maandag 21 december 2009

Intermezzo – Sneeuw (1)

Niets leek me mooier dan de dag na de Grote Sneeuw een top 5 van Horster sneeuwpoppen samen te stellen. Viel me dat even tegen, zeg! M’n neefje en nichtje verzekerden me vanochtend al meteen dat de sneeuw nauwelijks plakte. Maar ik heb inmiddels geleerd dat ik niet alles even letterlijk moet nemen wat die twee zeggen. In dit geval sprak het vooruitzicht van tintelende vingers hen waarschijnlijk minder aan dan in de behaaglijke kamer met hun luie kont voor de televisie zitten. Dacht ik. Uit het feit dat ik vandaag bijna nergens in Horst en omstreken een sneeuwpop tegenkwam, leidde ik af dat ze me dit keer niets op de mouw hadden gespeld. Of zouden al die kinderen liever in een behaaglijke kamer met hun luie kont voor de televisie zitten dan een sneeuwpop fabriceren? Toch wil ik vandaag iets met die sneeuw, want om met Martin Bril te spreken: ‘Ha sneeuw. Ik raak er nog steeds opgewonden van.’ Alleen al daarom is dit een mooi moment om Martin Bril aan de vergetelheid te ontrukken. Want hij mag dan pas een half jaar overleden zijn, je hoort nu al niemand meer over hem. Onbegrijpelijk. Op 26 november vorig jaar schreef hij in De Volkskrant een stukje over zijn expeditie van een dag eerder. Die had tot doel ‘een paar voetstappen in maagdelijke sneeuw te zetten, van die krakende, verende, echte sneeuwpassen’. Hij belandde uiteindelijk met z'n auto op het Speulderveld op de Veluwe: ‘Er was nog niemand geweest hier. Ik zag geen voetstappen, geen bandensporen. Ik stopte toen ik bij een hek kwam.
Diep ademhalen.
Terwijl ik dat deed, viel er een grote klont sneeuw op de motorkap. Ik was nog steeds niet uitgestapt. Plezier moet je uitstellen. Meteen als een idioot over de hei hollen, kan iedereen. Ik liet het onvermijdelijke moment dichterbij komen. Toen opende ik de deur en zwaaide ik het linkerbeen naar buiten. Ik had al bijna spijt van mijn voornemen. Het andere been volgde en ik stond buiten. Ik sloot de auto af.
Weer haalde ik diep adem. Had ik dat daarnet maar niet gedaan. Wat ik nu aan lucht binnenkreeg, was van een dronken makende helderheid. Ik zette mijn eerste voetstap. Ach, hoe schitterend kraakte en knerpte de sneeuw onder mijn schoen. Nog een stap, en nog mooier was het geluid, lieflijk, maar ook stoer. Een geluid uit duizenden. Ik begon te lopen, duizelig van stom geluk.’
Geweldig. Kan geen sneeuwpop tegenop.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten