Mild gekruid

donderdag 12 december 2019

Intermezzo – Mèrthal

Soms is het niet onaangenaam als je chauvinisme wordt gekieteld. Soms ook is het goed als je chauvinisme een mokerslag krijgt toegediend. Alleen al om deze beide redenen was het bijwonen van de lezing van Ton van Mastrigt gisteren in De Leste Geulde een genoegen. De Heerlense architect en stedenbouwkundige hield op uitnodiging van het LGOG een inleiding over Frits Peutz (1896-1974),


architect van wereldfaam, die vooral in Heerlen zijn sporen heeft nagelaten, met warenhuis Schunck (‘Het Glaspaleis’) als bekendste voorbeeld.


Maar Peutz was ook buiten de Mijnstreek actief. Ja – hier werd dat chauvinisme gekieteld – zelfs in mijn eigen Horst. En dus speelde de Mèrthal, want om dat gebouw gaat het, een prominente bijrol in de lezing. Kort door de bocht geformuleerd was de stelling van Ton dat Peutz geen moderne architect was, maar een architect die (ook) modern heeft gebouwd. Hij staafde dit met voorbeelden van zowel naar het traditionele neigende als modernistische gebouwen van Peutz. De Mèrthal, daterend uit 1937, schaarde hij daarbij onder zijn meer traditionalistische scheppingen. 


Dat Peutz ontwerper is van de Mèrthal, is al langer bekend, zij het in (te) kleine kring. Ton stipte de nodige feitjes aan: dat de Mèrthal 50 bij 20 meter meet, dat het vee er in vier rijen stond opgesteld, dat er onder de luifels ook nog plaats was voor vee, dat het gebouw zakelijk oogt, dat het oorspronkelijk de bedoeling was het in beton uit te voeren, dat de luifels, de nok en de massieve gesloten dakvlakken het meest in het oog springen.


De verschijningsvorm van de Mèrthal doet enigszins denken aan die van een kerk, ze functioneerde na de Tweede Wereldoorlog ook jarenlang als noodkerk. Interessante vraag die Ton opwierp: liet Peutz zich bij zijn ontwerp inspireren door de kerkvorm of ging hij verder terug, naar de markthal (basilica) uit de tijd van de Romeinen, die aan de basis stond van de latere vorm van kerken?


Ton roemde vooral de ‘ingenieuze kapconstructie’ van de Mèrthal met haar dertien spanten en haar opgehoogde gedeelte, bedoeld om meer licht binnen te halen. Des te schrijnender dat juist dat onderdeel van het gebouw tegenwoordig door draperieën aan het zicht onttrokken is. Bovendien staan de draperieën de toetreding van daglicht in de weg.


‘Daarmee ontdoe je het gebouw van zijn essentie’, aldus Ton, mijn chauvinisme een mokerslag toedienend.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten