zaterdag 15 december 2018

Ingezonden – Onderweg naar het kerstdiner

Onder het motto ‘Het weblog kan wel wat vers bloed gebruiken’ (shame on me) ontving ik van Jan Duijf (Kloosterstraat Horst) het volgende kerstverhaal:

ONDERWEG NAAR HET KERSTDINER

In de week voor Kerst is het bij mij thuis een komen en gaan van kennissen, buren en familie. De bezoekers leveren onwetende en onvrijwillige kandidaten af voor de traditionele ereplaats op de feestmaaltafel. De meegebrachte konijnen zijn misschien niet meer de puur heidense offerdieren uit vervlogen tijden, maar vormen wel degelijk een onmisbare schakel in het dichterbij brengen van de vrede op aarde. En dat lukt in ons katholieke stukje wereld toch het beste met een volle bolle buik na een copieuze maaltijd, met konijn als hoofddis.

Het is in ons dorp van oudsher de gewoonte dat de gezinnen zelf konijnen voor de slacht houden. Een nuttige erfenis uit een armoedig verleden. Veel konijnenfokkers zijn te lui of te laf om zelf hun vetgemeste moer of rammelaar te slachten, daarom is mijn vader in de donkere decembermaand de onbezoldigde, brute konijnenslager van het Kerkhofpaadje.

Pap fokt zelf konijnen, en het is mijn taak om de dieren van groenvoer te voorzien: klaver en ‘stoebe’, de bladeren en wortels van de paardenbloem. Met veel liefde en geduld steek ik de planten op het terrein van de Katholieke Jeugd Vereniging. Ik gebruik hiervoor een gekarteld broodmes met een zwart kunststoffen handvat. Mijn vader fokt de konijnen om ze op te eten. Ik voer de Hollanders en Vlaamse reuzen, omdat ik van ze houd.

Al die kerstkonijnen worden door pap vakkundig met een genadeloze karateklap achter de oren kasje wijlen gemaakt. De beesten geven geen kick. ‘Ze lijden geen pijn’, zegt mijn zorgzame en blauwogige moeder. Nee mam, behalve dan dat ene zwart-witte: mijn eigen lievelingskonijn. Een felle siddering schiet door mijn lijf als het diertje door mijn vader wordt vermoord. De scherpe en nare konijnengil gaat bij mij door merg en been. Ik heb nog nooit eerder een konijn welk geluid dan ook horen voortbrengen. De konijnenschreeuw galmt bij mij na in een jarenlang aanslepende, bedorven kerstbeleving.

In plaats van een scalpel gebruikt pap een met engelengeduld geslepen aardappelschilmesje. Vlijm en vlijmscherp moet dat zijn. Tussen het slijpen door voelt vader voorzichtig tastend met zijn vingertoppen of het ‘petattemeske’ al scherp genoeg is. Als een volleerd slijper benut hij een aantal hoekstenen in de deuropening van de waskeuken om die perfecte conditie te bereiken. De slijpsporen in de muur zijn nu nog zichtbaar als een ingekerfd verleden.

Het slachten zelf verloopt volgens een vast ritueel. De Hollander wordt eerst met ruw bonentouw pootje voor pootje opgehangen aan de onderste tak van de oude suikerperenboom op de binnenplaats. Op de plek waar anders onze kinderschommel hangt, vallen nu schommelen en bungelen, leven en dood samen.


Als het konijn hangt, zet mijn vader een aantal stappen achteruit, neemt het konijn als een beeldhouwer in ogenschouw, steekt een Virginia Cross sigaret aan, rookt die rustig en kalm op, trapt de peuk op de grond uit, loopt vervolgens vastberaden terug naar het dier en zet een eerste weloverwogen snee. Het konijnenlichaam wiegt dan zachtjes mee op de sneden die vader gevoelvol en precies in het dier aanbrengt.

Mijn vader trekt het konijn vervolgens kundig de zachte bontjas uit, en als een geboortewonder, als een plotselinge, onaangekondigde metamorfose, komt tevoorschijn: een nog in de winterkou na-dampend, doorschijnend lichaam; een lichtroze huid met duizenden bloedadertjes; vage orgaancontouren en duidelijke skeletvormen. Het beestje hangt dan dood te wezen. Er is bijna geen druppel bloed gevloeid.

Een zoete, weeïge geboortegeur verspreidt zich in de koude buitenlucht en dringt langzaam mijn neus binnen. Ik voel me misselijk worden, maar blijf met ingehouden adem kijken. Licht zwetend, angstig en dapper tegelijk, kijk ik met een mengeling van afschuw, boosheid en bewondering naar de soepele slachtvaardigheid van mijn vader. Mijn dierbare konijn is gevild. Waar is dat voor nodig? Een eerste, nog onbegrepen, twijfel aan de autoriteit van vader en godsdienst sluipt mijn leven binnen. Ik weiger voortaan om konijn te eten.

Het lieve konijntje heeft de bontsokjes nog aan.

Jan Duijf (Kloosterstraat Horst)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten