Mild gekruid

maandag 12 januari 2015

Intermezzo – Belgische vluchtelingen (2)

Op 24 november beloofde ik (klik hier) nog een keer terug te komen op de kinderen uit Dendermonde en omgeving die tijdens de Eerste Wereldoorlog in Horst werden opgevangen. Bij dezen dan.

Het is aan Loe Derix te danken dat het verhaal van de Belgische vluchtelingen een kleine 25 jaar geleden aan de vergetelheid werd ontrukt. Loe stuitte er op bij zijn naspeuringen voor de boekenreeks Oud Horst in het nieuws. Hij dook vervolgens in de archieven, spoorde de nog in leven zijnde vluchtelingen-van-toen op, sprak met hen en haalde hen op 8 november 1991 naar Horst voor de presentatie van deel 3 van Oud Horst in het nieuws. In dat deel doet hij uitvoerig verslag van zijn zoektocht – ik kan het iedereen ter lezing aanbevelen.
In het kielzog van Loe sprak ook journalist Robert Bloemen in 1991 met enkele inmiddels hoogbejaarde Dendermondse Horstgangers. De weergave daarvan werd gepubliceerd in het Dagblad voor Noord-Limburg van 2 november van dat jaar.
Wat me bij teruglezing van zowel Oud Horst in het nieuws als het artikel van Robert Bloemen trof, waren de slechte herinneringen van twee voormalige vluchtelingen aan hun verblijf in het door de Zusters van Liefde gerunde Sint-Antoniusgesticht, het huidige Gasthoês.
De in 1991 86-jarige Omer Moortgat verbleef van 1915 tot 1918 samen met zijn broer René in het Sint-Antoniusgesticht. Ze sliepen er op zolder. Omer in het Dagblad voor Noord-Limburg:
‘Soms was het verschrikkelijk op die zolder. Vooral in de winter. De ijspegels hingen vaak tot in mijn bed. Je sliep op twee dunne matrassen. Hoewel ik het niet mocht, nam ik één matras als extra deken. Zo had je het tenminste nog een beetje warm.’
Over het eten dat Omer en zijn broer kregen voorgeschoteld noteert Robert Bloemen: 
‘Hij herinnert zich dat hij regelmatig vlees en vis moet halen voor de zusters, maar zelf nauwelijks vis te eten krijgt. Vriendelijke Horster boeren geven hem af en toe wat melk, maar in het klooster staat nooit melk op tafel. Hij en zijn broertje mogen bij bakker Houben in het dorp af en toe de overgebleven taartjes opeten. Zulke tractaties kon je bij de nonnen wel vergeten, meent Omer.’
Jozef Rydant, 82 in 1991, heeft nauwelijks andere ervaringen. Uit Oud Horst in het nieuws:
‘Mijn herinneringen aan het St.-Antoniusgesticht zijn niet erg positief. De sfeer was er wat pensionaatachtig. Ik weet bijvoorbeeld nog dat ik eens twee dagen lang gedwongen werd om spek, dat ik niet lustte, toch op te eten.’
In 1918, als de wapenstilstand een feit is, keren de Belgische kinderen huiswaarts. Hun speelgoed en spaarpot mogen de gebroeders Moortgat niet meenemen van de zusters. Omer in het Dagblad voor Noord-Limburg:
‘Ik was misdienaar op het gesticht. Jonge priesters stopten me dagelijks wat geld toe. Ik had zodoende een dikke spaarpot! Het was laf van de nonnen. Ze wisten dat we thuis in Dendermonde niets hadden. Als Zusters van Liefde hadden ze mij toch wat geld mee kunnen geven?’
Dezer dagen worden moslims allerwegen opgeroepen zich openlijk te distantiëren van de gedragingen van bepaalde geloofsgenoten. Volstrekt onzinnig in mijn ogen. Maar als we toch op die manier bezig zijn dan kan het ongetwijfeld ook geen kwaad als de Horster katholieken zich openlijk distantiëren van de gedragingen van bepaalde geloofsgenoten in het verleden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten