Mild gekruid

maandag 2 april 2018

Intermezzo – Grafkelder (1)

‘De kelder is in 1924 al eens geopend. Daar zijn mondelinge getuigenissen van. Maar in archieven is niks aangetroffen.’
Aldus de Horster deken Alexander de Graaf Woutering, twee weken geleden in dagblad De Limburger. Met ‘de kelder’ doelt de deken op de grafkelder van de familie Van Wittenhorst, de voormalige bewoners van kasteel Huis ter Horst. Die grafkelder ligt ergens onder de vloer van de huidige Sint-Lambertuskerk. Al decennia lang koesterde de deken de wens ‘m op te graven en dit voorjaar gaat het dan eindelijk gebeuren volgens de krant.


Spannend! Hoewel? Ik wil de voorpret van de deken niet bederven, maar in tegenstelling tot wat hij in De Limburger zegt (of althans de journalist heeft genoteerd) is de opgraving uit 1924 namelijk wel degelijk gedocumenteerd. En wel in 1925 in het Limburg’s jaarboek, door J.A.L. van Soest en M.J. Janssen. Deze pastoors van respectievelijk Broekhuizenvorst en Meerlo waren door deken Theo Creemers uitgenodigd om op maandag 10 november 1924 nader onderzoek te doen naar de grafkelder, nadat die enkele dagen eerder bij werkzaamheden in de kerk was ontdekt. Wat troffen beide heren aan?

‘Een eenvoudig kelderruim van 2.50 meter lengte en 1.85 m. breedte en 2.30 m. hoogte, overspannen met een gewoon tongewelf. Deze ruimte was in drie verdiepingen gescheiden door ijzeren dwarsstaven, waarop de lijkkisten stonden. Wijl de onderste rij staven slechts 30 à 40 centimeter boven den vloer was aangebracht, kunnen op dien vloer bezwaarlijk kisten gestaan hebben. Op de onderste staven bevonden zich twee kisten, waarvan het hout geheel vermolmd was en alleen de looden binnenkist zonder deksel was overgebleven. Op de bovenste staven ter rechterzijde van den muur de kist van Willem Vincent baron van Wittenhorst † 1674 (…); daarnaast eene andere kist zonder deksel, nl. die zijner 1ste echtgenoote Wilhelmina van Bronckhorst, waarbij een heel klein looden kistje bevattende een kinderlijkje, een dochtertje van voornoemden Jan Vincent. In den grafkelder werden in het geheel elf schedels gevonden en meerdere beenderen, afkomstig van vroegere bijzettingen. De twee lijkkisten op de onderste staven bevatten het gebeente van Anton Udalrik graaf van Frésin † 1724 en zijne echtgenoote Anna Maria Alexandrina Teresia van Wittenhorst (…) geboren 1672 en † 15 augustus 1738.’

Van Soest en Janssen vermelden in hun artikel ook de opschriften op de lijkkisten, maar daar zal ik u verder niet mee vermoeien. Aardig om te memoreren is nog wel dat beide pastoors overtuigd waren van het historische karakter van hun missie, want ze noemen de kelder een ‘thans voor goed gesloten groeve’.


Wat ze niet konden weten, was dat de Sint-Lambertuskerk nog geen twintig jaar later door oorlogsgeweld zou zijn verworden tot een grote puinhoop. Een puinhoop waarop een nieuwe kerk zou worden gebouwd. Voorafgaand aan of tijdens die bouw is de ‘thans voor goed gesloten groeve’ nog minimaal één keer geopend. Maar daarover misschien een andere keer meer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten