Ze zijn vrij zeldzaam, die spontaan geplaatste frustratiebordjes. Als ik het goed heb bijgehouden, ben ik er het afgelopen jaar drie tegengekomen:
Mijn ideale frustratiebordje voldoet aan de volgende vier criteria:
1. het moet gaan om een kleine, liefst particuliere ergernis. Dus geen borden tegen een oorlog in een ver land, geen borden tegen een besluit van een landbouwminister en zelfs geen borden tegen de vestiging van een megastal in een onaangetast landschap;
2. de ergernis moet een beetje aardig zijn verpakt. Dus geen gescheld of gevloek, maar liever ironie, sarcasme of ingehouden woede;
3. het moet een geïmproviseerde indruk maken: je moet er aan af kunnen zien dat het besluit om het te plaatsen van het ene op het andere moment is genomen. Dus geen geprinte of gedrukte tekst of tekening, maar bij voorkeur handgeschreven of handgetekend;
4. (logisch uitvloeisel van 3:) de tekst op het bordje moet minstens één taalfout bevatten.
Kijken we nu naar de bovenstaande bordjes, dan luidt de conclusie dat geen van drieën aan alle criteria voldoet. Criterium 1 en 2 lukt nog wel, maar bij 3 en 4 vallen ze genadeloos door de mand. Anders is het met het frustratiebordje dat ik gisteren aantrof bij de bladkorf op de kruising Veld-Oostenrijk-Australiëweg.
Dit komt dicht in de buurt van mijn ideale frustratiebordje: het gaat om een kleine, particuliere ergernis, je kunt eraan afzien dat het plaatsingsbesluit impulsief is genomen én het bevat een taalfout. Alleen met de aardige verpakking valt het tegen. Weliswaar geen gescheld of gevloek, maar ook beslist geen ironie, sarcasme of ingehouden woede. Integendeel, het ongenoegen spat er vanaf (hoewel dat ‘Gr.’ het dan weer van de allerscherpste kantjes ontdoet). Desondanks voeg ik dit bordje met groot genoegen toe aan mijn verzameling frustratiebordjes.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten