Mild gekruid

donderdag 13 oktober 2016

Intermezzo – Schrijfwedstrijd (12) / De onbekende vrouw

Helaas alweer de laatste van de zeven inzendingen voor de Horst-sweet-Horst-schrijfwedstrijd. Het betreft ‘De onbekende vrouw’, ingezonden door Willem de Kievit (kijk voor de zes andere verhalen en voor meer informatie over de schrijfwedstrijd in de balk rechts naast dit verhaal onder het kopje ‘Schrijfwedstrijd’).
De onbekende vrouw

Na enkele jaren van teloorgang kent de Horster kermis dit najaar weer een heuse opleving. Daar waar voorgaande jaren de Horstenaren de kermis steeds vaker links lieten liggen weet een aantal nieuwe attracties het publiek opnieuw naar zich toe te trekken.

De verleidelijk geschreven recensie over ‘de vernieuwde Horster kermis’ op blogspot HSH heeft mij nieuwsgierig gemaakt om met eigen ogen te gaan aanschouwen hoe bijzonder de vernieuwde kermis is. Op zaterdagavond, na het achtuurjournaal, maak ik mijn gebruikelijke maar variabele rondje met Wodan en wandel via het Amaliaplantsoen en de Schoolstraat richting Wilhelminaplein. Hoe dichter ik het centrum nader hoe rumoeriger en drukker. Ter hoogte van het voormalige gemeentehuis doemt een vervaarlijk zwiepende Swingjumbo op. Daarnaast ontwaar ik meteen al de mysterieuze nieuwe attracties. Boven de met wit, geel en groen gekleurde lampen getooide tenten lees ik Oleg uit Omsk, Presitent en De onbekende vrouw. Alsof Wodan weet wat mijn doel is loodst hij mij behendig door de mensenmenigte naar de drie sultaneske tenten. Omdat de wachtrijen bij Oleg en de Presitent ontbreken besluit ik aan te sluiten bij de rij wachtende kermisgangers voor De onbekende vrouw. In de langzaam voortschuifelende rij heb ik de gelegenheid te bekijken wie er allemaal uit de tent komt. Zo zie ik een vooraanstaand lokaal politicus proberen, nadat hij uit de tent is gekomen, weer vooraan in de wachtrij zich ertussen te wurmen.

Als ik zelf eenmaal in de tent van De onbekende vrouw ben aanbeland raak ik vrijwel direct gedesoriënteerd door de vele spiegels en gordijnen. De vier anderen die tegelijk met mij naar binnen mochten zijn nergens meer te bekennen. Mijn ogen moeten wennen aan het duister en Wodan schikt zich in z’n rol als geleidehond en leidt mij langs een liggende staande klok zonder tijd, langs en door een van een tafel oprijzend biljartlakenachtig groen gordijn. En dan zit ze daar opeens. Op een klein podium, in een bontjas op een hoge stoel. Haar handen ontspannen op haar met bont bedekte bovenbenen. Een ritmisch zoemend geluid dat van alle kanten lijkt te komen, lijkt haar handen te doen kunnen laten zweven. Als de achter haar overdreven bewimperde oogleden schuil gaande zachtgroene ogen zich dan aan mij openbaren verkeer ik een moment in een tijdloos en eindeloos universum waarbij het ritmisch zoemende geluid mij warm in zich opneemt. Het volgende moment zie ik op het kleine podium twee slanke benen en een stukje bontjas onder Wodan tevoorschijn komen. ‘Sodeju’, zeg ik in mijzelf; ‘dát kán ni de bedoeling ziên.’ Ik voel de lus van de riem nog in mijn rechterhand, sta op en maak mij zo snel mogelijk uit deze ongemakkelijke situatie uit de voeten. Terwijl we in het schemerdonker zigzaggend door gordijnen ons naar buiten spoeden spreek ik Wodan streng toe ‘Ge got toch ni zoëmá óppe slup ván en vremde vrouw zitte?’ Als we dan een fractie later buiten staan ontdek ik tot mijn ontsteltenis dat het niet Wodan is die ik aan de lijn heb …

Willem de Kievit

Geen opmerkingen:

Een reactie posten