Eerste zondag van mei: Horster kermis. Ik ben niet zo’n kermisklant. Nooit geweest ook. Maar als er ineens een neefje en een nichtje in je leven komen, valt er niet aan te ontsnappen. Twee jaar geleden dwong m’n destijds zevenjarige nichtje me tot enkele rondjes in het (mini)reuzenrad. Een traumatische ervaring, die ik later van me af probeerde te schrijven in een voor haar bestemd verhaaltje.
Het is kermis in Horst. X en Y willen dat Wim meegaat naar de kermis. Als X en Y zoiets vragen, dan doet Wim dat gewoon. Dus gaan X en Y gezellig samen met hun oom en mama naar de kermis.
X wil graag in het reuzenrad. Wim heeft daar niet zoveel zin in.
‘Kom mee, Wim, samen in het reuzenrad!’, zegt X.
‘Nee, daar heb ik geen zin in’, zegt Wim.
‘Je bent zeker bang?’, vraagt X.
‘Helemaal niet. Hoe kom je daar nu weer bij?’, zegt Wim.
Omdat X aan blijft dringen, gaat Wim toch maar mee met X in het reuzenrad. X is tenslotte zijn liefste nichtje.
‘Zit je goed?’, vraagt Wim.
‘Ja, hoor’, zegt X.
‘Geef mij maar een hand, want het reuzenrad gaat heel hoog’, zegt Wim.
‘Nee, dat hoeft niet. Ik heb al vaker in het reuzenrad gezeten’, zegt X.
‘Ik nog nooit’, zegt Wim.
Dan doet de man van het reuzenrad het hekje dicht. Daar gaan ze, X en Wim, samen in een schuitje! Maar wat is dat? Plotseling stopt het reuzenrad. Het schuitje van X en Wim is juist helemaal boven. Héél hoog in de lucht hangt het schuitje stil. Het wiebelt wel nog een beetje.
‘Wat is dat nu weer?’, vraagt Wim.
‘O, niks hoor. Beneden stappen een paar nieuwe mensen in een schuitje. Daarom hangen wij nu even stil’, zegt X.
‘O’, zegt Wim, ‘ik dacht al.’
‘Je bent toch niet bang?’, vraagt X.
‘Bang? Ik? Nee hoor! Ben je gek!’, zegt Wim.
De mensen zijn ingestapt. Het reuzenrad gaat weer verder. Als ze beneden zijn, zwaaien X en Wim vlug naar Y en mama. Maar dan gaat het schuitje alweer naar boven. Y en mama worden snel kleiner.
‘Kijk, daar lopen Puk en Muk’, zegt X als ze weer boven zijn.
‘Waar?’, vraagt Wim.
‘Dáár! Daar beneden’, zegt X.
‘Ik zie ze niet’, zegt Wim.
‘Maar je kijkt ook helemaal niet’, zegt X.
‘Ben je soms een beetje bang?’
‘Een heel klein bbbeetje’, bibbert Wim.
‘Geeft helemaal niets hoor’, zegt X. ‘Wil je mijn hand vasthouden?’
‘Mmmag dat?’, vraagt Wim.
‘Natuurlijk!’, zegt X. ‘Iedereen is toch wel eens bang?’
Wim voelt zich wat meer op z’n gemak nu hij de hand van X mag vasthouden. Als ze voor de derde keer helemaal boven zijn, durft hij zelfs heel voorzichtig naar beneden te kijken. Maar hij blijft de hand van X wel stevig vasthouden.
‘Hoe was het?’, vraagt mama als X en Wim na vijf rondjes uitstappen.
‘Leuk!’, zegt X.
‘En vond Wim het ook leuk?’, vraagt mama.
‘Wim was eerst een beetje bang’, zegt X. ‘Maar toen hij mijn hand mocht vasthouden, ging het al een stuk beter.’
‘Ik was helemaal niet bang. Ik deed alleen maar net alsof’, zegt Wim.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten