Mild gekruid

maandag 18 november 2013

Ingezonden – De witte kont van de broeikas aan de Hofweg

Het moet niet te gek worden: alwéér een ingezonden bijdrage. Zo wordt het nog eens wat. Het stukje is ditmaal van Jan Duijf (voor alle duidelijkheid: die uit de Kloosterstraat in Horst en dus niet die van Cambrinus) – waarvoor dank. Reacties zijn zoals altijd welkom, net als nieuwe ingezonden bijdragen. 

De witte kont aan de Hofweg is. En staart ons recht in het gezicht. En laat elke keer als je haar passeert een gore en vies stinkende scheet recht in je smoel.
Als u een lezer bent met taalgevoel en een taalspelletjesliefhebber, dan volgt u mij nu zonder dralen, en zegt u drie keer, drie maal achter elkaar: ‘broeikaswand’. Met telkens de nadruk op de eerste lettergreep. Het is de uitdaging en de kunst om te huppen van de verliefde, via de onverschillige, naar een pissige toon. Dat biedt de beste garantie voor een optimaal taalgenot. Persoonlijk heb ik een lichte voorkeur voor de kwaaie uitdrukkingsvorm van het woord ‘broeikaswand’. Nauwelijks bijgekomen van de volstrekt logische samenstelling van het woord, en zijn verpletterende visuele indruk, krijg ik het ternauwernood uit mijn strot. Persen past in zijn ritmiek prima bij de tot het staccato uitnodigende woordklank: broei-kas-wand. De beloning is des te groter als het dan toch lukt: verbijstering en verplettering verenigd in een samensmelting van klank en ritme. Een diepe ontroering is dan mijn deel.
Ik respecteer, nee: bewonder; de mensen op de schrale zandgronden die zo capabel zijn om de nodige vruchten (en bloemen) te plukken van een slimme vorm van klimaatbeheersing. De glastuinderij houdt de regen, hagel en sneeuw buiten en de hagelkruizen kunnen worden opgeborgen in de monumentenzorg.
Mijn kinderen hebben gelukkig allemaal de luxe van het werken in de kas mogen ervaren: voor hen geen bittere koude of helse regenbuien op de aardbeienplak. Zij kennen geen rugkrommend delven van wit goud.
De valse romantiek van het Aardbeienland kan mij niet bekoren. Bij ons op de plak kregen we geen pannenkoeken of aardbeienijs. Laat staan een lekker pilsje. Het was hard aanpoten.
Ja, de tuinbouw achter glas betekent in meerdere opzichten een verlichting.
Tot op de dag van vandaag ben ik nieuwsgierig naar broeikasproducten. Ik wierp altijd een spiedende blik door het broeikasglas om te kunnen genieten van een kleurrijk mozaïek van knalrode, -gele of -groene paprika’s, de tros- en lekkere tomaten, de harige augurken en handgemaakte gerbera’s. Ik hoop vooral, en telkens weer, een glimp op te kunnen vangen van de tijdloze en romantische rode roos. Maar, die broeikas hoort helaas bij het verloren landschap van mijn jeugd. De moderne broeikaswand is ondoorzichtig wit. Ik mag geen groente- of bloemengluurder meer zijn.
De agrarische lobby is groot voorstander van de zelfgroeiende broeikas. Voor sommigen is de kont van de moderne, grote broeikas als een oogverblindend blinkende witte parel in een verder saaie omgeving van eeuwig groen. Volgens deze vernieuwers moet je de driehonderd meter lange, en vijftien meter hoge, witte rechthoek aan de Hofweg hoogstens verstoppen achter een gesubsidieerde boom of een door Europa betaalde heg. Ze zijn te beroerd om daar werk van te maken. De gemeente steekt geen vinger uit.
De witte kont aan de Hofweg is. En staart ons recht in het gezicht. En laat elke keer als je haar passeert een gore en vies stinkende scheet recht in je smoel. 

1 opmerking:

  1. Na lang turen naar de witte broeikaswand begint het stilleven aan de Hofweg te bewegen als de schilderwerken van Marc Rothko

    BeantwoordenVerwijderen