Mild gekruid

maandag 15 juni 2020

Intermezzo – Leopold Haffmansstraat

Gezien de gebeurtenissen maar eens een inspectierondje gemaakt door de gemeente. Lang niet overal geweest. Toch lijkt het erop dat het in Horst aan de Maas qua bekladdingen vooralsnog is gebleven bij wat putdeksels


en trottoirkolkdesksels.


De standbeelden oogden eveneens nog allemaal onaangeroerd. Denk dat ze ook weinig te vrezen hebben. Uit geraadpleegde bronnen blijkt niet dat iemand als Jan van Eechoud, voormalig resident van Nieuw-Guinea, zich ernstig zorgen zou moeten maken om zijn versteende voortbestaan.


Van straatnaamwijzigingen ook nog weinig vernomen. Het straatnamenregister van Horst aan de Maas overziend, dunkt me niet dat de commissie Straatnaamgeving het nu ineens heel druk zal krijgen met het verzinnen van nieuwe namen voor bestaande straten. Wat niet wil zeggen dat daar in een enkel geval misschien wél aanleiding voor is. Zo heeft Horst een straat die is vernoemd naar Leopold Haffmans.


Haffmans, in 1826 geboren in Horst en in 1896 overleden in Kessel, was advocaat, rechter, oprichter en hoofdredacteur van het Venloosch Weekblad, lid van Provinciale Staten van Limburg en dertig jaar lang, van 1866 tot 1896, lid van de Tweede Kamer. ‘Limburgs grote mond’, zoals hij door politieke tegenstanders werd betiteld, hield er uiterst conservatieve, ook in die tijd al omstreden opvattingen op na. Tegen gedwongen arbeid door de bevolking van het door Nederland bestuurde Java had hij bijvoorbeeld weinig bezwaar: ‘Dat is de wijze waarop hij zijn belasting opbrengt.’ Wie die ‘hij’ is? ‘Den Javaan, die een dag der week voor het land werkt en den overigen tijd niet veel doet en toch leeft.’ Zou hij nu hebben geleefd dan zou Haffmans de bewoners van Java waarschijnlijk als werkschuw tuig hebben bestempeld.  


Zijn uitspraken over Javanen zou je met enige goede wil nog 'paternalistisch' of 'neerbuigend' kunnen noemen. Aanzienlijk krasser is wat Haffmans in 1888 in zijn eigen Venloosch Weekblad schreef na een bezoek aan de Hagia Sofia in Istanbul:
‘Wij weten niet, welken indruk het gebouw zou kunnen maken wanneer het nog een christentempel ware, maar zeker is het dat die vuile Turken ons Christenen het wonderwerk van Justinianus ongenietbaar maken. Wanneer zal men die vuillikkers er uitjagen? ’t Is God geklaagd dat door den naijver der groote mogendheden Konstantinopel, de parel en het juweel der aarde, in zoo morsige handen gelaten wordt.’

‘Vuile Turken.’ ‘Vuillikkers.’ Je zult het maar naar je hoofd geslingerd krijgen. Onbegrijpelijk en schaamteloos dat nog maar een jaar of tien geleden een Horster straat naar dit figuur is vernoemd. Zou die straat een andere naam moeten krijgen? Weet ik niet. Met het wegpoetsen van de naam poets je ook een dubbele schandvlek – Haffmans én het feit dat nog vrij recent een straat naar hem is vernoemd – weg uit onze collectieve (Horster) herinnering. Van de andere kant: handhaving van de straatnaam zou je als een bevestiging van Horster superioriteitsgevoelens kunnen zien. Terwijl nederigheid op zijn plaats is.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten