Leopold Post zette de toon. Hij plaatste immers op 22
september een foto van de Markthal in Rotterdam op z’n Facebookpagina.
Daarna begon het door architectenbureau MVDRV ontworpen
gebouw aan een triomftocht door heel Nederland. Geen enkel zichzelf
respecterend medium liet na erover te berichten. Superlatieven schoten tekort
om het 34 meter hoge gebouw de hemel in te prijzen. NRC Handelsblad
wijdde er vorig weekeinde zelfs een speciale bijlage aan. Citaat uit een
artikel van Bernard Hulsman: ‘De markthal
is een negentiende-eeuws gebouwtype dat Nederland nauwelijks kent. Zeker,
Amsterdam heeft zijn Centrale Markthallen uit 1934. Maar dit kloeke bakstenen
gebouw in west is alleen bedoeld voor groothandels. Markthallen van gietijzer
en glas voor het grote publiek, zoals vrijwel alle Franse en Spaanse grote
steden en ook oude Engelse industriesteden hebben, kent Nederland niet.
“Ondanks het regenachtige klimaat zijn Nederlandse markten van oudsher in de
openlucht”, zegt [projectontwikkelaar]
Schröder.’
Als ik zoiets lees, zou ik m’n vinger willen opsteken om met
gepaste trots te zeggen: ‘Maar meneer Hulsman en meneer Schröder, u kent hopelijk
toch wel de Mèrthal? Onze Horster Mèrthal, waarvan sommigen beweren dat ze
Maerthal zou moeten heten, maar met zulke dialectologische haarkloverijen zal
ik u niet vermoeien. Onze Horster Mèrthal, in 1937 gebouwd als veemarkthal die
Horst moest doen opstomen in de vaart der volkeren.
Onze Horster Mèrthal, opgetrokken in hout en ontworpen door
de grote Frits Peutz, van wie ik u als architectuurkenners natuurlijk niet hoef
te vertellen dat hij verder onder meer het vermaarde Glaspaleis in Heerlen op
z’n naam heeft staan. Onze Horster Mèrthal, die na de Tweede Wereldoorlog onder
veel meer fungeerde als noodkerk, als sporthal en als eerste onderkomen voor de
Hiltho, de Horster huishoud-, industrie- en landbouwbeurs.
Onze Horster Mèrthal, waarvoor ruim tien jaar geleden
afbraak dreigde, die echter kon worden voorkomen omdat half Horst daartegen in
het geweer kwam. Onze Horster Mèrthal, die daarna voorbeeldig werd
gerestaureerd, al zou je enige bedenkingen bij die lichtgroen opgeschilderde
onderdelen kunnen hebben (maar een nieuwe verflaag is in een vloek en een zucht
aangebracht). Onze Horster Mèrthal, die een van de architectonische
pronkstukken van ons dorp is. Die Mèrthal, meneer Hulsman en meneer Schröder,
die Horster Mèrthal, die kent u hopelijk toch wel?’
Om dat allemaal te zeggen, zou ik dus m’n vinger willen
opsteken. Toch zie ik daar vanaf. Waarom? Vanwege dit wanstaltige gevaarte:
Staat daar al maanden de Mèrthal, onze Horster Mèrthal, te
ontsieren. Zeg nou zelf: daar kun je toch niet mee aankomen bij de heren
Hulsman en Schröder? Ze zouden me geheid recht in m’n gezicht uitlachen.
Vuilnisman, kan dat wanstaltige gevaarte ook mee?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten