Mild gekruid

donderdag 28 april 2022

Intermezzo – Aldi (4)

Drie weken geleden vroeg ik lezers om verdere informatie over het pand in de Loevestraat dat oorspronkelijk zuivelfabriek St. Lambertus herbergde en daarna achtereenvolgens ketelfabriek Hocon, autogarage Janssen en supermarkt Aldi. Die oproep (klik hier) leidde tot drie mooie reacties.


Van Mart van den Munckhof ontving ik de vijf geweldige foto’s die dit stukje sieren. De enige context die Mart bij de foto’s wist te verschaffen was dat hij ze had gevonden in de papieren van z’n twee jaar geleden overleden vader. Op bovenstaande foto staan achterop twee stempels: ’10 mei 1954’ en ’30 mrt 1956’. 1954 of 1956? Afgaand op de vrachtwagen uiterst rechts op de foto zou ik denken in elk geval ergens in de jaren vijftig.


Of de foto’s van melkboer, melkkar en melkpaard eveneens uit de jaren vijftig dateren? Zou kunnen. Maar als iemand zou zeggen ‘jaren dertig’ zou ik het ook geloven. Vast staat dat ze op het Wilhelminaplein zijn gemaakt: op één foto is (rechts) nog net een fragment van het postkantoor te zien. De twee andere foto’s zijn gemaakt voor het pand waarin nu Blok 10 is gevestigd. Iemand misschien enig idee wie de melkboer is?


Van Jan Janssen ontving ik een verslag van een op 13 maart 1957 gehouden vergadering van coöperatieve zuivelvereniging Noord-Limburg. Daarin kwam de sluiting van de melkfabriek aan de orde:
‘Behalve het feit dat de nieuwe melkinrichting in Venlo (…) groot genoeg is om de hele productie van Horst over te nemen, heeft mede een rol gespeeld het feit dat de vermindering in de aanvoer van boerenmelk in Horst niet enkel een tijdelijk verschijnsel mag worden genoemd, maar wel degelijk een verschijningsvorm is van een pertinente structuurverandering. Een verdere terugloop van de boerenmelkaanvoer vanuit het gebied Horst ligt dan ook in de lijn der verwachtingen. (…) Het plan is nu dan ook om zodra het bedrijf in Venlo in werking zal zijn getreden (…) over te gaan tot het overbrengen van de gehele aanvoer en verwerking van de Horster melk naar Venlo.’

Jan voegde hier nog aan toe dat de melkproductie een jaar later naar Venlo werd verplaatst, maar dat delen van het complex daarna waarschijnlijk nog zijn gebruikt voor opslag van melkproducten.


Na de stillegging van de melkproductie nam ketelfabriek Hocon zijn intrek in het pand. Van Wiel Keijsers ontving ik hierover de volgende informatie:

‘In het woonhuis dat vroeger achter de Aldi stond woonde, eind jaren ’50, begin jaren ’60, de familie Vullings, eigenaar van de ketelfabriek e.d. Begin jaren ‘60 verhuisden bedrijf (met de naam Hocon) en familie naar de Industriestraat. Eigenaar Ger Vullings was nogal klein van postuur en werd daarom ‘Girke’ genoemd. Hij was in die tijd ook lid van de brandweer in Horst.’


Mart, Jan en Wiel: zeer hartelijk dank voor jullie foto’s en informatie! Reacties blijven welkom via horstsweethorst@gmail.com

woensdag 27 april 2022

Intermezzo – Ooijen-Wanssum (2)

Schrijf over boeren en je bent verzekerd van respons uit agrarische hoek. Vorige week schreef ik (klik hier) dat het me niet raadzaam leek het natuurbeheer in het gebied Ooijen-Wanssum in handen te geven van boeren. Omdat boeren nu eenmaal boeren zijn en geen natuurbeheerders – voor brood ga je doorgaans ook naar de bakker en niet naar de slager.


Inderdaad stroomden de reacties binnen. ‘Ik denk dat de boeren in het verleden altijd aan natuurbeheer hebben gedaan.’ ’De boeren hebben al eeuwen bewezen dat ze meer verstand hebben van natuur dan Staatsbosbeheer.’ ‘Agrariërs zijn zeker wel in staat om een gebied goed te beheren.’ Enzovoort.


Zoals altijd is het óók een kwestie van definitie. Van Dale definieert natuur als ‘wat de mens om zich heen ziet en wat beschouwd wordt als nog niet door de mens gewijzigd’. Als er één beroepsgroep is die door de eeuwen heen juist wel heeft gewijzigd ‘wat de mens om zich heen ziet’, dan zijn het wel boeren. Opgelet, potentiële reaguurders, dit is een constatering en geen veroordeling: de noodzaak voor de mens om voeding tot zich te nemen houdt automatisch in dat de mens ingrijpt in ‘wat de mens om zich heen ziet’.


Toch zou je kunnen zeggen dat natuur en cultuur eeuwenlang min of meer in balans waren. De introductie van kunstmest, ruim een eeuw geleden, heeft alles veranderd. Sindsdien is de landbouw steeds grootschaliger en intensiever geworden. Dit ging ten koste van natuur, ook als je natuur wat ruimer definieert dan Van Dale. De biodiversiteit is er minder op geworden, het milieu slechter, het landschap onaantrekkelijker. Meer monoculturen, verarming en uitputting van de grond, een veel minder gevarieerde flora en fauna, meer stikstof, grotere en zwaardere machines, immense bedrijfsgebouwen. Je hoeft maar om je heen te kijken om te zien dat deze ontwikkeling ondanks groeiende weerstand nog steeds geen halt is toegeroepen.


Allemaal de schuld van boeren? Nee, de schuld van ons, mensen, de maatschappij. Boeren voeren uit wat wij, de maatschappij, van ze vragen. En onze vraag leidt doorgaans tot aantasting van natuur. In het geval Ooijen-Wanssum betreft onze vraag nu voor de verandering eens geen aantasting van natuur, maar beheer van natuur. Ineens gaan we boeren vragen iets te doen dat indruist tegen hun natuur. Ik blijf het vreemd vinden dat juist de aantasters van natuur de eerst aangewezenen zouden zijn om natuur te beheren. Sowieso heeft natuur in de strikte betekenis van het woord helemaal geen beheer nodig. Echte natuur beheert zichzelf. Natuurbeheer is een correctie van de mens op de gevolgen van het handelen van de mens ten behoeve van de mens.

Een ingedikte versie van dit stukje verscheen vandaag in Via Horst-Venray.

vrijdag 22 april 2022

Intermezzo – Ooijen-Wanssum (1)

‘Ik was niet betrokken bij de deal, maar ik heb wel betrokkenheid gehad’, zei minister Hugo de Jonge op 7 april in het Kamerdebat over de zogeheten mondkapjesdeal. Nog geen 24 uur later deed Herman Nijskens, Statenlid namens de VVD, in de vergadering van Provinciale Staten van Limburg, Hugo de Jonge nog eens dunnetjes over: ‘In de lijst met toezeggingen staat het niet maar het is toegezegd.’ Dit nadat hij eerder had gerept van ‘Toezeggingen of in elk geval verwachtingen die zijn gewekt’.


Nijskens voerde het woord over het natuurbeheer in het gebied Ooijen-Wanssum. U weet wel, die gereactiveerde Maasarm. Ik heb nooit geloofd in maakbaarheid van natuur. Toch moet ik eerlijk bekennen dat de twijfel heeft toegeslagen sinds ik geregeld in het gebied Ooijen-Wanssum vertoef. Een karakterloos landschap is hier in enkele jaren omgetoverd in een paradijsje. Vijfhonderd hectare groot en het is er allemaal: bijzondere planten, zeldzame dieren, kleinschaligheid afgewisseld met majestueuze vergezichten.


Staatsbosbeheer is de tijdelijke beheerder van het gebied. Staatsbosbeheer leek ook de permanente beheerder te worden. Totdat Herman Nijskens op 8 april de zaak ineens kwam verpesten. Samen met het CDA, Forum voor Democratie, PVV, Lokaal-Limburg en SVL riep hij het provinciebestuur op het beheer van het gebied in handen te geven van lokale boeren. Op grond van eerdere toezeggingen. Of gewekte verwachtingen. De motie van Nijskens en consorten kreeg een ruime meerderheid. Nu is het woord weer aan het provinciebestuur.


Vreemde zaak. Ooit hebben boeren hun landbouwgrond verkocht aan de provincie voor de ontwikkeling van gebied Ooijen-Wanssum. Waarom zouden diezelfde boeren dan nu ineens beheerders van een natuurgebied moeten worden? Boeren is toch iets heel anders dan natuur beheren? Bovendien ligt het gevaar van versnippering levensgroot op de loer als boeren elk voor zich verantwoordelijk worden voor het natuurbeheer van een klein stukje van het gebied. En dat terwijl het gebied de afgelopen jaren nu juist zo’n mooie eenheid is geworden.


Verder is het maar de vraag in hoeverre de huidige natuurwaarden gegarandeerd zijn als Nijskens en consorten hun zin krijgen. Het huidige natuurdoeltype (een van de vreselijkste woorden die ik ken) voor het gebied is ‘rivier- en moeraslandschap’. Tijdens de raadsvergadering van de gemeente Horst aan de Maas verzekerde wethouder Eric Beuskens (Essentie) afgelopen dinsdag: ‘Uitgangspunt is het beheerprofiel dat daar is neergelegd, namelijk moerasgrond en rivierenlandschap. Er worden dus geen concessies gedaan aan de natuurwaarden die we daar willen bereiken.’ Maar in de door Provinciale Staten aangenomen motie van Nijskens staat nu juist expliciet vermeld dat dit natuurdoeltype eventueel ook kan worden aangepast in ‘agrarisch natuurbeheer’. Natuur, maak je borst maar nat.

Een kortere versie van dit stukje verscheen afgelopen woensdag in Via Horst-Venray.

woensdag 20 april 2022

Intermezzo – Kasteelruïne (2)

I
Ik ontving een mail van Roel van den Bekerom: ‘Naar aanleiding van je artikel over de oude kasteelruïne heb ik in mijn archief gezocht. Ik heb heel veel foto's gemaakt in 2002-2003 toen de kaalslag is begonnen. Ook van ervoor. Als je wil kan ik je die doorsturen.’ Heel graag natuurlijk! Alle foto’s bij dit stukje komen dan ook uit de collectie van Roel. Waarvoor eeuwige dank!


II
Ik schreef maandag (klik hier) dat ik me nog uit mijn jeugd herinnerde hoe fantastisch de ruïne van kasteel Huis ter Horst erbij lag in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw. Foutje, zo blijkt uit de foto’s van Roel: de ruïne was tot en met 2002 een plaatje.


III
Ik besloot nog eens te bladeren in Huis ter Horst een toekomst voor een ruïne, het verslag van een in 1995 gehouden studiedag over de toekomst van de ruïne. Zomaar wat citaten:

‘Het “laten liggen en afblijven” is het meest ruïne-vriendelijk.’

‘Een ruïne is vaak beter beschermd als ze onder de grond zit. Vaak blijkt dat er pas problemen rondom ruïnes ontstaan als ze worden opgegraven.’

‘Bij het restaureren van ruïnes zal er, jammer genoeg, blijvend sprake zijn van een ad hoc-beleid. Uiteindelijk zal er een compromis ontstaan, dat voor alle partijen onbevredigend zal zijn.’


IV
Ik luisterde gisteravond naar de voorbereidende raadsvergadering van de gemeente Horst aan de Maas. Ik hoorde verantwoordelijk wethouder Han Geurts (CDA) over de ruïne zeggen (klik hier en ga naar 1.51.15 minuten): ‘De provincie kijkt niet naar wat voor extra leven er is gebracht. Ik vind het belangrijk dat de geschiedenis wordt verteld. Daarvoor heb je een ruïne nodig die gebruikt kan worden. Het is belangrijk om je erfgoed te gebruiken om het verhaal te vertellen waar we als gemeente vanaf komen. Dat is ook de functie van erfgoed. Als het puur gaat om het behoud van de stenen gaat het heel veel geld kosten en levert het weinig op. Dus laten we het vooral inzetten om meerwaarde te creëren voor onze inwoners.’


V
Ik werd moedeloos van de woorden van de wethouder. ‘Geld’, ‘meerwaarde’, ‘erfgoed gebruiken’, ‘extra leven’, ‘behoud van de stenen levert weinig op’: de totale ontkenning dat iets ook een intrinsieke waarde kan hebben. Is het dan soms niet ‘belangrijk dat de geschiedenis wordt verteld’? Jazeker wel! Maar daarvoor hoeft de geschiedenis toch geen geweld te worden aangedaan?  


VI
Ik besefte dat het niet eerlijk is de huidige wethouder alleenverantwoordelijk te maken voor de kermis die is ontstaan. Hij staat in een lange lijn van Horster bestuurders die de kermis hebben opgetuigd en aangekleed.


VII
Ik vroeg me af of de ruïne nog wel een ruïne valt te noemen na alles dat er de afgelopen twintig jaar aan is gebeurd. Ik kwam tot de conclusie dat dat niet het geval is. Een kasteel dan? Ook niet. Wat dan wel? Een aanzet tot een namaakkasteel. 


VIII
Ik las bovenstaande citaten uit het verslag van de studiedag in 1995 nóg een keer:
- ruïne laten liggen en afblijven: niet gebeurd;
- problemen ontstaan pas als een ruïne wordt opgegraven: gebeurd;
- restauratie leidt tot ad hoc-beleid: gebeurd;
- restauratie leidt tot een onbevredigend compromis voor alle partijen: gebeurd.


IX
Ik bladerde nogmaals door datzelfde verslag van diezelfde studiedag en zag ergens staan: ‘Hoe minder authentiek de ruïne, hoe meer er mee gedaan kan worden.’


X
Ik vroeg me af of dat misschien wel de achterliggende bedoeling is geweest de afgelopen twintig jaar: de ruïne steeds minder authentiek maken zodat er steeds meer mee gedaan kon worden.

maandag 18 april 2022

Intermezzo – Kasteelruïne

Ouder worden heeft nadelen. Maar ouder worden heeft ook voordelen. Zo heb ik het geluk dat ik me nog uit mijn jeugd herinner hoe het eeuwenoude kasteel Huis ter Horst erbij lag in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw. Namelijk als een fantastische ruïne.


Ik zie het nog zo voor me: een restant van een toren waarop een boom groeide en voor de rest wat afgebrokkelde muren, wilde begroeiing en vooral veel hoge bomen, ik vermoed populieren. Een idylle, het meest romantische plekje van Horst. Ontoegankelijk voor publiek, wat het voor opgeschoten jongeren natuurlijk tot een uitdaging maakte om toch toegang te krijgen.


In Engeland zouden ze een moord doen voor zo’n ruïne. Hier, in Horst, was het niet goed genoeg. Het kasteel moest in oude glorie worden hersteld. Hoe en waarom precies bleef onduidelijk. Deskundigen waarschuwden: bewaak de grens tussen gebruik en misbruik van de restanten van het kasteel, doe alleen het hoogst noodzakelijke en blijf verder zoveel mogelijk met je tengels van die ruïne af. En wat gebeurde? Precies het tegendeel: de grens tussen gebruik en misbruik werd grotelijks overschreden, er werden voornamelijk niet-noodzakelijke dingen gedaan en Jan en alleman zat met z’n tengels aan de ruïne.


De fantastische ruïne uit mijn jeugd heeft plaatsgemaakt voor een bespottelijk allegaartje, een kermis, ik kan het niet anders zeggen. Romantiek is er ver te zoeken. Historie heeft moeten wijken voor folklore. Karakter is verworden tot slappe hap. Functioneel moest het allemaal worden, een toeristische attractie die Horst op de kaart zou zetten. De inkt van het ene onhaalbare plan was nog niet opgedroogd of het volgende luchtkasteel werd alweer gebouwd. Aan enthousiaste vrijwilligers geen gebrek, aan visie en kundige bestuurders des te meer.


En nu zitten we met de gebakken peren. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed liet enkele jaren geleden al doorschemeren dat de ruïne haar status als Rijksmonument wel eens zou kunnen verliezen; archeoloog Xavier van Dijk heeft al enkele malen alarm geslagen; de Erfgoedwet is overtreden en de provincie Limburg heeft de gemeente Horst aan de Maas onder toezicht geplaatst als het gaat om de ruïne.  


In De Limburger beklaagde bestuurslid Jos Jenniskens van stichting Kasteel Huys ter Horst zich afgelopen week over alle kritiek: ‘Onze vrijwilligers werken zich uit de naad. Het wordt tijd dat ze een schouderklopje krijgen, in plaats van dat er steeds wordt geroepen dat er dingen fout gaan.’ Jos heeft het volste gelijk: inderdaad verdienen die vrijwilligers een schouderklopje voor al het werk dat ze doen. Wat Jos alleen vergeet te zeggen is dat de bestuurders, de mensen die het voor het zeggen hebben, een schop onder hun kont verdienen omdat ze de vrijwilligers opzadel(d)en met de verkeerde opdrachten. 


In hetzelfde artikel in De Limburger komt ook Han Geurts, wethouder van monumentenzorg en cultureel erfgoed, aan het woord. Hij geeft de provincie van onderuit de zak. Over het verwijt van de provincie dat de gemeente niet heeft ingegrepen toen er historisch waardevolle muren werden gesloopt zegt Han: ‘De provincie ziet dit te zwart-wit. Ze reageren enkel op klachten, maar zien niet hoe mooi vrijwilligers het kasteel in twintig jaar tijd hebben gemaakt. Het was een ruïne. Nu is het de populairste trouwlocatie van Horst aan de Maas. De geschiedenis van Horst wordt er verteld. Dat vind ik belangrijker dan een stapel stenen.’


Han betitelt historisch waardevolle muren, belangrijk cultureel erfgoed, als ‘een stapel stenen’. Wat feitelijk juist is. Zoals De Nachtwacht feitelijk ook een zooitje verfklodders is. En de Negende van Beethoven feitelijk een hoeveelheid noten is. En de Bijbel feitelijk een opeenstapeling van papier is. En de Atlantische Oceaan feitelijk een verzameling waterdruppels is. En wethouders feitelijk soms ook de weg kwijt kunnen zijn. Of zie ik het nu te zwart-wit?

Bron van de twee eerste foto’s: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort / Documentnummers 302.816 en 302.818

donderdag 14 april 2022

Intermezzo – Wandelmijmeringen

De zondag doet zijn naam eer aan. Ik maak een wandeling. Ik loop langs de Kabroeksebeek. Een koppel eenden vliegt op. Honderd meter verderop strijken de eenden weer neer in de beek. Ik loop verder langs de beek. Als ik de eenden tot op enkele meters ben genaderd, vliegen ze opnieuw op. Weer strijken ze honderd meter verderop neer in de beek. Enzovoort. Ik heb te doen met de eenden. Ik gun de eenden de tegenwoordigheid van geest om weg te vliegen tegen mijn looprichting in. Het zou hen een hoop gedoe besparen. Zou ik die tegenwoordigheid van geest wél hebben als ik een eend zou zijn? Uitgesloten.


Moet ik de eenden niet langer opjagen en me omdraaien? Is dat niet net iets teveel eer voor de eenden? Of kun je eenden niet genoeg eer bewijzen? Of breng ik onrust in andere eendenlevens door me om te draaien? Ik kies voor een pragmatische oplossing: ik laat de beek links liggen. Ik loop nu langs een verharde weg, richting America. Koppeltjes mensen op de fiets passeren me. Allemaal koppeltjes op leeftijd. Zoals altijd vraag ik me af waarom mensen van boven de pensioengerechtigde leeftijd uitgerekend – en waarschijnlijk ook uitsluitend – op zondagmiddag gaan fietsen. Een van generatie op generatie ingesleten patroon? Dwangmatig fietsen op zondagmiddag? Zoiets. Zou ik, als ik de pensioengerechtigde leeftijd ben gepasseerd, ook uitgerekend en uitsluitend op zondagmiddag gaan fietsen? Uitgesloten.  


In de verte lonkt America. Ik loop voorbij een setje van drie verkeersborden boven elkaar. Het middelste bord is rond. Het verbiedt gemotoriseerd verkeer om door te rijden. Het onderste bord is rechthoekig. Het zegt dat tractoren zijn uitgezonderd van het verbod voor gemotoriseerd verkeer om door te rijden. Het bovenste bord is driehoekig. Het waarschuwt gemotoriseerd verkeer voor een verkeerspaal. Maakt het middelste bord het bovenste bord niet overbodig? Zou er op de hele wereld ook maar iemand zijn die zich hetzelfde afvraagt? Uitgesloten. 


‘Pas op wegblokkade!’, waarschuwt een fluorescerend geel bord enkele honderden meters verderop. ‘Roadblock’, zingt het rond in mijn hoofd. Mijn gedachten dwalen af naar Oekraïne. Ik vraag me af of Oekraïne op het moment een aaneenschakeling van roadblocks is. Mijn gedachten dwalen af naar het Russische leger. Zou een Russische tank zich laten weerhouden door dit Noord-Limburgse roadblock, met America binnen handbereik? Uitgesloten.


Ik besluit terug te lopen. Zal ik de omweg door het bos nemen? Of toch maar de kortere route langs de beek? Uitgesloten.

Dit stukje verscheen gisteren ook in Via Horst-Venray.

vrijdag 8 april 2022

Intermezzo – Aldi (3)

Je raakt ergens in verzeild en vervolgens kom je er niet meer van los. Dat is nu bij mij het geval met het Aldi-pand aan de Loevestraat in Horst. ‘Misschien toch eens keer het gemeentearchief induiken en proberen meer te achterhalen over de bouwgeschiedenis’, schreef ik dinsdag (klik hier). Het hele fijne was dat ik dankzij de medewerking van de archiefambtenaren Martien Peters en Gert Pieter van Motman gistermorgen al terecht kon op het gemeentehuis. En daar prachtige blauwdrukken van uit 1923 daterende bouwtekeningen van de zuivelfabriek aantrof.




De voorgevel (de zijde waar zich tot vorige week de ingang van Aldi bevond) en de linker zijgevel hebben de tand des tijds ten minste nog een klein beetje doorstaan.


De achtergevel en de rechterzijgevel (de gevel aan de Loevestraat) zijn onherkenbaar in vergelijking met de bouwtekening. Je moet denk ook van goeden huize komen om nog iets van de oorspronkelijke interieurindeling – van laboratorium tot boterpakkerij, van kolenbergplaats tot melkontvangst en van karn- en centrifugelokaal tot overdekte spoelplaats – te kunnen herkennen.

Architect van de zuivelfabriek was C.G. Engelfriet.


Engelfriet was destijds de huisarchitect van de Algemeene Nederlandsche Zuivelbond FNZ. Hij heeft meerdere zuivelfabrieken op zijn naam staan. De FNZ was in 1900 ontstaan als federatie van regionale bonden van plaatselijke coöperatieve zuivelfabrieken. De federatie opereerde vanuit drie kantoren. Het secretariaat was gevestigd in Den Haag, de technische dienst (waar Engelfriet onder viel) in Utrecht en de Centrale Aankoop in Arnhem. Op YouTube staat een prachtige film uit 1931 over de toenmalige melkbewerking en over het functioneren van de FNZ. De film bevat beelden van een Gelderse zuivelfabriek waarvan de architectuur sterke overeenkomsten vertoont met die van de Horster zuivelfabriek. Bekijk ‘m hier:

Nieuw voor mij en wat ik pas op het gemeentehuis ontdekte, is dat zich op het terrein van de zuivelfabriek ook een directeurswoning heeft bevonden, eveneens ontworpen door Engelfriet. Die woning moet in elk geval tot in de jaren zestig hebben bestaan.


Zoals eerder geschreven (klik hier) vond de officiële opening van de Coöperatieve Stoomzuivelfabriek St. Lambertus plaats op 12 juni 1924. Vier dagen later werd begonnen met de verkoop van zuivelproducten:


Het eerste jaar verliep meteen succesvol, berichtte de Nieuwe Venlosche Courant op 24 februari 1925: ‘De nieuwe melkfabriek blijkt schitterende resultaten op te leveren.’ Dat maakte een winstuitkering van vijf gulden per koe mogelijk voor de bij de coöperatie aangesloten veehouders.


Ten slotte: over het ophalen van de melk bij de veehouders schreef Geschiedenis Melderslo in 2018 in een nieuwsbrief (klik hier):
‘De melk werd iedere dag met paard en wagen bij plaatselijke boeren in melkbussen opgehaald. Vervolgens werden de bussen naar de fabriek in Horst gereden, daar geleegd en het aantal liters genoteerd. Nog dezelfde dag werden de bussen weer bij de boeren ingeleverd, zodat deze de volgende dag weer met verse melk gevuld konden worden. Op iedere melkbus was een uniek nummer aangebracht, zodoende kwamen de lege melkbussen altijd weer op de juiste leveradressen terug.’
Hierna misschien nog een aflevering over de geschiedenis van het Aldi-pand. Zijn er lezers met herinneringen aan de tijd dat de zuivelfabriek erin was gevestigd of de tijd daarna toen respectievelijk de Hocon en garage Janssen er hun intrek in hadden genomen? Mail dan svp naar horstsweethorst@gmail.com 

dinsdag 5 april 2022

Intermezzo – Aldi (2)

‘Nou, oké dan, vijf minuten!’


Vandaag, zo was het plan, zou ik een ultieme poging doen om foto’s te maken van het Aldi-pand aan de Loevestraat. Nu het nog kan, want zoals zondag geschreven (klik hier) wordt het binnenkort gesloopt. Vanochtend ga ik maar eens poolshoogte nemen. Hekwerken omringen inmiddels een groot deel van het perceel. De parkeerplaats is gelukkig nog toegankelijk. Maar, zul je altijd zien: de achterkant van het gebouw, de meest ongeschonden zijde, wordt geblokkeerd door een grote Aldi-vrachtwagen. Aan foto’s maken valt niet te denken.


Vanmiddag onderneem ik een tweede poging. Blijkt die vrachtwagen er godverdegodver nog steeds te staan. Opnieuw afdruipen? Of toch proberen met iemand in gesprek te komen? Dat laatste dan maar. ‘Mag ik misschien foto’s maken van het gebouw’, vraag ik de vrachtwagenchauffeur. ‘Van mij mag het, ik heb er geen enkel bezwaar tegen, maar ik ga er helaas niet over.’ Hij beaamt dat het gebouw beslist opmerkelijke aspecten heeft en leidt me naar twee bouwmannen. Die lijken niet erg onder de indruk van mijn verhaal (‘Bijna honderd jaar oud’, ‘Bijzondere architectuur’, ‘Laatste kans’) maar stemmen uiteindelijk toch in: ‘Nou, oké dan, vijf minuten! Daarna gaat het hek dicht!’


Binnen valt weinig eer te behalen. Buiten meer. Zeker als blijkt dat de vrachtwagen gaat vertrekken. Ineens zit alles mee.


Vijf minuten worden zeven, acht minuten, de bouwmannen zijn bij nader inzien toch de beroerdsten niet. Ik probeer er nog uit te halen wat erin zit.


Opnieuw raak ik onder de indruk van het allegaartje dat het gebouw in de loop van zijn bijna honderdjarig bestaan is geworden. Misschien toch eens keer het gemeentearchief induiken en proberen meer te achterhalen over de bouwgeschiedenis.


Overigens: zowel Bas Vermeeren als Jan Janssen attendeerden me erop dat mijn verhaal van zondag niet helemaal volledig en ook niet helemaal juist was. Waarvoor dank! Bas: ‘Als ik me niet vergis heeft er ook nog een bedrijf gezeten waar verwarmingsketels voor de tuinbouw werden gemaakt. Verder heeft de firma thermo tanktransport TTT Janssen er het onderhoud van haar vrachtwagens gedaan.’


Jan Janssen bevestigt wat Bas zegt over het bedrijf dat verwarmingsketels voor de tuinbouw maakte en weet bovendien de naam. Daarnaast schrijft hij – en ik heb geen reden daaraan te twijfelen – dat de melkfabriek niet in 1961 zijn activiteiten beëindigde, zoals ik beweerde, maar al eerder: ‘De fabriek sloot al eerder. Uit mijn hoofd: 1956. Daarna bood het pand een tijdlang onderdak aan HOCON. De sluiting hing samen met opkomst van de tuinbouw in Horst en met het streven de verwerking van melk op minder plaatsen te concentreren.’