Mild gekruid

donderdag 19 oktober 2017

Intermezzo – Pieter Jan Hesen

Jaar van de Koekoek, Maand van de Schoolbibliotheek, gisteren Dag van de Menopauze, morgen Dag van de Jeugdbeweging. Van de weeromstuit zou je nog vergeten dat het óók Maand van de Geschiedenis is. Thema dit jaar: geluk. Kun je gelukkig alle kanten mee op, ook de ongelukkige. In dat kader graag uw aandacht voor het tragische levensverhaal van Pieter Jan Hesen, zoon van Christiaan Hesen. Christiaan Hesen (1853-1947), die onder zijn bijnaam Rowwen Hèze postuum onsterfelijk zou worden – hemels dan wel hels geluk ter compensatie van aards ongeluk. 


Goed, Pieter Jan Hesen. Geboren op 30 november 1888 in Horst. Zoon van Christiaan Hesen en Gertruda Scheeres. Twee oudere zussen, één jongere zus en één jongere broer. Zeven toen z’n moeder overleed. Vader twaalf ambachten, dertien ongelukken. Drankzuchtig bovendien. Ruimschoots overvraagd met de opvoeding van vijf jonge kinderen en de zorg voor zijn en hun levensonderhoud. Bittere armoede, eeuwige ellende.

Wat doe je dan in al je wanhoop? Je stuurt je kinderen op dievenpad. In de winter van 1899 betrapt veld­wachter Snijders de dan 10-jarige Pieter Jan, samen met z’n twee jaar oudere zus, twee keer bij het stelen van turf en een keer bij het stelen van twee palen uit de omhei­ning van een wei­land. ‘Daar Christiaan Hesen zelf geen turf of andere brandstof heeft en dus niets te stoken heeft moeten genoemde kinderen iederen dag uit om in de behoefte van brandstof te voorzien hetgeen ten gevolgen heeft dat zeer vele klachten over gepleegde diefstallen van turf of anderszins geschieden’, rapporteert de veldwachter. En dan ook nog te bedenken dat gedupeerden de brandstofdiefstal ‘dikwijls verzwegen uit medelijden voor die kinderen’ (wat mij dan weer diep ontroert). 


Pieter Jan en z’n zus belanden in de gevangenis in Roermond. Omdat ze nog geen zestien zijn, ontslaat de rechter hen van verdere rechtsver­volging. Maar hij bepaalt wel dat ze tot hun achttiende in een rijksop­voedingsgesticht worden geplaatst. Pieter Jan gaat in mei 1899 naar een gesticht in het Overijsselse Avereest, z’n zus naar een gesticht in Mont­foort. De andere drie kinderen worden drie maanden later van hun vader gescheiden.


Als Pieter Jan op zijn achttiende weer bij zijn vader in America intrekt, zet die hem opnieuw tot stelen aan, ditmaal van spoorbielzen. Een getuige hoort Christiaan tegen z’n zoon zeggen: ‘Voor ieder bils die gij thuis brengt­, geef ik 3 siga­ren.’ Rowwen Hèze gebruikt de bielzen als brandhout en repareert er de vloer van zijn plaggenhut mee. Hij verdwijnt wegens heling voor twee maanden in de gevangenis, hervat daarna zijn leven van vallen en opstaan en sterft uiteindelijk pas op z'n 93e.

Met Pieter Jan loopt het aanzienlijk slechter af. Nadat hij in 1912 een stuk bos in America in brand heeft gestoken, wordt  hij krankzinnig verklaard. Hij brengt eerst twee maanden door in een inrichting in Medemblik. Eind 1912 wordt hij overgebracht naar het Sint-Servatius­gesticht in Venray. Daar overlijdt hij op 6 augus­tus 1918, 29 jaar oud. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten