Mild gekruid

maandag 27 augustus 2012

Intermezzo – Wie zijn wij?

‘Limburgers zijn Zeeuwen’, kopte Dagblad De Limburger onlangs:
Het bleek te gaan om een uitspraak van schrijver A.L.Snijders: ‘Dat zijn eigenlijk Zeeuwen, die Limburgers. Ze zijn gevormd door hun angst voor de Maas. De angst voor het water en het fatalisme heeft hen in de armen van de katholieke kerk gedreven. Net zoals de Zeeuwen die ook hun toevlucht tot een God zochten.’ Zo, zo. Limburgers Zeeuwen. De wereld op z’n kop. We hadden toch met z’n allen afgesproken dat Limburgers Bourgondiërs zijn? Mooi niet dus. Wat de vraag oproept wat Zeeuwen dan zijn: Limburgers? Of zijn Zeeuwen soms Bourgondiërs? En wat te denken van Bourgondiërs? Zijn het Zeeuwen? Limburgers? Of wellicht toch Aquitaniërs? Wist u trouwens dat Aquitaniërs Galiciërs zijn? En Galiciërs Calabrezen?

Maar laten we vooral niet blijven steken in bespiegelingen over de ware identiteit van Zuid-Europese achterstandsregio’s. Waarom zouden we het niet gewoon wat dichter bij huis zoeken? Wat is de ware aard van de Horstenaar, de Sevenummer, de Lottumer? Zijn Grubbenvorstenaren, Kronenbergers en Swolgenaren wel echt degenen die ze zeggen te zijn? Hoe is het gesteld met de Tienraynaren, de Griendtsveners en de Meerlonaren?
Werk aan de winkel voor de researchafdeling van Horst-sweet-Horst! Ondanks de hitte van de afgelopen weken heeft die alles uit de kast gehaald om voor eens en voor altijd vast te stellen of de inwoners van de zestien kernen van Horst aan de Maas werkelijk zijn waarvoor ze zich uitgeven. Hoewel het onderzoek nog in volle gang is, is het volgens de wetenschappelijke staf van de afdeling wel verantwoord om al enkele conclusies naar buiten te brengen. En die liegen er bepaald niet om. Houd u vast!
Om te beginnen de Evertsoorders. Dat zijn Griendtsveners: ze zijn gevormd door hun isolement. Hun solitaire ligging heeft geleid tot een onvoorspelbaarheid die z’n weerga niet kent.
Dan de Meterikers. Dit blijken Melderslonaren te zijn: ze zijn gevormd door de zandgrond. Daarin ligt ook meteen de verklaring voor hun horkerigheid.
Over naar de Tienraynaren. Dat zijn in werkelijkheid Americanen: ze zijn gevormd door hun ligging aan het spoor, waardoor ze zich altijd tekortgedaan voelen.
Daartegenover staan de Horstenaren. Het onderzoek wijst uit dat dat Sevenumers zijn: ze zijn gevormd door hun superioriteitsgevoelens. Dit verklaart hun misselijkmakende arrogantie.
Kronenbergers zijn Hegelsommers: ze zijn gevormd door hun afstand tot de Maas. Die heeft ervoor gezorgd dat ze enorm grofgebekt zijn.
Dan de Meerlonaren. Dat zijn Broekhuizenaren: ze zijn gevormd door hun duistere verleden, hetgeen de verklaring vormt voor hun belabberde inlevingsvermogen.
Grubbenvorstenaren zijn Broekhuizenvorstenaren: ze zijn gevormd door hun ligging aan de Maas. Dat heeft gemaakt dat ze onvoorstelbaar lichtgeraakt zijn.
Ten slotte de Lottumers. Dat zijn, het zal u na het voorgaande misschien niet meer verbazen, Swolgenaren: ze zijn gevormd door hun laissez-faire-mentaliteit, waarvan een hemeltergende lamlendigheid een gevolg is.

Tot zover de eerste conclusies. De researchafdeling is nu druk doende om uit te zoeken of wat voor de een geldt omgekeerd ook voor de ander geldt: als Meterikers Melderslonaren zijn, zijn Melderslonaren dan ook Meterikers? Zodra ook deze resultaten bekend zijn, melden we ons weer.

Top 5 – Hondenpoepbordjes Van Stepraethstraat

Waarvan ik maar geen genoeg kan krijgen, is hondenpoep. Zolang er hondenpoep is, is er ook ergernis over hondenpoep. Zolang er ergernis over hondenpoep is, zijn er ook zelfgemaakte bordjes die moeten voorkomen dat fikkie z’n viezigheid op een bepaalde plaats achterlaat. En om die bordjes is het me te doen. Natuurlijk, ze getuigen in de eerste plaats van irritatie en frustratie. Maar doorgaans zijn het ook toonbeelden van een ongekende creativiteit. Klik in de rechterzijbalk op het label ‘hondenpoep’ en u begrijpt meteen wat ik bedoel.
Collega-liefhebbers van hondenpoepbordjes kan ik een bezoek aan het plantsoen op de hoek Van Ulftstraat–Van Stepraethstraat–Van Reiffenburgstraat in Sevenum van harte aanbevelen. Ik werd er ruim twee jaar geleden door Peter Janssen op gewezen, refereerde er toen aan in een stukje en kwam er een jaar later nogmaals op terug. Visueel valt er aan de bordjes (er staan er altijd minimaal twee) in dit Sevenumse plantsoen weinig genoegen te beleven – tekstueel des te meer. Het mooie is bovendien dat ze regelmatig worden vernieuwd, hoewel helaas niet elke verse drol tot een nieuw bordje leidt (wat niet is, kan nog komen, zullen we maar zeggen). Desondanks voldoet de oogst voor een top 5 van hondenpoepbordjes aan de Van Stepraethstraat. Leidraad daarvoor was vooral de (telkens wisselende) toonzetting van de tekst:

5. Gelaten constaterend:
 
4. Al rijmend vriendelijk verzoekend:
 
3. Al rijmend met droefenis constaterend:
 
2. Uitroeptekens zettend fel verwijtend:

1. Moegestreden berustend met de handen in het haar zittend:

Wat bij een diepgaander analyse van de bordjes verder nog opvalt:
-          het overdadig gebruik van het koppelteken: ‘aso-gedrag’, ‘hier-geen-stront’, ‘drollen-plein’, ‘a-sociaal’;
-          het overdadig gebruik van hoofdletters, recentelijk ook gesignaleerd in een TWEET VAN EEN HORSTER WETHOUDER DIE EEN VOORSTEL VAN EEN ANDERE PARTIJ BESTRIJDT;
-          het gebruik (met uitzondering van nummer 2) van een schreefloos lettertype waarbij de hoofdletters I en J juist wel van een schreef zijn voorzien;
-          het consequent negeren van de mogelijkheid die de pc biedt om tekst te centreren.
Ter afsluiting een dringende oproep aan de honden, hondenbezitters en bordjesmakers in de omgeving van het plantsoen: ga zo door! 

Klein mysterie 368 – Verkiezingscampagne

De CPB-doorberekeningen waarin ze allemaal hun eigen gelijk lezen. Jack de Vries. Dag in dag uit plannen en plannetjes die de volgende dag alweer zijn vergeten. Toch maar wel een stropdas. Het zelfgenoegzame lachje van Pechtold. De gratuite beloftes. Wilders en z’n partij die ondanks alles serieus worden genomen. Het inhoudsloze Samen van het CDA. De thuistribune. De plotse machtsgeilheid van de SP. De vakantiefoto’s. Knevel. De moeilijk serieus te nemen affiches van de VVD.
Hebt u dat nou ook, dat u al moe wordt van de verkiezingscampagne als u er alleen maar aan denkt? Gisteren dus naar Zomergasten gekeken en het Premiersdebat (hoe bespottelijk) mooi aan me voorbij laten gaan. Uit de verslagen en commentaren in de kranten van vandaag maak ik op dat ik weinig heb gemist.

Ze zullen het natuurlijk om het hardst ontkennen, maar vreemd genoeg proef ik iets van eenzelfde campagnemoeheid ook bij Roy Bouten, Thijs Coppus en Raymond Knops, de drie Horster Kamerkandidaten.
Roy Bouten (nummer 75 op de PvdA-kieslijst in Limburg) twittert zoals gebruikelijk dat het een aard heeft, maar toch vooral om iedereen op te roepen een stem op hem uit te brengen bij de verkiezingen voor beste webpoliticus. Allemaal goed en wel, maar als je op z’n weblog klikt op het tabblad ‘Resultaten’, verschijnen de woorden ‘Wordt aan gewerkt’ op het beeldscherm. Van die dingen.
Thijs Coppus (SP, nummer 29) is normaliter een nagenoeg even fanatiek twitteraar die de confrontatie niet schuwt. De laatste weken is z’n tweetproductie naar een zorgwekkend laag niveau gedaald en zijn felle discussies met tegenstanders er al helemaal niet meer bij. Instructies van boven? En z’n verkiezingsdagboek dan? Dat wekt met pas een week na dato bijgewerkte, afstandelijke teksten eerder de indruk van een verplicht nummer.
Resteert Raymond Knops, de hoogstgenoteerde Horstenaar (CDA, nummer 4), wiens campagneauto vooral staat te pronken bij z’n woning aan een achterafweg in Hegelsom. Had bij de vorige verkiezingen in 2010, toen ie aanvankelijk op een zijspoor leek te belanden, nog de beschikking over een eigen campagnehuis dat bruiste van de activiteiten.
Nu hij zich zekerder waant van z’n zaak is dat campagnehuis er bij ingeschoten. De driehoeksborden van toen heb ik ditmaal tot op heden evenmin gesignaleerd. Even vreesde ik dat zelfs de grote borden – de CDA-specialiteit die altijd zoveel irritatie oproept bij SP en Behoud De Parel – deze keer achterwege zouden blijven, maar gelukkig sieren ze sinds zaterdag weer het straatbeeld.
Heren, dit laatste lichtpuntje kan niet verbloemen dat het armoe troef is. Ga uit een ander vaatje tappen en Horst-sweet-Horst is zoals altijd graag bereid jullie van een extra dosis gratis publiciteit te voorzien. Om maar eens een dwarsstraat te noemen: plaats een spotje op de digitale reclamemast van Interchalet langs de A73 en Horst-sweet-Horst besteedt er gegarandeerd aandacht aan. En zo is er nog veel meer te bedenken. Heren, mag ik ook in dezen op jullie creativiteit vertrouwen?

maandag 20 augustus 2012

Top 5 – Horster buitendingen

De Engelse National Trust openbaarde in april een lijst van 50 things to do before you are 11¾. NRC Handelsblad vond dat het daarbij niet kon achterblijven en publiceerde zaterdag een Top 50 voor de binnenzitgeneratie: een lijst van vijftig buitendingen die je vóór je twaalfde gedaan moet hebben, samengesteld op basis van inzendingen van lezers.
Nummer 1: slootjespringen. Nummer 2: een geheime hut bouwen. Een verdere greep uit de lijst: naar kikkervisjes kijken (8), vruchten plukken (9), de sneeuw in (17), bloemen plukken (22), de zon zien (39), heksensoep brouwen (43) en een kuil graven (44). Gaap, gaap. Het kan niet anders of de inzenders zijn zelf extreme nerds die de hele dag achter hun pc zitten. Je moet echt met een vergrootglas zoeken naar buitendingen die de braafheid overstijgen. Ik kom niet veel verder dan fikkie stoken (3), appels jatten (29) en wildplassen (37).

Zo’n top 50 zou natuurlijk voor negentig procent moeten bestaan uit baldadigheden. Op het randje, liever nog er net over. Dingen waarmee je volwassenen het bloed onder de nagels vandaan haalt, dingen waarmee je je ouders de stuipen op het lijf jaagt, dingen waarvoor je voor straf vijftig dagen binnen moet blijven. Niet dat ik zelf zo’n belhamel was: nadat de politie me op m’n vierde sommeerde me uit een zelfstandig beklommen boom te verwijderen, ben ik voor eeuwig een schijtlaars gebleven. Niet bepaald iets om trots op te zijn. Vandaar hierbij een welgemeende oproep aan alle Horstenaren onder de twaalf om mijn top 5 van Horster buitendingen die je voor je twaalfde gedaan moet hebben, vooral ook te doen. Hier komen ze:

5. Voetballen op plaatsen waar dit ten strengste verboden is. Heerlijk hengsten tegen de deuren van de garageboxen in de Norbertusparochie.
Of een partijtje doen op het hoofdveld van de plaatselijke voetbalclub. Dit laatste natuurlijk vooral als er even eerder een vers pak sneeuw is gevallen. 

4. Je na de jaarlijkse kindermarkt verstoppen op de bodem van de container die helemaal vol wordt gestopt met van de markt overgebleven spullen.  

3. Een kikker vangen in het Schuitwater of de Molenbeek, het beestje al z’n poten uittrekken en ’m door de brievenbus van je buurman gooien.

2. Illegaal blauwe bessen plukken bij Hayberries in Broekhuizen, B-Berry in Melderslo of Blauwebessenland in America, thuis over de blauwe bessen urineren en ze voor vijftig cent per zakje langs de weg verkopen.

1. Om de minuut een steentje gooien tegen een ruit van het politiebureau in Horst, waarbij het de kunst is om zo hard te gooien dat de ruit nét niet aan diggelen gaat.

Ik ben het helemaal met u eens als u zegt dat dit geen representatieve top 5 van Horster buitendingen is. Gelukkig kunt u daar zelf iets aan veranderen door mij vóór 15 september uw top 5 van Horster buitendingen te mailen. Mochten er inzendingen binnenkomen (de passiviteit van Horst-sweet-Horst-lezers kennende vrees ik het ergste), dan publiceer ik kort daarna een nieuwe, meer representatieve top 5 van Horster buitendingen.

Klein mysterie 367 – MTB-routes (1)

Van alle weblogs van Horster politici is dat van LeonLitjens verreweg het interessantste. Terwijl de meeste anderen hun weblog vooral benutten om hun mening over veel en van alles te spuien, gebruikt de wethouder het hoofdzakelijk om verslag te doen van z’n dagelijkse bestuurlijke bezigheden. Je leert er bijvoorbeeld uit dat het wethouderlijk bestaan grotendeels is gevuld met bijpraatuurtjes. Vlak ook de portefeuille-overleggen en stuurgroepvergaderingen niet uit. Mag saai klinken, de wethouder verkeert toch maar regelmatig in het gezelschap van lokale grootheden als Jan Nabben, Ger Driessen, Rudy Tegels en de Rabobankdirecteur. Ook niet te versmaden: staatssecretaris Bleker ontvangen.
Hoe boeiend dat inkijkje in de ontmoetingen en contacten van de wethouder ook is, dé grote aantrekkingskracht van z’n weblog zit ’m wat mij betreft toch vooral in het omfloerste. Want ook boeiende inkijkjes kennen hun grenzen. Dat leidt ertoe dat de wethouder grossiert in toespelingen en vaagheden en met meel in de mond praat. Drie recente voorbeelden:

‘Vanmiddag met de secretaris over allerlei ontwikkelingen bijgepraat.’

‘Vervolgens had ik een gesprek met een inwoonster over de persoonlijke gevolgen van de verkeerssituatie voor haar huis. Ik wilde dit verhaal horen omdat wij binnenkort een besluit moeten gaan nemen over die situatie.’

‘Met Ger Driessen, Rene van der Linden, Mark Verheijen en Stephan Satijn had ik een brainstormsessie over enkele toekomstige ontwikkelingen ten aanzien van Noord-Limburg.’ 

Voor liefhebbers en beoefenaren van speculeren, zoals ondergetekende, bieden zulke zinnetjes eindeloze mogelijkheden, heerlijk! Zou er soms heibel zijn binnen het ambtenarenkorps? Waar komen die nieuwe parkeerplaatsen waar die inwoonster last van krijgt? Gaat Noord-Limburg werkelijk een gooi doen naar de wereldtentoonstelling van 2020?
Vaak is het weblog van wethouder Litjens daarom interessanter om wat er niet staat dan om wat er staat. Vaak, maar niet altijd. Vorige week was er ineens nieuws. Bij mijn weten nog niet opgepikt door anderen, dus laat ik het dan maar doen. Het gaat om een overleg op 8 augustus: ‘Vervolgens had ik overleg met een inwoner die in de Schadijker Bossen MTB[mountainbike]-routes aan wil gaan leggen. Staatsbosbeheer wil hier aan mee gaan werken. In het gesprek is met name gesproken over hoe we hier handen en voeten aan kunnen gaan geven alsmede hoe je er uiteindelijk voor gaat zorgen dat we een dekkend netwerk krijgen en op welke wijze je deze routestructuur in de markt gaat zetten.’
Ja hoor, MTB-routes in de Schadijkse Bossen. Alsof er nog geen overschot aan routes is en alsof de Horster bossen al niet genoeg aan het verpretparkiseren zijn.
Er bovendien (mede) handen en voeten aan willen geven. Alsof hij niet enkele regels eerder het belang van zelfredzaamheid heeft benadrukt.
Een dekkend netwerk willen ontwikkelen en dat in de markt zetten. Alsof iets slechts waarde of belang heeft als het in de Heilige Markt gezet kan worden.
Tot overmaat van ramp werkt Staatsbosbeheer er ook nog eens gretig aan mee.
Ik roep de wethouder hierbij op de volgende keer maar weer wat minder expliciet te zijn, anders ga ik me nog ergeren ook. Dit bevalt me toch beter: ‘Daarnaast had ik een gesprek met een inwoner over een ruimtelijk ordeningsvraagstuk.’ 

Klein mysterie 366 – Hond (1)

Hoewel ze het meestal prima met me kunnen vinden, heb ik het niet zo op honden. Vooral niet op grote honden. En al helemaal niet op grote honden midden op een onverharde weg door een stil en donker bos. Toch gebeurde er niets toen ik vrijdagavond tegen half negen een grote bruine hond voorbij fietste die midden op de Grensweg, een ballastweg door de Paes, stond. Hij keek mij aan, ik keek hem aan en dat was het dan. Opgelucht fietste ik verder.
Na enkele honderden meters begon het te knagen. Was het niet vreemd, zo’n grote bruine hond helemaal alleen in een stil en donker bos terwijl het al bijna begon te schemeren? Hij zou toch niet door z’n baasje zijn achtergelaten? Of had ik z’n baasje over het hoofd gezien? Natuurlijk had ik z’n baasje over het hoofd gezien! Kon niet anders. Voor de zekerheid toch maar even teruggefietst.
Geen baasje, wel nog steeds de hond. Bek wagenwijd open en hijgend. Kwam niet naar me toe, rende ook niet voor me weg.
Wat te doen? Ik besloot een stuk door te fietsen en daarna nogmaals terug te gaan, in de hoop dat Brownie dan verdwenen zou zijn en daarmee tevens het dreigende probleem. IJdele hoop. Ook tien minuten later bevond hij zich nog altijd op dezelfde plek, nu zittend in de berm.
Ik moest iets. Maar wat? Politie bellen? De dierenambulance? Wacht, goddelijke ingeving: 114. Red een dier, bel één één vier. Dat ik daar niet eerder op was gekomen! Dit nummer is niet in gebruik. Kan niet waar zijn. Zou Dion Graus daar al weet van hebben? Nieuwe poging. Dit nummer is niet in gebruik. Wel godverdegodver. (Later blijkt dat 114 tussentijds is veranderd in 144; klik hier.)
Dan toch maar de politie bellen. ‘Ik sta hier in een stil en donker bos bij een hond waarvan ik vermoed dat ie door z’n baasje is achtergelaten.’
‘Heeft u ’m gevangen, meneer?’
‘Nee. En ik vermoed dat hij zich ook niet laat vangen.’
‘Dan kunnen we helaas niets voor u betekenen, meneer. Als u ’m vangt, schakelen wij de dierenambulance in. Tot ziens.’
Duidelijk. Dat ging dus niets worden. Met een schuldgevoel van hier tot gunder fietste ik terug naar huis.
‘Je zou ’m een emmer water kunnen brengen’, aldus M. die ik telefonisch verslag deed van het gebeurde. Hoewel het inmiddels bijna donker was, was dat in de gegeven omstandigheden inderdaad misschien maar het beste – voor de hond en voor mijn gemoedsrust. Met een emmer water op de achterbank (pas een dag later realiseerde ik me dat een lege emmer en een paar volle flessen water praktischer was geweest) reed ik terug naar de Grensweg. Brownie zat nog op z’n post, zag ik al van verre in het schijnsel van de koplampen.
Water! Daar had meneer wel belangstelling voor. Dat wil zeggen: pas nadat ik me op veilige afstand had begeven. Vangen zou er dus zeker niet bij zijn. Héél groot was z’n dorst nu trouwens ook weer niet: na een kwart liter hield ie het verder wel voor gezien, hoe ver ik me ook verwijderde. Ik wenste Brownie een goede nacht en reed terug naar huis.
De volgende ochtend begaf ik me weer naar de Grensweg. Geen hond meer te zien.
Iemand enig idee wat er van Brownie (na internetrecherche houd ik het op een Ierse setter) geworden is?

maandag 13 augustus 2012

Klein mysterie 365 – Niet poepen (2)

‘Ben jij die hondendrollen ook zo moe?’
‘Ze moesten ze tegen de muur zetten.’
‘De honden?’
‘Nee, de baasjes. Die honden zelf die weten niet beter.’
‘En als hondenmest nou nog maar ergens goed voor was.’
‘Nee, zelfs vleesetende planten groeien er niet beter door.’
‘Als we er eens iets aan deden?’
‘Maar wat?’
‘Een verbodsbord plaatsen?’
‘Veel te duur, man.’
‘Nee, ik bedoel geen officieel bord, maar zelf iets maken.’
‘Oh …’
‘Kijk hier, een mooie plank heb ik al.’
‘Nou de verf nog.’
‘Verf? Een dikke viltstift is goed genoeg.’
‘Wat zetten we erop?’
Verboden te poepen?’
‘Te lang.’
Niet poepen?’
‘Beter.’
‘Ok. Zo goed?’
‘Ja. Al is niet helemaal duidelijk dat het om hondendrollen gaat.’
‘Klopt. Zal ik er nog een hondendrol achter tekenen? Is nog ruimte voor.’
‘Lijkt me beter, ja.’
‘Zo goed?’
‘Mooie drol! Als je er nog een uitroepteken achter zet, is het wat mij betreft helemaal af.’
‘Of moet er nog een kruis door die drol? In Horst wonen veel analfabeten.’
‘Ja, zet er maar een kruis door, dan weet iedereen wat de bedoeling is.’
‘Niet poepen!’
‘Inderdaad. Of klinkt dat wat te onvriendelijk?’
‘Ik zou er nog a.u.b. voor kunnen schrijven?’
‘Doe maar, dan heeft niemand wat te mauwen.’
‘Toch blijven sommige mensen hardleers.’
‘Vertel mij wat.’
‘Dan zitten we nog steeds opgescheept met die drollen.’
‘Weet je, misschien moeten we dat voor zijn.’
‘Hoe dan?’
‘Er nog iets bij schrijven dat ze ze zelf op moeten ruimen.’
‘Briljant! Wat dacht je van of anders opruimen? A.u.b. niet poepen of anders opruimen.’
‘Prima.’
‘Dat komt er dan wel boven te staan, erachter is geen ruimte meer.’
‘Maakt niet uit.’
‘Zoiets?’
‘Perfect!’
‘Maar die analfabeten dan?’
‘Verrek, ja!’
‘Een plastic zakje aan de plank hangen?’
‘Goed idee.’
‘Maar laten we er dan wel meteen een drol in doen, dan is helemaal duidelijk wat we bedoelen.’
‘Het enige wat volgens mij toch nog een beetje onduidelijk is, is dat het om hondenpoep gaat.’
‘Wacht, dan schrijf ik er nog twee keer honden onder.’
‘En als je dan toch bezig bent, zet er dan ook nog maar iets over het opruimen bij. Bijvoorbeeld dat ze de drollen ook in een doos kunnen doen.’
‘Wat dacht je van honden (doos) opruimen?’
‘Niks meer aan veranderen, mooi zo laten.’
Ongeveer zo moet het zijn gegaan, met dat plankje met opschrift bij de volkstuintjes aan de Gastendonkstraat in Horst.

Intermezzo – Krangsum

Je hebt zo van die zaterdagen, dan zit alles mee. Zonnetje, VVV dat een punt pakt in een uitwedstrijd, Gerd Leers die zichzelf steeds meer in de nesten werkt, PSV dat verliest van RKC, de voorzichtige conclusie dat Henk Bleker Horst heeft aangedaan zonder al te grote schade aan te richten (naar verluidt zakte hij slechts door een bank), Olympische Spelen die bijna ten einde zijn zodat we weer voor vier jaar zijn verlost van mallotige sporten waarvan iedereen ineens de mond vol heeft louter omdat er een halvegare Nederlander aan meedoet. Zo’n zaterdag dus.

Ter verhoging van de feestvreugde besloot ik een rondje te gaan fietsen in het gebied tussen Meerlo, Blitterswijck, Ooijen, Broekhuizenvorst en Swolgen. Nauwelijks tien kilometer verderop, desondanks onontgonnen terrein voor mij, deze oude Maasarm.

En zoals dat gaat met onontgonnen gebieden op zaterdagen waarop alles meezit deed ik een prachtige ontdekking. Een bankje. Een desolaat bankje. Een desolaat bankje met opschrift zelfs. De geheide nummer 1 in een toekomstige top 5 van desolate Horster bankjes met opschrift.
Wat er nu zo prachtig is aan deze ontdekking? In de eerste plaats dat het een ontdekking is. Ik ging niet doelbewust op zoek naar een mooi bankje, nee, het overviel me, het kwam gewoon op m’n pad.
Dan dat ‘krangsum’. Vertaald voor niet-dialectsprekers: ‘verkeerdom’. Had er evenwel ‘verkeerdom’ op dat bankje gestaan, dan had ik het waarschijnlijk met een welgemikte trap naar een andere wereld geholpen. Te gemaakt, effectbejag. Dit in tegenstelling tot ‘krangsum’: nuchter met een knipoog. Sowieso een veel mooier woord dan verkeerdom.
Verder is er nog de vanzelfsprekendheid van dat ‘krangsum’. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld is dat dit bankje op deze plek uitgerekend die naam heeft gekregen. Een verklarend tekstbordje had hier slechts schade aan kunnen richten. Zonder bordje laat de bank ruimte open voor vragen en eigen interpretatie en dat maakt het wel zo spannend.
Wat me er ten slotte ook wel aan bevalt, is de eigenwijsheid, of letterlijk dwarsheid. ‘Iedereen zegt dat een bankje evenwijdig aan een pad hoort te staan? Dan doe ik daar lekker niet aan mee. Ik ben verdorie oud en wijs genoeg om zelf m’n positie te kunnen bepalen.’
Is er dan helemaal niks mis met het bankje? Toch wel: die aanhalingstekens. Maar op zo’n zaterdag ben je bereid zelfs dergelijke ongein voor lief te nemen.

Intermezzo – Uitzetting

Deze week raakte in gesprek met S. S. is een in Horst aan de Maas werkzame seizoenarbeider die samen met een groot aantal beroepsgenoten met uitzetting wordt bedreigd. Een monoloog.

‘Al vele jaren brengen we met enkele duizenden de zomer door in Horst aan de Maas. Werken van zonsopgang tot zonsondergang, uitbetaald krijgen in natura en slapen onder de sterrenhemel op het perceel van de baas. Allemaal onverzekerd. Leuk is anders, maar je moet wat.
Populair zijn we nooit geweest. Toch werden we lange tijd getolereerd. Waarschijnlijk omdat we nuttig werk verrichten en misschien ook wel omdat we vrij muzikaal zijn. In het begin was het zelfs zo dat we op enkele werkplekken werden onthaald met saluutschoten. Op andere plaatsen kregen we ter verwelkoming soms cd’s aangeboden. Niet dat we daar veel mee deden: we zijn meer muziekmakers dan luisteraars. Maar goed, het gaat om het gebaar.
Geleidelijk is dat veranderd. Mensen begonnen zich over ons te beklagen. Als het daarbij was gebleven, hadden we daar best mee kunnen leven. En ik ben de eerste om toe te geven dat we heus niet allemaal lieverdjes zijn. Maar je kunt ook te ver gaan. Nota bene onder werktijd werden we met quads achtervolgd. Je schrikt je het apezuur van die dingen. Van werken kwam na zo’n achtervolging weinig meer terecht. Toch is dat nog niets vergeleken bij wat er daarna gebeurde: onze eigen werkgevers begonnen op ons te schieten! In alle openheid, op klaarlichte dag, in het wilde weg! En de politie maar stommetje spelen! Stel je eens voor!
Blijkbaar wilden ze van ons af. Maar dat hadden ze toch ook gewoon kunnen zeggen? Wij zijn altijd in voor een goed gesprek. Nu was het oorlog. Want ook wij hebben onze trots. Als we bedreigd worden, vormen we één front. Hoe meer doden er vielen, hoe meer versterking we kregen. Uit alle windstreken kregen we steun.
Op een gegeven moment zagen onze bazen ook wel in dat ze de strijd op deze manier nooit zouden winnen. En nu hebben ze dus iets anders bedacht: uitzetting. Met honderden tegelijk worden we gevangen genomen, in grote kooien gestopt en bij Vaals over de grensgezet. Precieze aantallen moet je maar aan de minister vragen. Of anders aan de gedeputeerde, die vindt het ook allemaal prima.
Ongehoord allemaal als je het mij vraagt. Laat ik nou altijd hebben gedacht dat Nederland een rechtstaat was. Mooi niet. Deze zomer loopt al op een eind, maar uitgezet of niet, volgend jaar komen we terug. In nog groteren getale. Eén ding geef ik je op een briefje: onze wraak zal zoet zijn.’
En weg vloog S. om zich weer aan z’n seizoenarbeid te zetten. Voor zo lang het nog duurt.

maandag 6 augustus 2012

Klein mysterie 364 – Cols

Na m’n eindexamen heb ik, om de extra lange zomervakantie wat te bekorten, een kleine twee maanden in de wegenbouw gewerkt. Lange dagen, hard werken, markante beroepsgenoten. Plus het gevoel van voldoening godvergeten oorden als Linne, Kelpen en Stramproy toch een stapje verder in de beschaving te hebben gebracht (als ik dergelijke dorpen nu nog wel eens met een bezoek vereer staat de lokale fanfare me dan ook steevast al op te wachten).

Een van m’n collega’s van destijds, Piet H., was iemand met een licht filosofische inslag. Terwijl we in de moordende hitte samen ergens (was het nu in Asenray of in Boukoul?) de voor een nieuw wegdek noodzakelijke voorbereidingen aan het treffen waren, merkte Piet ineens plompverloren op hoe het in de toekomst toch verder moest met die asfaltlagen. Niet begrijpend staarde ik ’m aan. Waarop hij verduidelijkte dat wegen ooit dijken zouden worden als men nieuwe asfaltlagen telkens maar op de oude bleef aanleggen. Inderdaad iets waar je vragen bij kunt stellen. Maar vergeleken met voedselschaarste, de kloof tussen arm en rijk en de uitputting van de natuurlijke hulpbronnen leek dit me een net iets minder urgent probleem. Ik deed er verder het zwijgen toe en concentreerde me weer op m’n zegenrijke werk voor Asenray of Boukoul (of was het toch Asselt?).

Pas deze week, drie decennia later, realiseerde ik me hoezeer ik Piet destijds tekort heb gedaan door z’n opmerking niet helemaal serieus te nemen. Bij de aanblik van het onlangs van een verse asfaltlaag voorziene Peeldijkje (dat de Herenbosweg met de Tienrayseweg verbindt) begon het me ineens te dagen.
De automobilist zal het waarschijnlijk niet opvallen, de fietser of wandelaar des te meer. Wordt hij of zij de berm ingedrukt, dan wacht hem of haar a hell of a job om weer terug op het asfalt te geraken. Gewapend met een Samsom schoollineaal heb ik het nagemeten: op sommige plaatsen bedraagt de kloof tussen wegdek en berm maar liefst zestien centimeter.
Stijgingspercentages van om en nabij de honderd zijn geen uitzondering. De Grand Canyon verbleekt erbij. Hier zijn cols ontstaan die voor het merendeel van de tegenwoordige generatie Nederlandse Tour de Francerenners een te zware opgave zouden zijn.
Nu weet ik wel: die bermen worden binnenkort weer opgehoogd. Op een enkele plaats langs het Peeldijkje is dat zelfs al gebeurd.
Maar hoe moet dat met die rammelstroken?
En vooral: hoe is de aanblik als we tien asfaltlagen verder zijn? Piet H. indachtig: worden wegen inderdaad dijken? Bergen zelfs? Zo komen die Nederlandse bergen van Thijs Zonneveld er gewoon zonder dat hij er zelf iets voor hoeft te doen. Wen er maar vast aan: Peeldijkje in plaats van Alpe d’Huez.