Mild gekruid

maandag 23 januari 2012

Klein mysterie 311 – Pisbloas

Een niet nader te noemen persoon wiens voornaam met een P begint, hoorde ik de voorbije week een niet nader te noemen persoon wiens voornaam eveneens met een P begint, afserveren als ‘ennen pisbloas’. Van het vervolg van de conversatie kreeg ik weinig meer mee – ik bleef hangen bij die pisbloas. Lang geleden dat ik iemand dat woord had horen uitspreken. Misschien was m’n vijftien jaar geleden overleden vader wel de laatste geweest. Hij was een frequent pisbloas-gebruiker. Te stellen dat hij de wereld indeelde in pisbloaze en niet-pisbloaze zou overdreven zijn. Maar wilde je al z’n Horster pisbloaze de kost geven, dan diende je toch te beschikken over een klein fortuin.
Verder mijmerend vroeg ik me af of ‘pisblaas’ in het Nederlands eveneens wordt gebruikt als een negatieve kwalificatie voor een persoon. Maak ik me onsterfelijk belachelijk als ik iemand in een gezelschap ABN-sprekers bestempel als een pisblaas? Of zal er instemmend ‘ja’ worden geknikt dan wel afkeurend ‘nee’ worden geschud? De na thuiskomst geraadpleegde Van Dale komt niet verder dan de letterlijke betekenis (‘urineblaas, vlezige zak in de onderbuik waarin de urine opgezameld en enige tijd bewaard wordt vóór het lozen’). En tik op Google ‘pisblaas’ in en de eerste zestig resultaten hebben ook allemaal betrekking op bovenstaand onderdeel van het menselijk lichaam. Voorlopige conclusie: om serieus genomen te worden als Nederlands-spreker, is het niet aan te raden iemand te karakteriseren als ‘pisblaas’.
Wat betekent het woord in het Horster dialect eigenlijk precies? Ja, ‘vaerkesbloas’, zoals E maes inne taes zegt. Maar als diskwalificatie? Om even in de buurt van de pisblaas te blijven: is een pisbloas een zeikerd? Een klootzak? Een eikel? Een lul wellicht? Of toch eerder een azijnpisser?

Het kan natuurlijk ook zijn dat we het in een heel andere richting moeten zoeken. Toen leren ballen nog geen gemeengoed waren, werd de pisblaas van een varken vaak opgeblazen om dienst te doen als bal. Met die wetenschap in het achterhoofd kom je misschien eerder uit bij ‘blaaskaak’, ‘windbuil’ of ‘praatjesmaker’ als synoniem van pisbloas.
Daar zitten we dan. ‘Met de gebakken peren’, zou m’n vader zeggen. Hem kan ik helaas niet meer uithoren over de definitie van pisbloas. De beide Horster woordenboeken bieden evenmin uitkomst. U mogelijk wel?
Of dit nou allemaal zo belangrijk is? Vind ik wel, ja. Als je dan toch iemand uitscheldt, doe het dan ook meteen goed. Zoals je een hond geen kat noemt, maak je een lul niet uit voor klootzak en een pisbloas niet voor geitenneuker. Tenzij een pisbloas een geitenneuker is natuurlijk. Help!

2 opmerkingen: