vrijdag 23 mei 2025

Intermezzo – Griendtsveen, een stervend dorp? (2)

Anderhalve week geleden schreef ik hier over de bijzondere scriptie uit 1949 van Jet Jansen over Griendtsveen. Vandaag het vervolg; in de komende tijd volgen meer afleveringen.

Jet opent haar scriptie met een korte schets van de geschiedenis van Griendtsveen. Die begint als de gemeente Horst in 1885 ruim vierhonderd hectare veengrond verkoopt aan ondernemer Eduard van de Griendt. Hij sticht een turfstrooiselfabriek die werk biedt aan arbeiders uit alle windstreken. Geleidelijk ontstaat rondom de turfstrooiselfabriek een dorpje, dat de naam Griendtsveen krijgt.


Hierna beschrijft Jet beeldend hoe Griendtsveen er in 1949 uitziet:
‘Een onbekende die het tegenwoordige Griendtsveen bezoekt wordt getroffen door iets eigenaardigs aan het plaatsje. Na een lange kanaalweg afgelegd te hebben, die op een zeker punt overgaat van zwart asphalt in rode steenslag, waarschuwt tegelijkertijd een groot bord “Eigen Weg” aan de kant, dat men Griendtsveens gebied betreedt. Eventjes later doemen dan aan weerszijde van het kanaal kleine huisjes op. Het hele gehucht doet sterk denken aan een verzameling speelgoedhuisjes, waarmee een kind een dorp gebouwd heeft. De huisjes staan ordelijk op een rij, elk huis heeft een tuintje, in ieder tuintje groeien viooltjes, naast elk huis ligt een turfhoop en iedereen kijkt op als er eens iemand langs komt. Een eindje buiten de kom van het dorp, in zover men hier van een dorpskom kan spreken, staat, verscholen tussen machtige bomen, een groot herenhuis “De grote villa”, waar de landeigenaar, tevens directeur van de N.V. Maatschappij Van de Griendt’s Landexploitatie woont. Het hele gehucht, uitgezonderd het klooster, de meisjesschool, pastorie en kerk, en de openbare school met het schoolhuis is opgebouwd door en eigendom van de Maatschappij. (…) Men ziet niet veel leven in het dorp, verkeer komt heel weinig door Griendtsveen, er is geen fabriekje of werkplaats te bespeuren.’

Dat nagenoeg het hele dorp eigendom is van de familie Van de Griendt, verleidt Jet tot een opmerkelijk kritische observatie aan het slot van haar beschouwing: ‘Het geheel doet sterk denken aan een feodale maatschappij in de Middeleeuwen, het kasteel met rondom de huizen van de ondergeschikten, de Heer met zijn onderhorigen.’


In de volgende aflevering meer over de bevolkingsopbouw en de middelen van bestaan in Griendtsveen in 1949. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten