Mild gekruid

zondag 23 januari 2022

Wandelpartner (1) | Dirk Verberne

Toch maar eens vaker verslag gaan doen van wandelingen met anderen. Ook als zo’n ander nét aan de verkeerde kant van de provincie- en gemeentegrens woont. Zoals Dirk Verberne. Vorige week zondag wandelde ik met de beeldend kunstenaar (klik hier) door de Deurnese Peel. Dirk (39) woont al zijn hele leven in Helenaveen, de laatste elf jaar in een voormalig Peelwerkershuisje aan de Soemeersingel, de doorgaande weg tussen Helenaveen en Griendtsveen.


Dirk maakt zich zorgen. Over de Peel. Zíjn Peel, de Deurnese Peel, die hem sinds zijn geboorte omringt, waarvan hij elke betreedbare vierkante centimeter heeft betreden. Hij gunt iedereen zijn of haar verre vakanties, maar hij komt zelf niet veel verder dan Frankrijk. En zelfs dat had van hem niet per se gehoeven: hij heeft genoeg aan de Peel, in zijn eigen achtertuin. Wat hij het liefste doet? ‘Door de Peel struinen’ – ik zou het schûpe noemen.


Maar die Peel staat in brand. Niet letterlijk, zoals in het voorjaar van 2020, wel figuurlijk, ook al mag ‘vernatting’ dan het doel zijn van de herinrichting van de Deurnese Peel die sinds vorig jaar gaande is. ‘Project Leegveld’ noemen Staatbosbeheer en Waterschap Aan en Maas het. Doel: het natter maken van het gebied om het hoogveenlandschap in stand te houden. Enkele getallen om de omvang van het project te illustreren: het gaat om circa duizend hectare, er worden kades aangelegd met een totale lengte van veertig kilometer, sloten en greppels met een totale lengte van eveneens veertig kilometer worden gedempt, er komen 45 stuwen.


De Peel hóórt desolaat te ogen. Maar zo desolaat als nu heb ik de Peel nog nooit gezien. Wat meer zegt: Dirk evenmin. We betreden de Deurnese Peel op het punt waar de Soemeersingel overgaat in de Helenaveenseweg, precies op de grens van de gemeenten Horst aan de Maas en Deurne. Zover het oog reikt is bijna alle vegetatie verwijderd. Wijken, de zijkanalen die zijn gegraven voor de afvoer van gewonnen turf, liggen vol met gekapte berken of zijn dichtgestort met zand.


Overal sporen van rupsbanden. Brede paden zijn aangelegd om gigantische machines toegang te verschaffen.



‘Kijk daar,’ wijst Dirk, ‘dat was tot een paar maanden geleden een bosperceel.’ Nu resteren alleen nog wat stammetjes, allemaal op dezelfde hoogte afgezaagd. Dirk heeft er een hard hoofd in of de specht zich hier nog zal vertonen. Hij weet, zeker na de brand van 2020, dat de natuur zich snel herstelt. Toch heeft hij grote vraagtekens bij deze gigantische operatie. Hij hekelt de tekentafelwijsheden, de financiële belangen die ermee gemoeid zijn, de alom aanwezige prikkeldraad, de vernietiging van historische landschapselementen zoals de wijken, de veronachtzaming van natuurlijke hoogteverschillen in het gebied, het telkens wijzigen van de plannen zonder dat de dorpsbewoners daarvan op de hoogte worden gesteld – laat staan dat ze erin worden gekend. ‘Alles moet kapot.’ De grote gum noemt hij het: ‘De grote gum die alles aantast wat mijn dorp zo eigen maakt, waarom ik er zo graag woon.’


We zijn inmiddels weer bebouwd gebied genaderd. Zelfs hier worden historische landschapselementen zoals een productiebos met Ardense trekjes, smalle kanaaltjes en sfeervolle lanen in hun voortbestaan bedreigd.


Waarom toch, vraagt Dirk zich af. Waarom toch, vraag ik me af.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten