maandag 1 maart 2010

Klein mysterie 138 – Straatzanger

Ik heb het al eens eerder betoogd: als dorp of stad stel je pas echt iets voor als straatmuzikanten je weten te vinden. Horst aan de Maas mag zich dus gelukkig prijzen met de straatzanger die de laatste dagen ineens op tal van plaatsen in de gemeente is opgedoken. Een onberispelijke verschijning, strak in het pak, goed bij stem, zingend vanaf een met een oranje doek afgedekte ton. Minpuntje: zijn beperkte repertoire. Wat zeg ik? Of ik hem nu zag op de markt in Sevenum, langs de spoorlijn in America,bij het klooster in Grubbenvorst,bij de Houthuizer Molen in Lottumof aan de Maas in Broekhuizen,overal was het enige lied dat hij zong het Maastrichtse volkslied:

Wie dèks woorste neet priesgegeve
mèh heels dien kroen toch opgeriech
en ongeknak biste gebleve
door euze band vaan trouw aon diech


Gepassioneerd gezongen, met zijn rechterhand op de linkerborst. Nadat het publiek z’n optreden had beloond met een gul applaus, weerklonk telkens dezelfde zin uit z’n mond: ‘Het is hier buiten heel koud maar van binnen heb ik het warm.’ Mooie act.
Geïntrigeerd door de man, zijn lied en zijn performance, poogde ik een gesprekje met hem aan te knopen. Ik vroeg hem wie hij was en waar hij vandaan kwam. Dit was zijn reactie: ‘Ik heb er toe gedaan. Ik heb afscheid genomen van mijn functie, niet van mezelf. Ik wil niet rancuneus zijn. Juist door wat ik heb meegemaakt weet ik hoe je ongewild in moeilijke situaties verzeild kunt raken. Ik noem man en paard, een beetje zoals Geert Wilders ook doet. Ik ken de sensitiviteit van de politiek, weet hoe daar de koek gebakken wordt. Sorry voor de wethouders maar ik kan er ook niets aan doen dat mensen als André Rieu en Joop van den Ende de burgemeester willen spreken. Ik laat al die goede jaren niet verpesten. Ik blik niet in wrok terug.’
Inderdaad, geen touw aan vast te knopen. Tragisch figuur. Achter die onberispelijke verschijning en dat strakke pak gaat iemand schuil die totaal de weg kwijt is. Maar als straatzanger richt hij betrekkelijk weinig schade aan. Laten we hem daarom koesteren. Laten we hem stimuleren z’n repertoire uit te breiden. Bijvoorbeeld met het vierde couplet van het Horster volkslied Horst, mien dörpke (1952; tekst en muziek Jos L. Rijnders):
D’n burgemeister is heer weggegoan
Daat deut ós toch werkeluk verdreet
Waat deen vur ós haed gedoan
beseffe de miëste nag neet


Je zult zien dat ie daar van opkikkert.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten