Nou is Baer Cornet verdomme ook al dood.
Voor wie het niet weet: Baer Cornet was een eminent grafisch
vormgever, een absolute grootheid in zijn vak. Lees er bijvoorbeeld het
prachtige, in Zuiderlucht verschenen
artikel van zijn collega Geert Setola maar op na (klik hier). Of anders de woorden die Wim
Brands gisteren aan hem wijdde (klik hier).
Zelf leerde ik Baer een kleine twintig jaar geleden kennen. Samen
met een Horster vormgever was hij het die me op betrekkelijk late leeftijd het
inzicht bijbracht dat vormgeving een tekst kan maken of breken. Dat bijbrengen gebeurde
heel onnadrukkelijk. Baer was niet zo van het nadrukkelijke – en dat is precies
waarom ik ’m zo mocht. Onnadrukkelijkheid moet overigens niet worden verward
met bescheidenheid. Waarschijnlijk (zo goed kende ik ’m nu ook weer niet) was Baer
óók bescheiden, maar die onnadrukkelijkheid interpreteerde ik juist altijd als
een overtuigd zijn van z’n vakmanschap. Hij had het helemaal niet nodig om met veel
omhaal van woorden hoog op te geven van z’n heldendaden. Z’n werk moest het
voor ’m doen en daarmee basta – een houding die je wel vaker tegenkomt bij absolute
grootheden en aanzienlijk minder vaak bij minder absolute grootheden.
Z’n taalgevoel en humor zullen me ook bijblijven. Een goed
vormgever herken je aan z’n taalgevoel, weet ik inmiddels. Ik kan mezelf wel
voor m’n kop slaan dat ik niet alle e-mails heb bewaard die ik in de loop der
jaren van hem ontving. Taalgevoel en humor kwamen daarin vaak samen. Eén
voorbeeld. Ooit werkten we samen aan een publicatie waarin iemand figureerde die het
nogal met zichzelf had getroffen. De betreffende persoon kwam in de publicatie voor op een foto, gezeten aan een tafel en omringd door zes medewerkers. Op een dag
mailde Baer me de foto, waarbij hij de hoofdpersoon van een aureool had voorzien.
Z’n begeleidend commentaar: ‘Zie bijgaande vrije versie van het laatste
avondmaal. De andere helft van de apostelen stond toen al bij de betonmolen.
Svp meteen weggooien en zeker niet doorsturen.’ (Gezagsgetrouw als ik ben heb
ik de foto meteen weggegooid en zeker niet doorgestuurd. Gelukkig repte hij
niet van een printverbod.)
Allemaal goed en wel, maar wat doet een overleden Venlose
vormgever op een weblog over Horst? Nou, Baer had van moederszijde familie in
de Horster periferie wonen. Of z’n wortels hier ook deels lagen, ben ik even
kwijt. Dat ‘hier’ moet sowieso vrij ruim worden opgevat. Zoals vaker bij mensen
uit ‘de stad’, had ik ook bij hem soms de indruk dat hij ‘de dorpen’ op een
grote hoop gooide. Zo haalde hij geregeld smakelijke herinneringen op aan ‘oëmen
Hannes oet Lull’ (het kan overigens ook oëme Petran zijn geweest), daarbij klaarblijkelijk in
de veronderstelling verkerend dat Lull tot het grondgebied van Horst aan de
Maas behoort.
Iets waarover hij zich altijd erg vrolijk kon maken, was het
Horster dialect. En dan vooral het (met uitsterven bedreigde) Horster gebruik
in de spreektaal voor- en achternaam te verwisselen: ‘Nollen Hay’, ‘Boors Hem’.
Hij begroette me dan ook consequent met het koddige ‘Moorman Wim’. Niet dat we
elkaar zo vaak spraken. Jaren konden voorbijgaan waarin onze wegen elkaar
niet kruisten. Maar was het weer eens zover, dan ging het meteen verder waar we
de vorige keer waren gebleven.
Zijn meest recente aan mij gerichte en bewaarde e-mail
ontving ik op 14 augustus 2010: ‘Tot mijn genoegen zie ik dat er weer sprake is
van samenwerking tussen het verre Horst aan de Maas en Groot Venlo.’ Van die samenwerking
is het helaas niet gekomen, maar die e-mail koester ik.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten