mijn weten ben ik er één keer geweest: geen shoarmist, geen grillroomboy, geen kebabist.
Ramses is niet meer.
In elk geval voorlopig niet meer.
Getroffen door brand, nota bene op kermismaandag.


Weerklinkt daar ergens in de verte gegrom van Poels Mien? (Poels Mienen snikken niet, Poels Mienen zijn wars van sentimenteel gedoe.)
Wat moet er in godsnaam worden van de smalste zijgevel van Horst aan de Maas?


(De advertenties, uit de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw, zijn afkomstig uit het Dagblad voor Noord-Limburg)

donderdag 14 september 2023

Intermezzo – Sloop

In de categorie ‘Belangrijk regionaal nieuws dat ik door een verblijf van twee maanden in het buitenland niet de aandacht heb kunnen geven die het verdient maar graag alsnog wil memoreren’ nu svp even uw aandacht voor een gebouw waarvan ik me pas op betrekkelijk hoge leeftijd heb gerealiseerd dat het een architectonische schepping was. Wat het voormalige Boschveldcollege in Venray eerder voor mij dan wel was? Een middelbare school, een instituut, een leerfabriek, een moloch. Maar vooral: iets waaraan ik een grondige hekel had, een angstaanjager.

Als leerling, ruim veertig jaar geleden, heb ik het Boschveldcollege in elk geval nooit beschouwd als een gebouw met esthetische of architectonische waarde. Nee, het was er gewoon en dat was al erg genoeg. Het heeft decennia geduurd voordat ik het Boschveldcollege, inmiddels Raaylandcollege geheten, óók kon zien als een waardevolle toevoeging aan de Venrayse openbare ruimte met architectonische kwaliteiten. Met zijn strakke horizontale geleding, witte gevels, platte dak en gebrek aan opsmuk was het in 1968 door de Venrayse architect Piet Lerou ontworpen gebouw een typerende representant van de wederopbouwarchitectuur.

En nu, terwijl ik buitenslands vertoefde, is het voormalige Boschveldcollege dus gesloopt. En vind ik dat zonde. Houdt het in Venray dan nooit op met het verkwanselen van naoorlogs architectonisch erfgoed? Na onder meer Inalfa, busstation en postkantoor opnieuw een naoorlogs gebouw dat is opgeofferd aan iets waarvan je je kan afvragen of het vooruitgang valt te noemen. Ik besef maar al te goed dat niet alles kan worden bewaard, maar enige prudentie is hopelijk toch niet teveel gevraagd?

Intussen dreigt in Horst aan de Maas sloop voor een ander markant voorbeeld van naoorlogse architectuur: Zonnehof. Dit wooncomplex in Tienray bestaat uit twee cirkels waaromheen in beide gevallen 22 woningen zijn gebouwd, respectievelijk in 1969 en 1973. In elk van beide cirkels staat in het midden een boom. De bouw van de woningen in een rond hofje en de binnentuin voor collectief gebruik bevorderen het gemeenschapsgevoel. De echtgenote van toenmalig commissaris der koningin Charles van Rooy verrichtte op 4 mei 1971 de officiële opening van het eerste deel van Zonnehof. Aanvankelijk woonden in de in grijze betonstenen met bitumen dakbedekking gebouwde woningen uitsluitend bejaarden, inmiddels mensen van alle leeftijden.


De huidige bewoners krijgen steeds meer en steeds duidelijker signalen dat eigenaar Wonen Limburg van plan is Zonnehof binnen afzienbare tijd te slopen. Ook in dit geval: zonde. Niet voor niets noemt Erik van Maarschalkerwaard, architectonisch vormgever en inwoner van Tienray de bouwwijze van Zonnehof ‘afwijkend en vrij uniek in zijn soort’. Toch vrees ik dat ook Zonnehof niet meer te redden valt.

Wanneer gaan Venray en Horst aan de Maas nu eindelijk eens echt serieus werk maken van inventarisatie en behoud van wederopbouwarchitectuur?

P.S. 1 Dit stukje verscheen in ingedikte vorm gisteren ook in Via Horst-Venray
P.S. 2 De twee foto’s van Zonnehof bij dit stukje zijn gemaakt door Erik van Maarschalkerwaard, de eerste in 2009, de tweede recentelijk. Voor het gebruik ervan en ook voor zijn aanvullende informatie over Zonnehof dank ik hem hartelijk.
P.S. 3 Binnenkort meer op Horst-sweet-Horst over Zonnehof

woensdag 6 september 2023

Intermezzo – Tochtsluis

Foeilelijk inderdaad, die recent aan ’t Gasthoês toegevoegde uitstulping. Maar over de esthetiek van de tochtsluis ging het gisteravond niet in de Horster gemeenteraad. Evenmin over de vraag hoe het mogelijk is dat bij de renovatie van de cultuurtempel blijkbaar over het hoofd is gezien dat het in Nederland wel eens waait. Waarover de gemoederen gisteravond dan wél zeldzaam hoog opliepen? Over de vraag of het aanbrengen van die 120 duizend euro kostende tochtsluis aangemerkt dient te worden als preventief onderhoud of als een investering in een nieuw onderdeel van het gebouw.


Je zou kunnen denken: ‘What the fuck! Wat maakt het nu uit of het onderhoud of een investering is? Als dat ding er maar komt!’ Maar zo eenvoudig is het niet. Als het een investering betreft, dient de gemeenteraad goedkeuring te verlenen. Bovendien moet in het geval van een investering een openbare aanbesteding plaatsvinden. Bij het kwalificeren van de tochtsluis als ‘onderhoud’ staat de gemeenteraad buitenspel en zijn de werkzaamheden onderdeel van het onderhoudscontract met de aannemer van ’t Gasthoês.

Verantwoordelijk wethouder Elbert Joosten (CDA) hield ook gisteren bij hoog en bij laag vol dat het om onderhoud ging. Enkele gemeenteraadsfracties zetten daar vraagtekens bij. Joep Peeters (VVD) hield de wethouder voor dat een uitspraak van de Hoge Raad er wel degelijk op duidt dat het om een investering gaat. De wethouder deed dit vervolgens enkele malen veel te luchtig af als een woordspelletje. Ook vragen over een aanzienlijk lagere offerte voor de tochtsluis van een andere aannemer wenste hij niet serieus te nemen. Evenmin leek hij onder de indruk van de vraag van Joep Peeters of de gemeente met haar handelwijze mogelijk wettelijk in overtreding is.


Eind van het liedje was dat de wethouder met overduidelijke tegenzin alsnog beloofde te zullen nagaan of de tochtsluis mogelijk toch als een investering moet worden gezien. Maar op dat moment was het bijna veertig minuten durende debat (klik hier en ga naar 1.14.08) al volledig ontspoord. Vooral nadat Kay Thijssen (Essentie), die zich eerder afzijdig had gehouden, zijn hart had gelucht (‘Ik zit zelf meer in de kaderstellende dan in de controlerende rol’), vlogen de bittere, al dan niet persoonlijk bedoelde verwijten over en weer door de raadszaal. Bepaald geen verheffend schouwspel.

Een keer gezellig met z’n allen stoom afblazen in een tochtsluis lijkt me geen overbodige investering.