Mild gekruid

donderdag 30 april 2020

Intermezzo – Jachthutten (27)

Afgelopen weekend gewandeld in een gebied dat officieel te boek staat als de Castenrayse Vennen, maar dat iedere rechtgeaarde Horstenaar kent onder de naam de Pès. Vergeet het Ham, de Elsbeemden, het Schuitwater, de Kasteelse Bossen: ze zijn allemaal mooi en toch kunnen ze niet tippen aan de Pès. Echte natuur vind je in Nederland nergens, maar de Pès komt een aardig eind in de buurt. Prachtige vergezichten en zompige slingerpaadjes door dichte begroeiing wisselen elkaar af. Laarzen dringend aanbevolen, zeker nu het weer lichtelijk regent. Muggennet of andere muggenafweermiddelen eveneens want het ziet er grijs van de irritante zoemende stekers.


Muggen zijn niet het enige waar het in de Pès van stikt: hun aantal wordt nog overtroffen door dat van de jachthutten. Inderdaad, overdrijven is ook een kunst, maar in een gebied van nauwelijks een vierkante kilometer kwam ik er tien tegen, terwijl ik er niet eens echt naar had gezocht en terwijl ze lang niet altijd in het zicht staan. Langs een zijtak van de Lollebeek – nomen is in dit geval geen omen – trof ik er zelfs vier op een rijtje aan.


‘Hoogzit’, de verheven zitplaats van een jager, is trouwens een adequatere benaming dan jachthut. Dat laatste impliceert iets overkapts, hetgeen lang niet altijd het geval is. Soms is een hoogzit niet meer dan eenvoudige ladder met aan het bovenste uiteinde een stoel en een balk waarop het geweer kan rusten.


‘Wildbeheerder’ schijnt tegenwoordig trouwens een adequatere benaming te zijn dan jager. Of het zou een adequatere benaming móeten zijn. Want zomaar jagen voor je eigen plezier is er tegenwoordig echt niet meer bij in Nederland. Als het goed is.


Hoe dan ook ben ik eigenlijk wel heel benieuwd wat er aan wild beheerd dient te worden in de Pès. Dreigt er soms verstoring van het natuurlijk evenwicht? Zitten er te veel konijnen, hazen, fazanten, wilde eenden, houtduiven?


Misschien heb ik niet goed genoeg gekeken, maar behalve muggen, wat mensen en een enkele grote grazer heb ik er nauwelijks levende wezens gezien. Sowieso, wat geeft mij, of ons als mens, eigenlijk het recht om dieren dood te maken, om ze te beheren? En als er blijkbaar een noodzaak tot beheer is, is dat dan niet de ultieme aanwijzing dat we met z’n allen iets behoorlijk verkeerd doen?


Toch maar afsluiten met jager Luc (‘Hij mankt, die moet er aan’) die zich in woord en daad inzet voor het behoud van het natuurlijk evenwicht?


(Dit stukje verscheen gisteren in licht gewijzigde vorm in
Via Horst-Venray.)

maandag 27 april 2020

Intermezzo – Varkens

Gisteren. Voor de verandering maar eens een wandeling langs de Langevenseloop. Door mensenhand gegraven, beginnend ergens in het grensgebied tussen Sevenum, Hegelsom en Horst en in Swolgen uitmondend in het Schuitwater. Heerlijk zonnetje, muziek uit m’n oortjes en daar gaan we. Rechts aaneengesloten kassen, tuinbouwgebied Californië. Deprimerend. Links weilanden, akkers, grote varkensbedrijven. A73. Daarna links blauwebessenplantages. Daarachter de megavarkensstal van het Nieuw Gemengd Bedrijf in aanbouw. Deprimerend. Losbaan oversteken. Links over een enorme lengte een kas. Rechts akkers. Deprimerend. Lottumseweg in Melderslo oversteken. Links of rechts langs de Langevenseloop? Rechts. Verrek zijn dat daar links varkens? Terug. Links. Het zijn varkens! In de buitenlucht.


Stuk of tien, verdeeld over twee omgewoelde varkensweiden. Nieuwsgierig, enthousiast rondjes rennend, wroetend, luierend, drinkend in de poel, spelend. Ontroerend, tranen in m’n ogen. Ik sta wel twintig minuten te kijken en foto’s te maken. Dan komt de varkenshouder aanlopen. Johan Vullings. We raken in gesprek.


Hij is begonnen als traditionele varkenshouder. Tot hij genoeg had van de voortdurende druk van de bank. Hij wilde kleinschaliger, diervriendelijker. Het werden Livar varkens. Of hij ervan kan leven? Bij duizend varkens. Hij heeft er vijfhonderd en werkt daarnaast parttime. Hij vraagt zich af waarom Nederland voor de hele wereld varkensvlees moet produceren. Onhoudbaar ook, meent hij: Rusland is zelf al overgegaan tot grootschalige productie, andere landen zullen snel volgen.


Het Nieuw Gemengd Bedrijf, nauwelijks een kilometer verderop? Hij was en is tegen. Hij gruwt van de massaliteit, van de drie verdiepingen met varkens. Onbegrijpelijk dat de megastal pal tegen een geitenbedrijf mocht worden gebouwd. Verspreiding van virussen valt niet te voorkomen, weet hij zeker.


Op gemeentelijke en andere bijeenkomsten roert hij zich, maar zijn stem wordt niet gehoord. De LLTB en LTO Nederland zijn dominant. Op de achtergrond spreekt ook de bank een woordje mee. Toch blijft hij strijden, toch is hij ervan overtuigd dat het gaat veranderen. Niet nu, niet morgen, niet overmorgen, maar het gáát veranderen. Zeker weten.


We nemen afscheid. Ik loop door langs de Langevenseloop. Overal immense kassen, immense varkensstallen, immense blauwebessenplantages. Deprimerend. De varkens, Johan en ons gesprek blijven door m’n hoofd spoken. Uiteindelijk zijn ook de varkens van Johan bestemd voor de slacht en voor de markt. Zou van mij niet per se hoeven, maar een productievarkensloze wereld zal voorlopig wel een utopie blijven. En dan mag je als varken eigenlijk toch wel gezegend zijn met iemand als Johan, die je de ruimte geeft om te spelen, te wroeten, te luieren, te badderen. Die je de mogelijkheden biedt om jezelf te zijn, om varken te zijn. Die zich hard maakt voor een beter leven voor je soortgenoten. Waren er maar meer varkenshouders zoals Johan.

zaterdag 25 april 2020

Top 5 – Horster isolatoren

Veel gewandeld de afgelopen coronaweken. Vooral ook langs beken en sloten. Soms zat het mee, soms zat het tegen. Als je er, wandelend langs de Kabroeksebeek tussen Meterik en America, pas na een kilometer achter komt dat je je bij de oeverkeuze in de fout bent gegaan en weer moet omdraaien, kan dat bijvoorbeeld lichtelijk frustrerend zijn. Toch zijn de ontdekkingen, de eye-openers, ruimschoots in de meerderheid. Isolatoren zijn zo’n ontdekking. Je komt ze overal tegen, maar vooral ook in de buurt van beken en sloten.


Isolatoren? Tot twee weken geleden zou ik niet hebben geweten hoe die dingen heten die om de zoveel meter aan schrikdraad zijn bevestigd. ‘Poppetjes’ of iets in die geest zou ik ze waarschijnlijk hebben genoemd. Inmiddels weet ik dat ‘isolatoren’ de juiste benaming is.


Waarom je isolatoren vooral ook in de buurt van beken en sloten tegenkomt? Omdat weilanden zich doorgaans in lager gelegen gebieden bevinden en beken en sloten per definitie het laagste punt van een gebied vormen.  


Inmiddels weet ik ook dat er isolatoren in allerlei soorten en maten bestaan. Prachtige, mooie, lelijke, nietszeggende.


Inmiddels weet ik ook dat veel isolatoren hun functie hebben verloren omdat het weiland waartoe ze behoorden, niet meer bestaat.


Inmiddels weet ik ook dat Horst aan de Maas bijzonder rijk is aan isolatorisch erfgoed. Onvermijdelijk gevolg: een top 5 van Horster isolatoren. Bij hoge uitzondering zonder vermelding van de vindplaats. Dit omdat ik zo’n donkerbruin vermoeden heb dat sommige exemplaren wel eens gewilde verzamelobjecten zouden kunnen zijn. Hoe dan ook, hier komt ie, de Horst-sweet-Horst top 5 van Horster isolatoren:

5.

Klassieker, nog op tal van plaatsen aan te treffen.

4.

Dit, lieve dames en heren, is wat we in vakjargon een ei-isolator noemen.

3.

Uiteraard mag ook de zogeheten Nijntje-isolator niet in deze top 5 ontbreken. Hoe sierlijk ook de bevestigingshaak.

2.

Stoer, onverschrokken, robuust.

1.

Wat een schatje! Zo vreemd is het toch niet om dit een poppetje te noemen?

donderdag 23 april 2020

Intermezzo – Kunst en cultuur (2)

Afgelopen zondag hield schrijver, regisseur en acteur Ramsy Nasr in Buitenhof een indrukwekkend betoog over het belang van kunst (klik hier). Een fragment:
‘Uitgerekend de zaken waar we de afgelopen tien jaar op hebben bezuinigd, de zorg, de cultuur en het onderwijs, hebben we nu extreem nodig. We hebben de fundamenten van de samenleving als ornamenten behandeld. We moeten anders naar onze cultuur gaan kijken. We hebben bezuinigd op alles wat niet tastbaar is en niet in geld uit te drukken. Winstmodellen en marktwerking toepassen op zorg, cultuur en onderwijs is funest. We moeten iets hebben dat groter is dan onszelf. Kunst, vermaak, in de zin van her-maken, opnieuw maken, helpt ons om onszelf op een nieuwe manier te zien. Kunst is een antivirus. Het haalt ons uit de stilstand.’

Afgelopen dinsdag vergaderde de gemeenteraad van Horst aan de Maas over het kunst- en cultuurbeleid (klik hier en ga naar 18.00 minuten). Al luisterend moest ik regelmatig aan de woorden van Ramsey Nasr denken. Wat een armoede, wat een geneuzel. Van de wethouder, van de gemeenteraadsfracties. Alleen de VVD – ja, de VVD – probeerde er nog iets van te maken, maar kreeg de wind van voren van de overige fracties, waarvan het merendeel zich eerder zo kritisch had betoond over het voorgenomen kunst- en cultuurbeleid (klik hier). Essentie, dat de vorige keer zelfs hintte op aanpassing van de kunst- en cultuurnota, toonde zich nu zo mak als een lammetje. Waar zalvende woorden en gratuite toezeggingen van de wethouder al niet goed voor kunnen zijn.  


Verantwoordelijk wethouder Han Geurts, en in navolging van hem de gemeenteraad,  lijkt kunst en cultuur vooral te zien als een middel. Twee citaten:
‘Hoe kun je kunst en cultuur inzetten voor onze gemeentelijke doelen? We hebben daar de afgelopen jaren een aantal mooie voorbeelden van gezien. Bijvoorbeeld de theatervoorstelling Zelf schuld, waarbij je met een theatervoorstelling op een hele mooie manier aandacht vraagt voor de bewustwording rondom armoede. Hetzelfde geldt voor de documentaire Wei waarin aandacht wordt gevraagd voor mantelzorg en dementie. Op die manier kun je kunst of  cultuur gebruiken voor onze gemeentelijke doelen.’
‘Kunst en cultuur zijn niet hetzelfde, maar voor de manier waarop wij het willen inzetten maakt het geen verschil. Als het maar een groter doel dient. Dat kan zijn het komen tot ontwikkeling op scholen of het trots zijn op onze cultuur of het trots zijn op onze gemeente. Het OLS-kunstwerk dat nu in Sevenum wordt gemaakt is bijvoorbeeld een stukje trots op wat daar is gepresteerd dat tastbaar wordt gemaakt.’

Als het maar tastbaar is, als het maar tot iets leidt, als het maar iets oplevert, als het maar een doel heeft, als we er maar trots op kunnen zijn. Kunst fundament? Cement? Engagement? Nee, in Horst aan de Maas niets van dat al. Hier is kunst vooral rendement. Entertainment. Divertissement. Amusement. Ornament. Treurig.

maandag 20 april 2020

Intermezzo – Cul-de-sac (2)

Een cul-de-sac in een cul-de-sac. Nooit geweten dat het kon. Erger: nooit geweten dat Grubbenvorst een cul-de-sac in een cul-de-sac heeft. Sinds gistermiddag 14.53 uur weet ik het wel. Waarom heeft nooit iemand dat tegen me gezegd? Jullie weten toch dat ik Horster cul-de-sacs spaar?  


Het Ericaplein bestaat uit drie ringen. De buitenste is van zeven zijden bereikbaar per auto en daarmee geen cul-de-sac. De middelste en binnenste ring zijn, anders dan deze plattegrond suggereert,


per auto uitsluitend bereikbaar via één toegangsweg vanuit de buitenste ring (namelijk die in het verlengde van de Reuveltweg). Dat maakt ze allebei tot een cul-de-sac. De binnenste ring, met de oneven huisnummers 61 tot en met 81 heeft het aanzien van een klassiek cul-de-sac.


De middelste ring, met de oneven huisnummers 1 tot en met 59, is vanwege zijn omvang niet onmiddellijk herkenbaar als cul-de-sac, maar voldoet wel degelijk aan mijn definitie van een cul-de-sac: een doodlopende straat waar voertuigen aan het einde kunnen keren, idealiter in een ronding. (Nu maar even afwachten of er geen scherpslijpers zijn onder de Horst-sweet-Horst-lezers die deze opvatting gaan aanvechten.)


Cul-de-sac in cul-de-sac. Uniek in Horst aan de Maas. Ook in Nederland? In Europa? In de wereld?


For the record en voor wie het vorige week heeft gemist: het jongste cul-de-sac van Horst aan de Maas bevindt zich bij de carpoolplaats aan de Meldersloseweg in Horst.

zondag 19 april 2020

Intermezzo – Mart van Issum

Afgelopen week overleed op 88-jarige leeftijd Mart van Issum. ‘Clubicoon’ is een vreselijk woord, maar hoe moet je iemand dán noemen die op twee weken na 75 jaar lid was van Wittenhorst en actief was voor de club als speler, (jeugd)trainer en bestuurslid?

Mart van Issum op de schouders nadat Wittenhorst op 20 juni 1953 in Roermond onder het toeziend oog van 5300 toeschouwers naar de tweede klasse is gepromoveerd. 
Om de voetballer Mart van Issum helemaal op waarde te kunnen schatten, moet je van een zekere leeftijd zijn: hij speelde 56 jaar geleden zijn laatste wedstrijd in het eerste elftal van Wittenhorst. Middenvelder was hij, technisch vaardig, elegant, sterk aan de bal, goed overzicht. Meer dan tweehonderd competitiewedstrijden in veertien seizoenen, zeven jaar aanvoerder, kampioen in de derde klasse in 1952 en 1953. In 1953 na drie legendarische promotiewedstrijden tegen Linne gepromoveerd naar de tweede klasse, in een tijd zonder betaald voetbal het op een na hoogste niveau in Nederland.

Het kampioensteam van 1953 met gehurkt, tweede van rechts, Mart van Issum. Verder staand van links naar rechts: Piet van den Heuvel, Jan Houwen, Frank Boekesteijn, Jeu van Issum, Paul Mol, Piet Peeters en Jozef Geurts. Gehurkt van links naar rechts: Hay van Bergen, Piet Hesen en Lei Duijf.
Ik wil niet beweren dat ik Mart heel goed heb gekend, maar heb hem toch geregeld van nabij meegemaakt. Wat me in de eerste plaats zal bijblijven is zijn onvoorstelbare voetbalgeheugen. Dertig, veertig jaar na dato wist hij momenten uit bepaalde wedstrijden tot in het kleinste detail te beschrijven, inclusief namen en toenamen, daarbij geholpen door het feit dat hij een meesterlijk verteller was. Als hij verhaalde over de jaarlijkse clashes met het gehate Venray of over de werkwijze van kampioenstrainer Frans Debruijn hing je aan zijn lippen.

Mart van Issum in het gedrang tussen doelman Piet Peeters en Lei Duijf (met karakteristieke haarband), tijdens de verloren beslissingswedstrijd tegen Roermond in 1952.
Een voetbalfilosoof was hij ook. Geen notoire grekerd, hoewel hij ook wel eens teleurgesteld werd door zíjn Wittenhorst, maar een beredeneerde mening, een voetbalvisie. Als wedstrijdanalyticus bij Fox zou hij beslist geen slecht figuur hebben geslagen. Aan de analyses van Mart zouden de Mario Beens van deze wereld nog een puntje hebben kunnen zuigen.

Een jeugdige Mart (rechts, staand in de middelste rij) in een team dat in hoofdzaak bestond uit leden van de familie Van Issum en werd aangevuld met enkele neven. Broer Jeu zit rechtsonder. Ook op de foto Jan Schatorjé (staand, derde van links), een andere Horster voetbalicoon.
Anekdote tot slot. De balvaardige Mart speelde jarenlang samen in het eerste elftal van Wittenhorst met zijn broer Jeu, een noeste werker. Ik citeer nu verder Wij blijven trouw die kleuren, het boek dat in 1996 verscheen bij het zestigjarig bestaan van Wittenhorst: ‘Toen er in 1954 een uitnodiging voor deelname aan een wedstrijd van het Limburgs elftal bij de familie Van Issum in de bus viel, gericht aan M. van Issum, was Mart er dan ook rotsvast van overtuigd dat die voor hem bestemd was. Dit bleek echter niet het geval: tot teleurstelling van Mart was Jeu de uitverkorene. Op het middenveld speelde hij tegen Belgisch Limburg een puike wedstrijd, maar Mart is er tot op de dag van vandaag van overtuigd dat die uitnodiging eigenlijk voor hem bestemd was.’ Ook toen al waren de wegen van de KNVB ondoorgrondelijk.

vrijdag 17 april 2020

Intermezzo – Helden van de velden

Je zou het soms vergeten, maar het gewone leven gaat ook door. Zo wordt nog steeds gediscussieerd over een nieuw zwembad. Zo gebeurt wat iedereen had kunnen voorspellen: het fiasco van de toeristische ambassadeurs. Zo wordt de bibliotheek weer eens afgescheept met een fooi. Zo verandert het gemeentebestuur ondanks forse kritiek van de gemeenteraad niets aan het voorgenomen kunst- en cultuurbeleid. 


Elk van deze zaken zou een afzonderlijk stukje waard zijn. Alleen niet in coronatijd. In coronatijd is het first things first. Zo’n first thing zijn bijvoorbeeld onze arbeidsmigranten. Kurk waar de Noord-Limburgse economie op drijft. Je zou verwachten dat onze arbeidsmigranten gekoesterd en vertroeteld worden. Juist nu. Is dat ook het geval? Vormen onze arbeidsmigranten al een volwaardig onderdeel van de anderhalvemetereconomie? Of zijn ze als vanouds slachtoffer van de hutjemutjedictatuur? Ik zou zeggen: maak eens een ommetje langs de aspergebedden en akkers in onze gemeenten, bezoek een onderkomen van onze arbeidsmigranten of leg uw oor te luister bij onze helden van de velden zelf. Ik acht de kans vrij groot dat u van een koude kermis thuiskomt.


De gemeente Horst aan de Maas heeft een video gemaakt waarin BH’ers als de burgemeester, Tren van Enckevort en Renée van Wegberg de regels in coronatijd duidelijk maken aan onze arbeidsmigranten en hen tegelijkertijd een hart onder de riem steken (klik hier). Prijzenswaardig initiatief, al is het natuurlijk de vraag of arbeidsmigranten wel zo bekend zijn met onze lokale grootheden. Maar als er dan toch video’s worden gemaakt, maak dan ook als de wiedeweerga een instructievideo met plaatselijke hotshots die bestemd is voor werkgevers en voor directeuren en medewerkers van uitzendbureaus.


Zijn die anderhalve meter en alle andere coronaregels dan geen eigen verantwoordelijkheid van onze arbeidsmigranten? In theorie wel ja. Alleen ziet de praktijk er heel anders uit als je verplicht op het erf van je baas woont. Ziet de praktijk er heel anders uit als je niets krijgt uitbetaald als je je ziek meldt omdat je koorts hebt of verkouden bent. Ziet de praktijk er heel anders uit als er na een veel te lange werkdag slechts één minibusje klaarstaat om jou en jouw collega’s af te voeren. Werkgevers, uitzendbureaus, houd ze alsjeblieft in ere, onze helden van de velden. Ook nu. Juist nu.  

(Dit stukje verscheen eergisteren in enigszins gewijzigde vorm in Via Horst-Venray.)

donderdag 16 april 2020

Ingezonden – Ronk bijt van zich af

Opnieuw een ingezonden bijdrage van Jan Duijf (Kloosterstraat Horst), opnieuw over (of moeten we zeggen: van?) Ronk het biggetje (klik hier voor het eerdere verhaal over Ronk).


Ronk bijt van zich af

Allereerst wil ik de heer Duijf bedanken voor het feit dat hij ons varkens een smoel heeft proberen te geven. Het moet me wel van het hart dat ik niet blij was door hem te worden neergezet als een naïeve ijdeltuit die zich willoos en zonder verzet naar de slachtbank laat leiden. Als hij wat op zijn lever heeft, zou hij zijn woorden zorgvuldiger moeten kiezen. Laat hem een voorbeeld nemen aan Wim Moorman die de vinger in deze halszaak wel op de zere plek weet te leggen, zonder terug te hoeven vallen op een salamitactiek die tot mislukken is gedoemd. Door ons varkens niet voor vol aan te zien, bewijst Duijf eens en te meer een verkapte CDA-er te zijn. Hij en zij zetten het boerenbelang altijd boven het varkensbelang. Zij vertellen graag en altijd weer sprookjes over de gezondheid en het welzijn van mens en dier in onze gemeente.

Jan Duijf Kloosterstraat

woensdag 15 april 2020

Intermezzo – Vuile lucht (2)

Afgelopen zaterdag kreeg viroloog Marion Koopmans in De Limburger de vraag voorgelegd of ze voorstander is van het stoppen met megastallen. Haar reactie:
‘Je moet er in elk geval serieus naar kijken. Moet het wel zo? Kijken naar de prijs die we betalen voor het vooral gefocust zijn op het welzijn en de welvaart van mensen, van onszelf? Meer virus-uitbraken zoals we die nu beleven, is de prijs. Dat risico moet je dan willens en wetens gaan nemen. (…) Als je alleen maar vanuit de mens geredeneerd blijft groeien, steeds meer land inpikt, dan krijg je dat vroeg of laat op je bord.’

Diezelfde dag bepleitten 170 wetenschappers verbonden aan acht universiteiten een radicaal duurzamer en eerlijker Nederland. Eén van hun vijf voorstellen:
‘Overgang naar een circulaire landbouw, gebaseerd op het behoud van biodiversiteit, duurzame, veelal lokale voedselproductie, vermindering van vleesproductie en werkgelegenheid met eerlijke arbeidsvoorwaarden.’

Op Facebook (klik hier) reageerde John van Helden op een stukje dat ik hier afgelopen zaterdag publiceerde:
‘Wat ik mis in deze zurige discussie, is dat er echt vooruitgang gemaakt wordt als je die maar wil zien ook bij het Gemengd Bedrijf. Maak een afspraak om te gaan kijken! We hebben alles in onze handen of kunnen ervoor zorgen dat dingen verbeteren. En als je samen ontdekt wat beter kan gebeuren er mooie dingen. Zoals ook voor uitstoot van ammoniak en fijnstof door de IV. Er is toch niets leukers dan op zoek te gaan naar deze verbetering of verandering ... ander voer uit reststromen, zie en lees Kipster en Nijssen Granico mooie voorbeelden uit onze regio dat het anders kan, misschien nog niet helemaal zoals jullie willen Lotte en Wim dat begrijp ik maar wel een enorme verbetering. We leven met 17 miljoen mensen in Nederland en iedereen maakt keuzes voor of tegen IV, wereldwijd zie je een enorme toename van plantaardige vleesvervangers in alle geledingen dat betekent dat de vraagt toeneemt en er verandering op komst is, help mee als je in die verandering gelooft, want zurig zijn en zelfs blijven dat is het leven in mijn ogen niet waard, het is toch veel mooier om mee te werken aan de verandering waarin je zelf gelooft?’

De reactie van John maakt duidelijk dat ik blijkbaar niet duidelijk genoeg ben geweest. Zoals al vaker gezegd: ik geloof heel graag dat er bij het Nieuw Gemengd Bedrijf, bij Kipster, bij Nijssen Granico en ongetwijfeld op nog meer plaatsen vooruitgang wordt geboekt. Maar waar ik niet in geloof is het hele systeem. Ik geloof niet in het systeem waarin miljoenen dieren uitsluitend als product, als dingen met een economische waarde worden gezien. Ik geloof niet in een systeem dat dieren niet als levende wezens ziet. En ik geloof óók niet in een systeem dat mensen ziek maakt.


De verandering waarin John gelooft, beschouw ik als ‘minder van hetzelfde’. Minder van hetzelfde is inderdaad een vooruitgang ten opzichte van hetzelfde. Maar het is een misverstand van John om te denken dat ik net als hij geloof in minder van hetzelfde en dat ik het net als hij mooi zou vinden om daaraan mee te werken. Ik geloof namelijk niet in minder van hetzelfde. Ik geloof alleen in radicaal stoppen met deze waanzin. In díe verandering geloof ik en aan díe verandering wil ik graag meewerken.


Zie het als een pleister bij een wond. Die kun je stukje bij beetje lostrekken. Elk stukje en elk beetje dat je lostrekt doet pijn, de wond geneest niet en het duurt een eeuwigheid voor de hele pleister los is. Je kunt de pleister ook in één keer lostrekken. Dan ben je in één keer van de pijn af en de wond geneest veel beter en sneller.

maandag 13 april 2020

Ingezonden – Ronk het biggetje

Koud vandaag. Ideaal weer dus om bij het haardvuur Ronk het biggetje, een ingezonden bijdrage van Jan Duijf (Kloosterstraat Horst) te lezen.


Ronk het biggetje

Er leefde eens een lief, klein varkentje dat niets liever deed dan een paar keer per jaar op vakantie gaan. Hij was een beetje verwend en erg op luxe gesteld. Nu moet je weten dat ons biggetje bijzonder knap van uiterlijk was: zijn neusgaten zaten op precies de goede plaats, zijn welgevormde oren vielen in een elegante vouw langs zijn hoofdje en zijn staart krulde sierlijk als het mooiste Jugendstilornament. Het voortbewegen van de big was in zijn lichtvoetigheid te allen tijde gracieus. De fijn gevormde pootjes waren helemaal in stijl. Het zachte roze van zijn huid liet hem bovendien blaken van gezondheid. Kortom: het was een varkentje om in te bijten.

Omdat Ronk zo mooi was, trok hij tijdens zijn vakanties bij de mensen veel bekijks. Hij had het charisma van een beroemde filmster. Iedereen wilde met hem op de foto. Dat streelde zijn ego en ijdelheid. Minder leuk vond hij de behoefte van de mensen om hem constant aan te raken: te vaak werd hij ongevraagd in zijn wang of buikspek geknepen, zijn krulstaart gerecht of op het achterwerk gekletst. Op den duur hing hem dat behoorlijk de keel uit. Hij wilde niet als een stuk vlees worden behandeld. Het varken staat als intelligent te boek, daarom wilde Ronk graag dat de mensen van zijn karakter hielden; van het totale biggetje.

Ronk hield van kinderen en kinderen van hem. Een rol als knuffelvarken leek hem wel wat: af en toe een pootje of een kopje geven en een beetje voor de show apporteren. Liefst natuurlijk bij een familie die regelmatig op vakantie ging, zodat hij een boel van de wereld kon zien. Een gezin met een royale camper was zijn ideaal. Ronk kende geen mensen die hem als huisvarken zouden willen hebben, daarom spelde hij elke morgen de advertenties in de krant. Spellen met dyslexie was in zijn geval een riskante onderneming: hij noemde zich Ronk, terwijl in zijn geboorteakte toch duidelijk Knor stond geschreven. Ons biggetje bleef evenwel halsstarrig aan zijn eigen spelling vasthouden, zoals wel vaker voorkomt in agrarische kringen.

Op een stralende zomerdag viel zijn oog op een grote advertentie. Ronk stond te trillen op zijn varkenspootjes toen hij las: ‘Wij houden van varkens.’ De volgende zin: ‘wij hebben ideale transportmogelijkheden’, zette hem helemaal in vuur en vlam. Hij zag zich al overal en eindeloos rondtoeren. Ronk werd helemaal warm van binnen. Zijn varkensoogjes begonnen te glinsteren van blijdschap. Hij maakte een sprong; een volmaakte pirouette van vreugde. Vanaf dat moment was Ronk met huid en haar verkocht, want als mensen zoiets met grote letters in de krant zetten, moest het wel waar zijn. Hij begon opgewonden te fantaseren over wonen in Horst aan de Maas, want daar woonden die schatten van mensen.

Op het aanvraagformulier voor zijn nieuwe onderkomen bleef Ronk zich gewoon Ronk noemen. Hij was overtuigd zijn ideale plek in de wereld gevonden te hebben: hij droomde onophoudelijk over de hoge zandgronden en het arcadische, onaangetaste landschap van die diervriendelijke gemeente. Hij zag zich in gedachten al in een bootje over een zacht golvende Horster Maas varen, terwijl zijn perfecte neusgaten een frisse, gezonde lucht opsnoven. Wat was hij bang dat ze hem niet zouden willen hebben!

Gelukkig hadden ze aan de Witveldweg (o, wat zat de idylle al in de naam) nog een plaatsje vrij. Ze zouden hem met open armen ontvangen. De levenslustige Ronk verheugde zich enorm op de privacy, het lekkere eten en de ideale luchtverversing van zijn nieuwe woonverblijf. Op de mobiele mogelijkheden. Op de plek bij uitstek waar alle varkens gelijk zijn.

Jan Duijf Kloosterstraat

zaterdag 11 april 2020

Intermezzo – Vuile lucht (1)

‘Vuile lucht vergroot kans om te sterven aan Covid-19’ kopte NRC Handelsblad donderdag. Naar aanleiding van het daaropvolgende artikel schreef Lotte Spreeuwenberg op haar Facebookpagina (klik hier):
‘In Nederland is de meest vervuilde lucht niet in Amsterdam of Rotterdam te vinden, maar in Nederweert. Oorzaak: (pluim)veehouderij. Uit eerder onderzoek van Universiteit Utrecht bleek dat in regio's met intensieve veehouderij 50 procent meer (!) longontstekingen voorkomen dan elders op het platteland. In Horst aan de Maas werd een half jaar geleden nog doodleuk de grootste megastal van het land geopend. Wanneer gaan we begrijpen dat dit soort bedrijven in de vorm van groter ! meer ! winstgevender ! (onder het mom van 'innovatie' en 'verbeterde productie') ons géén gezondheid of goede levens gaat opleveren? Misschien is de Coronacrisis het laatste duwtje in de rug om dan nu écht zaken te gaan veranderen. Lokaal, minder, eenvoudiger. Worden we heel misschien ook nog écht Gezondste Regio 2025.’

Lotte riep mij op hierover ook nog eens ‘een zuur stukje’ te schrijven. Als Lotte je vraagt, kan je onmogelijk weigeren. Dus deed ik een greep uit mijn azijnkelder en zette een fles koud. Toen de azijn vanochtend op temperatuur was, heb ik de fles ontkurkt.



Lieve Lotte,

Al twaalf jaar schrijf ik op deze plaats met enige regelmaat kritisch (jij noemt het zuur, ook prima) over de almaar voortgaande moord op duizenden, tienduizenden, honderdduizenden varkens en kippen, over de aantasting van het landschap, over de zorgwekkende hoeveelheden fijnstof, over de permanente stank in deze gemeente. Allemaal veroorzaakt door de intensieve veehouderij. In de loop van die twaalf jaar is de maatschappij kritischer geworden over tal van aspecten van de intensieve veehouderij. Maar in Horst aan de Maas regeert onverminderd het agrarisch belang. Zou corona daar verandering in gaan brengen? Ik heb er een hard hoofd in. Jij iets minder geloof ik – die Hoffnung stirbt zuletzt. Wel een kleine correctie: je hebt het over corona als ‘laatste duwtje in de rug’ voor échte veranderingen. Dat impliceert dat er al duwtjes zijn geweest. Maar hier in Horst aan de Maas moet het eerste duwtje nog komen.


In dat artikel in de NRC komt ook het verband tussen vervuiling en sterfte door Covid-19 aan de orde. De ene wetenschapper gaat er vanuit dat dat verband er is, de andere zegt dat dat eerst nog maar eens moet worden bewezen. ‘Dat moet eerst nog maar eens worden bewezen’ is hier ook al jaren het adagium. Negatieve gevolgen van het Nieuw Gemengd Bedrijf? ‘Dat moet eerst nog maar eens worden bewezen.’ En dus is het grootste dierenconcentratiekamp van Nederland nu deels operationeel. Over tien jaar meer zieken en doden in Melderslo en Grubbenvorst en omgeving? Door het Nieuw Gemengd Bedrijf? ‘Dat moet eerst nog maar eens worden bewezen.’


Is het wel zo dat dingen die iedereen met een gezond boerenverstand op zijn klompen kan aanvoelen eerst moeten worden bewezen? Soms kunnen er jaren overheen gaan voordat er onomstotelijk bewijs is. Het kwaad is dan al geschied, als het kalf (het kuiken, het biggetje) is verdronken dempt men de put. Dit laat zich niet verenigen met rentmeesterschap, nog zo’n gevleugeld CDA-begrip, recentelijk enigszins in de versukkeling geraakt. Laat ik eens een in dit verband onverdachte bron aanhalen: Jan Peter Balkenende. De toenmalige minister-president zei in 2005: ‘De aarde en de natuur hebben we in bruikleen. We mogen er gebruik van maken. Maar we moeten dat kostbare geschenk ook weer in goede staat overdragen aan volgende generaties.’ Is dat wat nu gebeurt? Hier in Horst aan de Maas? In plaats van onomstotelijk bewijs vraagt rentmeesterschap soms ook om proactief handelen.


In jouw verwijzing naar Gezondste Regio 2025 meen ik enig cynisme te proeven. Dat doet me deugd. Wat Gezondste Regio 2025 ook allemaal mag zijn, het is in de eerste plaats een vehikel, een dekmantel, opgericht en opgetuigd voor de instandhouding van het agrarisch belang. Zolang dat zo blijft maakt dat Gezondste Regio 2025 tot iets volkomen ongeloofwaardigs.   


Tot slot wil ik nog even terugkomen op jouw ‘laatste duwtje’. Wat corona en de daarmee gepaard gaande crisis ook laten zien, is dat rigoureuze veranderingen ongekend snel kunnen gaan. Hetzelfde geldt voor aanpassingen aan die veranderingen. Vandaag weten we al niet meer wat de zekerheden van gisteren waren. Morgen weten we al niet meer wat de zekerheden van vandaag waren. Improvisatievermogen viert hoogtij. De voorbeelden kun je zelf wel invullen. Met dat in het achterhoofd zou ik niet willen pleiten voor een ‘laatste duwtje’, maar voor een hele ferme trap onder de kont. Weg met die intensieve veehouderij. Stoppen met die waanzin. Nu. Meteen.


Zuur genoeg zo, Lotte? Anders hebben we het er nog wel een keer over, op anderhalve meter afstand, onder het genot van een heerlijk glaasje azijn.

Liefs,

Wim

dinsdag 7 april 2020

Intermezzo – Stank (1)

Met dat prachtige weer en de weldadige stilte op straat was het de afgelopen weken heerlijk fietsen en wandelen. Op plekjes geweest waar ik nooit eerder was geweest, dingen gezien die ik nooit eerder had gezien. Genoten van het niet langer door verkeerslawaai overstemde vogelgefluit en gezoem van de eerste bijen, van de stoepkrijttekeningen die op tal van trottoirs verschenen, van de openbare boekenkasten die ineens het leven zagen. Gegniffeld soms ook om de flarden van gesprekken die ik opving, om de veelheid aan geïmproviseerde briefjes die overal opdoken, om de koddige manoeuvres om elkaar te ontwijken.


Alles is plotseling anders. Alles? Gebleven is de stank. Bijvoorbeeld de stank van mest die dezer dagen in enorme hoeveelheden door immense machines over de Noord-Limburgse akkers wordt uitgespuugd, gisteren nog langs de Kabroeksebeek tussen Meterik en America. ‘Niet zeuren, is altijd zo geweest, hoort bij het voorjaar, hoort bij de regio’, hoor ik u denken. De vraag is of dat zo is. En als dat zo is, is de vraag of dat zo moet blijven.


Maar inderdaad, aan de strontstank in de lente zijn we hier zo langzamerhand wel een beetje gewend. Waaraan ik nog steeds niet kan wennen is de azijnstank. Minstens zo doordringend als de strontstank en misschien wel nóg alomtegenwoordiger. Schoonmaakazijn schijnt het te zijn, bedoeld om de tuin, het terras, de stoeptegels of de oprit van onkruid en groene aanslag te ontdoen. De azijnstank is een stank in opmars, is mijn stellige indruk. Als de veronderstelling klopt dat hieruit blijkt dat veel mensen zijn overgestapt van Roundup naar schoonmaakazijn, dan zou je die toename van de azijnstank als iets positiefs kunnen interpreteren. Want inderdaad: Roundup is veel schadelijker voor mens, dier en plant dan schoonmaakazijn. Wat niet wil zeggen dat schoonmaakazijn níet schadelijk is.


Grote vraag is natuurlijk waarom je überhaupt je tuin, terras, stoeptegels of oprit zou willen ontdoen van allerlei spontaan opkomende gewassen. Als íets verderfelijk is, is het wel de benaming ‘onkruid’. Als je als onkruid wordt geboren, ben je ten dode opgeschreven. Terwijl je net zo mooi, en soms nog wel mooier bent dan al die bloemen en planten die niet zijn geboren met het stempel ‘onkruid’. Te vrezen valt dat het nog wel enige tijd zal duren voordat ‘onkruid’ is verlost van zijn negatieve imago. Zo lang het nog niet zo ver is, dan toch maar aan het schoonmaakazijn? Om de dooie dood niet! Als het dan toch moet, zak dan maar door de knieën en val terug op het aloude handwerk. Tijd in overvloed toch dezer dagen?

(Dit stukje verscheen vorige week in licht gewijzigde vorm in Via Horst-Venray.)