woensdag 25 december 2024

Intermezzo – Dierenvrienden

‘Stelletje kneuzen.’
‘Onnozele steuntrekkers die niets anders te doen hebben.’
‘Hoeven die niet te werken?’
‘Neuzele zijn het.’
‘Wat een mafkezen.’
‘Zijn allemaal vegetarisch die maffen.’
‘Stelletje niets nutten.’
‘Idioot volk, dat ze maar gaan werken.’
‘Rijp voor het Pieter Baan Centrum.’


Met Kerstmis in het verschiet zou je denken, hopen, wensen dat mensen net een tikkeltje zachtaardiger, liever, verdraagzamer zijn dan anders. Maar nee, het lijkt wel alsof de messen nog net iets scherper worden geslepen, de beuk er nog net iets harder in wordt gegooid dan normaal.

De citaten waarmee dit stukje begint, zijn een vrij representatieve selectie van de Facebookreacties op een demonstratie, vorige week woensdag, voor het Horster gemeentehuis. Met die demonstratie vroegen Animal Rights en de Partij voor de Dieren aandacht voor dierenwelzijn in het algemeen en dat van varkens in Horst aan de Maas in het bijzonder.

Afgaand op de beelden (klik hier): vreedzamer dan woensdag gaat het er bij demonstraties maar zelden aan toe. Geen vastketenen, provocaties of dreigementen, laat staan geweld. Nee, het bleef bij protestborden (‘Tofu never screams’, ‘Laat de dieren niet stikken’, ‘Stop de slacht’) het scanderen van leuzen (‘Dieren willen leven, net als wij’, ‘Wat willen wij? Alle dieren vrij!’) en een als varken vermomde vrouw, kruipend in een kleine kooi. Een woordvoerder van de circa twintig demonstranten verklaarde voor de camera van Omroep Horst aan de Maas: ‘We staan hier om ambtenaren wakker te schudden en om de bevolking te laten horen dat er heel veel varkens in deze regio zijn die gevaar lopen. Gevaar voor stalbranden, voor het uitvallen van luchtwassers, gevaar dat ze stikken. Daar wordt veel te weinig rekening mee gehouden.’

Veel beschaafder kan het allemaal niet. Vanwaar dan toch al die denigrerende reacties? Omdat je niet aan het zuurverdiende lapje vlees van de burger mag komen? Zoiets waarschijnlijk. Waar het in elk geval óók mee te maken heeft, is de onzichtbaarheid van de meest geconsumeerde dieren. Noord-Limburg herbergt miljoenen kippen en varkens, maar ze worden stelselmatig aan ons oog onttrokken. De aaibaarheidsfactor van varkens is minstens zo groot als die van honden en katten. Maar niemand die het wil weten. Wat niet weet, wat niet deert. Schande spreken van een hond die tien minuten in de brandende zon in een afgesloten auto zit, maar de neus ophalen voor het welbevinden van kippen en varkens. Houd toch eens op met dat rare onderscheid.

(Dit stukje verscheen deze week ook in Via Horst-Venray)

dinsdag 24 december 2024

Intermezzo – Monument Jan van Eechoud

Goed kijken is ook een kunst. Peter Janssen reageerde gisteren op mijn stukje (klik hier) over een ansichtkaart met het monument voor Jan van Eechoud in Horst. Peter schreef dat hij eerder die dag pas voor het eerst een gezicht had gezien in dat monument. In eerste instantie dacht ik: ‘Raar zeg, die Peter ziet altijd alles. Hoe kan het dan dat hij nooit heeft gezien dat dat monument grotendeels bestaat uit een gezicht?’ Toen pas zag ik de foto die Peter had meegestuurd:


Verrek, ja! Dát gezicht heb ik ook nooit gezien! Terwijl het monument al zolang ik besta aanwezig is in mijn leven. Waaruit blijkt dat goed kijken een kunst is die ik niet tot in de puntjes beheers.


Vandaag het monument maar eens aan een nadere inspectie onderworpen. Wat blijkt? Aan de achterzijde zijn ook nog enkele gestileerde vogels weergegeven in het beton:

Wie was Jan van Eechoud eigenlijk? Een Horstenaar, geboren op 10 augustus 1904 aan het Wilhelminaplein in Horst, in het pand waar nu Witveld Bloembinders is gevestigd. Tussen 1945 en 1950 was hij achtereenvolgens resident en waarnemend gouverneur in Nederlands-Nieuw-Guinea. Hij overleed op 7 september 1958 in Hollandia. Twee jaar later werd in de Norbertuswijk een straat naar hem vernoemd. In die straat onthulde staatssecretaris Bot (KVP) op 27 mei 1961 een beeld ter nagedachtenis aan Van Eechoud, het eerste kunstwerk in de openbare ruimte van de toenmalige gemeente Horst. Ontwerper hiervan was Rob Stultiens (1922-2002). Deze Maastrichtse kunstenaar zei in 1960 in De Nieuwe Limburger over Van Eechoud: ‘Ik heb mij met het leven van deze Limburgse pionier beziggehouden en ik heb het gevoel dat hij een goede vriend van mij is geworden.’ Het beeld van Stultiens geeft een pionier weer die een gesloten gebied openbreekt. 

De Nieuwe Limburger 29 mei 1961

In het artikel in De Nieuwe Limburger uit 1960 vertelt Stultiens ook dat hij op dat moment de laatste hand legt aan een plastiek ter ere van Van Eechoud: ‘Ik heb zelden met zoveel liefde ergens aan gewerkt als aan dit monument.’ Het zou een plaats krijgen op het graf van Van Eechoud in Hollandia. Of dat ook is gebeurd? Ik heb mijn twijfels. Bergbeklimmer en schrijver Bart Vos bezocht en beschreef het graf in 1992, maar het kunstwerk van Stultiens vermeldt hij nergens. Een jaar later filmde Horstenaar Theo Linssen het graf (klik hier en ga naar 14.35 minuten), maar op de beelden valt geen spoor van een kunstwerk te herkennen.

zaterdag 21 december 2024

Horst in oude ansichten (7) – Monument Jan van Eechoud

De ingetogenheid, het optimisme, het vooruitgangsgeloof van de jaren zestig. De welvaartstaat in opbouw, de antenne als fier statussymbool op elke schoorsteen (op die ene na dan). De idylle van bakstenen eenvoud en eenvormigheid. Schreeuwerigheid en borstklopperij zouden nog even op zich laten wachten. Zorgvuldig vormgegeven lantaarnpalen. Moderne kunst ter verheffing van het volk. Het grasveldje net te klein voor een volwaardig potje voetbal. Straten die liggen te wachten op stoepranters. In de verre verte lonkt de leegte. Achter de leegte het Gortmeules Kruus, de Gortmeule, de Paes, Castenray. In de nabije verte, meteen rechts naast het huizenblok op de achtergrond, een glimp van een bungalow. De bungalow van mijn opa en oma, Julianastraat 49. De melkboer hield er dagelijks z’n koffiepauze. Net buiten de kaart woonden wij, Julianastraat 25. Naast een trafohuisje. Daarnaast de ligusterhaag waar je je zo fijn achter kon verstoppen. Aan de overkant woonden Bèr en Fien. En Joop en John. Wier Lego-steentjes net niet pasten op de mijne. Bèr met zijn verreikende basstem. ‘Jóóóópie, kóm, aete!’ In hun huiskamer een bandrecorder, ons onbekend. Op hun televisie in het Duits nagesynchroniseerde cojbojseries, op hun radio schlagers. Heintje op het toppunt van z’n roem. Fien was fan.

vrijdag 20 december 2024

Intermezzo – Boedjel

Station Horst-Sevenum, iets over half zeven op een gure dinsdagavond, begin december. Op perron 1 staan wat reizigers te wachten op de trein richting Eindhoven. Aan de overzijde, op perron 2, een plukje mensen, zwaar bepakt en bezakt, in afwachting van de trein richting Venlo. Als op commando beginnen ze ineens te rennen, elkaar luidkeels tot tempo manend. Ze spreken een vreemde taal. Spaans misschien? Vakantiegangers onderweg naar het vliegveld in Eindhoven die per ongeluk op het verkeerde perron zijn beland?

Een minuut of drie, vier voordat de trein richting Eindhoven vertrekt, arriveren ze op perron 1. Een gezin waarschijnlijk. Vader, moeder, drie tieners, twee jongere kinderen. Tassen, zakken, koffers in allerlei soorten en maten. Vader sleept een rolkoffer achter zich aan dat niet meer rolt. Geen vakantiegangers, zo is inmiddels wel duidelijk. Ze spreken ook geen Spaans. Wat dan wel? Lastig te bepalen. Geen Afrikaanse of Aziatische taal. Ook geen Arabisch. Een variant op het Turks misschien? Of iets Slavisch?

‘Boedjel? Boedjel?’, vraagt een van de tieners aan de wachtenden op perron 1. ‘Boedjel?’ Ja, knikt de jongen. Bedoelt hij soms Brussel? Nee, Boedjel. Boedapest? Boekel? Büdingen? Büchel? Nee, nee, Boedjel, herhaalt de telefoonloze jongen almaar vertwijfelder. In de verte komt de trein al aangeraasd. Desgevraagd bevestigt de net als de rest van zijn gezin telefoonloze vader: Boedjel. Zeker weten? Zeker weten.

Bij het binnenrijden van de trein valt ineens het kwartje: Budel! ‘Budel?’ ‘Boedjel.’ Toch kan de bestemming nauwelijks iets anders zijn dan het AZC in Budel. Gezien hun taal. Gezien hun kleding. Gezien hun bepakking. Gezien hun vertwijfeling. Ja, stap maar in. In Eindhoven overstappen naar Maarheeze, half uurtje lopen, zijn ze rond achten in Budel. Via perron 2 had ook gekund, maar dan zijn ze een half uur langer onderweg.

Wat resteert, zijn de vragen. Waar komen ze vandaan? Waarom zijn ze daar vertrokken? Hoe kwamen ze terecht op station Horst-Sevenum? Wat voor reis hadden ze al achter de rug? Wie heeft hen verteld dat ze in Budel moeten zijn? Zijn ze inderdaad diezelfde avond in Budel gearriveerd? Waren ze er welkom? Wat zijn hun verwachtingen van Nederland? Weten ze wel dat dit onzalige kabinet hen liever vandaag nog dan morgen ziet vertrekken? Weten ze dat ze zullen worden beschimpt als gelukzoekers terwijl het ongeluk aan alle kanten van hen afstraalt?

(Dit stukje verscheen eerder deze week ook in Via Horst-Venray)

zondag 8 december 2024

Trapveldjesvoetballers (6)

Ontvallen aan het legioen der trapveldjesvoetballers: Naji Nidal al-Baba, Halhul (nabij Hebron), Westelijke Jordaanoever, overleden 3 november 2024, 14 jaar oud


Op zondag 3 november openden Israëlische soldaten op de bezette Westelijke Jordaanoever het vuur op Naji Nidal al-Baba en zijn vrienden terwijl ze aan het voetballen waren. Naji werd getroffen en raakte zwaargewond. Hulpverleners van de Rode Halve Maan (een equivalent van het Rode Kruis) vervoerden Naji nog naar een ziekenhuis, maar daar overleed hij korte tijd later aan zijn verwondingen.


Voetbal was de grote passie van Naji. Zoals zoveel kinderen droomde hij ervan een wereldberoemde speler te worden. Cristiano Ronaldo was zijn voorbeeld. Uren en uren trainde hij op de velden van de voetbalclub van Halhul. Naji had twee oudere broers, twee oudere zussen en een jonger broertje. De dag waarop Naji overleed leek een dag als alle andere te worden, aldus de vader van Naji, Nidal Abdel Moti al-Baba: ‘Ik ging ‘s ochtends naar mijn werk in Bethlehem en Naji ging naar school. Toen ik om 12 uur ‘s middags thuiskwam van mijn werk, trof ik Naji aan bij zijn school, op weg naar huis. Hij stapte bij mij in de vrachtwagen en samen reden we naar huis.’ Nadat Naji had geluncht, ging hij spelen bij de nabijgelegen supermarkt van zijn grootvader. Iets na drieën was hij weer thuis. Kort daarna trok hij de deur achter zich dicht om met zijn vrienden te gaan voetballen. Het was de laatste keer dat zijn familie hem levend zou zien.

Overal ter wereld zijn trapveldjes. Nergens ter wereld komen zoveel trapveldjesvoetballers om het leven als in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever. Ter nagedachtenis aan hen deze serie. Die opent telkens met een foto van een trapveldje in Horst aan de Maas. Ditmaal dat nabij de kruising Bemmelstraat – Westsingel in Horst. Klik hier voor de voornaamste bron voor dit stukje.