dinsdag 26 november 2013

Actualisatie – Populieren

Populieren

Men noemt het ruischen, maar zijn ’t geen stemmen?
En waren ’t stemmen, is er dan geen mond
Om één keer te zwijgen in dit beklemmende
Aanzwellen, dat, aanvangverloren, geen einde vond?

De kussen die zij buigende elkaar toedragen
Strijken niet verder, gaan niet naar omlaag, en rustig-
    koel
Blijven de stammen zonder eenig bindend doel
Hun eeuwig kozende kronen schragen.

S. Vestdijk, 1931 
Drie weken geleden bracht ik hier een ode aan het prachtige populierenbosje aan de Rotvenweg in Horst. Ik vergeleek het - in navolging van Pier Paolo Pasolini - met een kathedraal en riep Horster filmers op de filmische potentie van de populiergaard te benutten. Welnu, Horster filmers kunnen camera en statief onberoerd laten: een uur of vier geleden ontdekte ik dat de populiergaard vandaag voor de helft ten prooi is gevallen aan de kettingzaag (klik op de pijl om het filmpje te starten). 
Morgen zal ongetwijfeld de andere helft van de ‘eeuwig kozende kronen’ volgen.
‘Gelukkig hebben we de foto’s nog’, schijn je in dergelijke omstandigheden te moeten zeggen. Zal best, maar mij troost je er niet mee. Quelle horreur.
Herinnering aan Holland

Denkend aan Holland
zie ik breede rivieren
traag door oneindig
laagland gaan,
rijen ondenkbaar
ijle populieren
als hooge pluimen
aan den einder staan;
en in de geweldige
ruimte verzonken
de boerderijen
verspreid door het land,
boomgroepen, dorpen,
geknotte torens,
kerken en olmen
in een grootsch verband.
de lucht hangt er laag
en de zon wordt er langzaam
in grijze veelkleurige
dampen gesmoord,
en in alle gewesten
wordt de stem van het water
met zijn eeuwige rampen
gevreesd en gehoord.

H. Marsman, 1936

maandag 25 november 2013

Klein mysterie 505 – Leesplankje (1)

Een leesplankjestentoonstelling in Roermond was een mooie aanleiding m’n Horster Laesplaenkske weer eens tevoorschijn te halen. Het naar schatting dertig jaar geleden door sportclub UVB uitgegeven leesplankje is een bezit dat ik koester (klik op de afbeelding om haar te vergroten).
Je kunt het vanuit allerlei invalshoeken benaderen, maar ik beperk me hier en nu tot de vraag in hoeverre ik de achttien woorden van het Horster Laesplaenkske ken en gebruik (en het zou fijn zijn als u hetzelfde deed). Daar gaan we:   

Moer (fluitketel; volgens de Horster woordenlijst È maes inne taes trouwens geschreven als ‘moêr’). Nooit gebruikt, mij zelfs volslagen onbekend.

Kappes (volgens È maes inne taes een ‘rónde witte koël’. Klopt dat? Of zijn alle kolen kappese?). Ken het wel, gebruik het nooit en niet alleen omdat ik geen wittekooleter ben. Kool is bij mij koël.
Jiets (huismus). Frequent gebruiker, hoewel minder dan vroeger. Waarom? Omdat je tegenwoordig veel minder jietse ziet. Verdreven door de merlinge? Koarezeiker, het minstens even mooie equivalent van jiets, is mij eveneens bekend; ik bezig het ook wel eens, alleen te weinig. Verbeterpuntje.

Kwekvoars (kikker). Horstenaar zijn en ‘kikker’ zeggen? Onmogelijk! Kwekker (volgens È maes inne taes een equivalent van kwekvoars) gebruik ik daarentegen nooit. Is even afstotelijk als het dier waarvoor het de benaming is.

Kwakel (dennenappel). ‘Wat heb je vanmiddag gedaan?’ ‘Kwakels … euhh … dennenappels geraapt.’ Typisch zo’n woord waarbij je moet zoeken naar de Nederlandse vertaling omdat het er al van jongs af aan zit ingebakken dat kwakels kwakels zijn.

Moelbaer (bosbes). Klassieker, veel Horsterder kan het niet worden.

Kierke (big). Zegt me niets, excuses. Bag, wat hetzelfde betekent, wel. Toch is een big bij mij in het Horster een biggetje. Triest, ik weet het, maar het is niet anders.
Vrommes (vrouw). Ken het, gebruik het eigenlijk alleen als ik een beetje interessant wil doen. Ik verkeerde ook in de veronderstelling dat het altijd een een negatieve bijklank had: ‘Daat is meej toch en akelig vrommes!’

Taffeltrek (tafellade). M’n opa en oma hadden een tafel met taffeltrek. Dus ik ken het woord, weet wat het betekent, maar geloof niet dat ik het de afgelopen twintig jaar ook maar één keer heb uitgesproken. ‘Tafellade’ trouwens evenmin.

Piers (perzik). Zouden er Horstenaren zijn die géén piers zeggen?
Zoebele (sabbelen). Natuurlijk zegt zoebele mij wat! Wat wil je ook als je tot je tiende op je doem hebt gezoebeld? Weer zo’n woord dat eigenlijk onvertaalbaar is. In het Nederlands mag het dan sabbelen of zabbelen zijn, voor mijn gevoel is dat toch heel iets anders dan zoebele.

Iëmer (emmer). Ken het wel, gebruik het nooit. Een emmer is bij een emmer.

Moêtwöärm (mol). Echt zo’n woord waarover je aarzelt om het in het dialect uit te spreken omdat je bang bent dat je niet begrepen wordt. Ken het dus, gebruik het zelden. En een molshoop? Is voor mij een molshoeëp. Moêtwöärmhoeëp heb ik nog nooit gehoord. Bestaat het wel?
Liste (bretels). Ken het wel, gebruik het nooit, heb het nooit gebruikt. Zou je me vragen ‘Wat is het Horster woord voor bretels?’, dan zou ik antwoorden: ‘Haëlpe.’ Maar dat zijn volgens Zò bót as en hiep, de andere Horster woordenlijst, ‘liste die âchter ánne bóks vâst genaejd zitte’.

Snuutje (kusje). Ken het, gebruik het ook, alleen in een andere betekenis: als verkleinwoord van ‘mond’. Daat jungske haet en verrekes vies snuutje. Van hetzelfde laken een pak bij muulke: gebruik ik eveneens als verkleinwoord van ‘mond’, terwijl È maes inne taes het vertaalt als ‘kusje’.

Kieps (pet). Hoewel zelf geen kiepsendraeger meer, een woord dat tot m’n dagelijkse vocabulaire behoort. Leeft Kiepsen Ties eigenlijk nog?

Slaat (sla). Ken het, gebruik het nooit, heb het nooit gebruikt. Slaaj evenmin. Sla is bij mij sla.
Wek (brood). Ken het, gebruik het nooit (behalve in klöntjeswek), heb het zelden gebruikt. Hetzelfde geldt voor mik. Ik heb over m’n opvoeding weinig te klagen, maar op wek/mik-gebied hebben m’n ouders steken laten vallen.

Mijn score: van de 18 woorden ken ik er 16 en daarvan gebruik ik er 9 min of meer regelmatig. Waar ik nu zo benieuwd naar ben: welke van de achttien woorden kent u (niet)? Welke gebruikt u (niet)? Laat het me weten! Laat het elkaar weten! Door te reageren op dit bericht, door te reageren op het Facebookbericht of door een e-mail (horstsweethorst@gmail.com) te sturen naar Horst-sweet-Horst.

Klein mysterie 504 – Floriade (6)

‘De statuten en overeenkomsten boden geen eenduidig inzicht in de rolverdeling, rechten en plichten van de verschillende partijen en met name de Stichting. Mogelijkheden om deze rolverdeling te verhelderen werden niet benut.’ (p. 70)
‘Onthutsend’, zo omschreef het Gennepse D66-gemeenteraadslid Paul Wessels donderdag het rapport (klik hier) van de commissie-Hendrikx over de Floriade. De commissievoorzitter zelf achtte het eerder ‘onthullend’. En ik? Voor deze ene keer ben ik het met Paul Wessels eens.

‘De statuten en overeenkomsten boden geen eenduidig inzicht in de vereiste informatievoorziening richting het Stichtingsbestuur, de colleges, de raden en de Nationale Tuinbouwraad.’ (p. 72)

Het minst onthutsend is eigenlijk nog het geleden verlies (omstreeks 9 dan wel omstreeks 5 miljoen euro). Daarvan waren we immers al geruime tijd op de hoogte. Onthutsend zijn wel de machtsspelletjes die het rapport aan het licht brengt. Onthutsend zijn de intimidaties links en rechts. Onthutsend is hoe de diverse gremia elkaar naar het leven stonden. Onthutsend is hoe gemaakte afspraken niet werden nagekomen. 
‘De hoogte en dekking van de gemeentelijke financiële bijdrage aan de Floriade 2012 was niet volledig transparant voor de gemeenteraden ten tijde van de kandidaatstelling. Daarnaast werden belangrijke ontwikkelingen in de financiële kaders en risico’s van het Floriade-project niet actief gecommuniceerd naar de raden.’ (p. 73)

Maar het meest onthutsend is toch wel het opereren van de vijf gemeenten die aan de basis van de Floriade stonden (Gennep, Horst aan de Maas, Peel en Maas, Venlo en Venray) en later vertegenwoordigd waren in de Stichting Regio Venlo Floriade 2012. Onthutsend is de incompetentie van de gemeenten die uit het rapport spreekt. Onthutsend is hoe volstrekt ontoereikend de informatievoorziening aan de gemeenteraden was (zie enkele van de cursief bij dit stukje weergegeven conclusies uit het rapport). Onthutsend is hoe gemakkelijk de gemeenteraden zich daarbij neerlegden.
‘Geconcludeerd wordt dat het Stichtingsbestuur zich onvoldoende bewust was van haar formele rechten, bevoegdheden en positie ten opzichte van de Floriade-BV. Hierdoor hebben de gemeenten het uitgangspunt van “voldoende invloed en toezicht op de Floriade-organisatie” onvoldoende waar kunnen maken.’ (p. 75)

Onthutsend was ook het optreden van de Venlose burgemeester Antoin Scholten tijdens de presentatie van het rapport aan de gemeenteraden, afgelopen donderdag. Waar je in het licht van bovenstaande een deemoedige burgemeester zou verwachten, was het tegendeel het geval: hij wist de Floriade te verkopen als een Goed Nieuws Show en ging gemakshalve voorbij aan de snoeiharde conclusies van de commissie over het gemeentelijk optreden.   

‘De informatievoorziening aan de gemeenten binnen de Regio Venlo voldeed niet volledig aan de formele afspraken en sloot tot 2011 qua kwaliteit onvoldoende aan op de informatiebehoefte van de gemeenten in hun rol als garantsteller. Daarnaast werden raden, colleges en ambtelijke adviseurs beperkt geïnformeerd over de (financiële) voortgang van de Floriade.’ (p. 79)
Onthutsend vind ik tenslotte dat de bespreking van het rapport van de commissie Hendrikx één van de in totaal achttien agendapunten is van de Horster gemeenteraadsvergadering van 17 december. Een rapport dat zoveel feilen openbaart en tot onmiddellijke consequenties zou moeten leiden voor allerlei (regionale) projecten waarbij de gemeente op dit moment betrokken is, doe je niet in een vloek en een zucht af. Voor de bespreking van een confronterend rapport over een evenement waarin de overheid voor tientallen miljoenen heeft geïnvesteerd neem je royaal de tijd in een aparte bijeenkomst.  

‘Het ontbreken van formele kaders en instrumenten voor de regionale samenwerking, de “dubbele petten” van regionale bestuurders in het Floriade-project, de beperkte inzet van geschillenprocedures en een gebrekkige overdracht tijdens bestuurlijke en ambtelijke wisselingen hebben geresulteerd in trage regionale besluitvorming. Hierdoor zijn financiële risico’s onnodig lang blijven openstaan en bleef noodzakelijke sturing uit op cruciale momenten binnen het Floriade-project. Tenslotte heeft de sterke financiële verbondenheid van regionale projecten geresulteerd in een gebrek aan “accountability” van betrokken partijen.’ (p. 81)

Wat mij vooralsnog niet onthutst (omdat ik de reden niet ken), maar wel bevreemdt is dat de voormalige Horster gemeentesecretaris Harry van de Loo wel was uitgenodigd voor een gesprek met de commissie maar aan die uitnodiging geen gehoor heeft gegeven (p. 92).

Klein mysterie 503 – Fiets (4)

Dit is mijn fiets (trouwe Horst-sweet-Horstlezers zullen ’m ongetwijfeld herkennen):
Een Batavus Bato. Geschatte leeftijd: een jaartje of 35, ik heb ’m geërfd van m’n vader. Die kocht ’m ooit bij Tweewielerhuis Beckers (hoeveel rijwielen van Beckers Piet zouden er nog rondfietsen in Horst?).
Geen hippe fiets, wel een fiets die ondanks een voor de helft ontbrekende kettingkastbeschermer doet waarvoor ie bedoeld is: fietsen. Lange tijd had ie onder mijn bewind een rustig leven. Dat veranderde toen ik een klein jaar geleden autoloos werd. Sindsdien heeft de fiets er ettelijke honderden kilometers op de – niet functionerende – teller bij gekregen. Met dank ook aan m’n zwager, moet ik daar meteen aan toevoegen, want mankeert er eens iets dan is hij altijd bereid reparatiewerkzaamheden te verrichten. Vitale onderdelen als verlichting, trappers, zadel, rem en banden zijn dan ook tiptop in orde.
Afgelopen donderdag bracht m’n trouwe tweewieler me weer zonder haperen naar station Horst-Sevenum, waar ik om half drie op de trein richting Venlo diende te stappen. Bij de fietsenstalling waren twee politieagenten druk bezig. Ah, de fietslabelactie natuurlijk! Eerder die dag had ik op InHorst gelezen over het gezamenlijk initiatief van gemeente en politie om wees- dan wel zwerffietsen uit de stationsfietsenstallingen te verwijderen. Want: ‘Al deze verwaarloosde fietsen komen de toegankelijkheid en uitstraling van het station niet ten goede.’ Nou kom ik zeer regelmatig op het station, heb daar last gehad van veel en van alles, maar met de toegankelijkheid heb ik nooit enig probleem gehad. En doen die paar fietswrakken afbreuk aan de uitstraling van het station? Ik zou eerder zeggen dat al die de afgelopen jaren gekapte bomen in de omgeving van het station de uitstraling niet ten goede komen. Maar waar zeur ik over? Met mijn tiptop in orde zijnde fiets had ik immers niets te vrezen van de opruimactie.
Om vier uur arriveer ik met de trein uit de richting Venlo weer op het station. Ik loop doodgemoedereerd naar de fietsenstalling. Hé, wat is dat?
Het zal toch niet? Jawel hoor!
Een grove belediging voor mij, m’n fiets en vooral m’n zwager.
Tegelijkertijd hoor ik van alle kanten kreten van ontzetting en verbijstering van andere treinverlaters met een fiets in de stalling. Allemaal hetzelfde overkomen! Nadere inspectie leert dat tientallen fietsen van een label zijn voorzien. Een grove belediging voor al die eerzame fietsbezitters (klik ook hier).
Is het nou echt zo moeilijk het kaf van het koren te scheiden? En waarom niet het Handboek weesfietsen gevolgd (zie de Horst-sweet-Horst top 5 van instructies uit het Handboek weesfietsen waaraan bij de ‘Opruimactie zwerffietsen station Horst-Sevenum’ geen gevolg is gegeven)?
En dat ook nog in een week waarin ik me toch al godsgruwelijk aan de Horster politie had geërgerd vanwege de ‘zigeunertypes’ die weer eens figureerden in twee politietweets (klik hierhier en hier; klik hier voor mijn reactie). Nee, voorlopig komt het niet meer goed tussen de Horster politie en mij. 

Top 5 – Instructies uit het ‘Handboek Weesfietsen’ waaraan bij de ‘Opruimactie zwerffietsen station Horst-Sevenum’ geen gevolg is gegeven

Soms prijs je je gelukkig in Nederland te leven. Bij mij was dit gisteravond weer eens het geval. Ik was voornemens een top 5 van Horster stationsweesfietsen samen te stellen. Omdat ik als altijd goed beslagen ten ijs wilde komen, oriënteerde ik me op het internet eerst op het begrip ‘weesfiets’. Ik stuitte meteen op de website van Fietsberaad, ‘kenniscentrum voor fietsbeleid’.
Is een kenniscentrum voor fietsbeleid op zich al iets om helemaal gelukkig van te worden, toen ik het Handboek weesfietsen (onderdeel van de website) had geopend, wist ik ineens weer waarom het zo geweldig is om in Nederland te leven. Kent u één ander land met een Handboek weesfietsen? Kent u één ander land waar in 29 pagina’s alles wat je (niet) wilt weten over weesfietsen over je uit wordt gestort? Van ‘juridisch kader’ tot ‘het fietsdepot’ en van ‘labels & beschikkingen’ tot ‘communicatie’: het staat er allemaal in! Bovendien gegoten in prachtige zinnen! ‘Als het om weesfietsenbeleid gaat is de beleidsvorming beperkt van omvang.’ Ook een hele mooie: ‘Het verdient de voorkeur de uitvoeringsorganisatie centraal te stellen.’ Nog een toppertje: ‘Aangezien ook de depotfunctie overbodig is, kan het traject van het fietswrak er in de praktijk volledig anders uitzien dan dat van de weesfiets.’ Uiteraard ontbreekt ook een definitie van het begrip ‘weesfiets’ niet: ‘Een weesfiets is een fiets die op openbaar terrein gestald staat en al langere tijd niet meer is gebruikt. Ze zijn niet direct opvallend of hinderlijk, ze blokkeren de doorgang niet en ze ontsieren het straatbeeld niet, ze zijn niet eens op het eerste gezicht herkenbaar.’
Je zou zeggen: ‘Als er dan toch zo’n Handboek weesfietsen bestaat, maak er als politie en gemeente dan ook gebruik van.’ Maar niet in Horst aan de Maas. Aanleiding voldoende om de geplande top 5 van Horster stationsweesfietsen nog even uit te stellen ten faveure van de Horst-sweet-Horst top 5 van instructies uit het Handboek weesfietsen waaraan bij de ‘Opruimactie zwerffietsen station Horst-Sevenum’ (klik hier en hier) geen gevolg is gegeven:
5. Instructie: ‘De maximale stallingsduur moet worden aangekondigd bij de betreffende stallingsplaatsen. In een stationsomgeving zijn al gauw meerdere borden nodig.’
De praktijk op station Horst-Sevenum: geen bord te zien.

4. Instructie: ‘De labeling moet zo gebeuren dat de fiets niet kan rijden zonder dat het label wordt verbroken. Het moet dus zowel om een spaak als om een vast deel van de fiets worden bevestigd.’
De praktijk op station Horst-Sevenum: de labels zijn uitsluitend aan vaste onderdelen van de fiets bevestigd, overwegend aan het stuur, in enkele gevallen aan de bagagedrager.
3. Instructie: ‘Kies altijd een label dat bij verwijdering moet worden stukgescheurd, zodat grappenmakers het niet opnieuw om een andere fiets kunnen bevestigen.’
De praktijk op station Horst-Sevenum: het label is eenvoudig los te maken zonder het stuk te hoeven scheuren.   

2. Instructie: ‘Het labelen gebeurt op momenten dat er weinig fietsen staan gestald. De avonden op werkdagen zijn over het algemeen het meest geschikt. Veel fietsen die worden gebruikt zijn dan weg, zodat het percentage weesfietsen maximaal is.’
De praktijk op station Horst-Sevenum: het labelen gebeurt op een moment waarop het aantal gestalde fietsen zo ongeveer op z’n hoogst is, namelijk op een donderdag aan het begin van de middag, buiten vakantietijd.
1. Instructie: ‘Een goed label is opvallend van kleur (bijvoorbeeld geel, oranje, rood).’
De praktijk op station Horst-Sevenum: het gebruikte label is bruin, de schutkleur bij uitstek in een stationsomgeving.

maandag 18 november 2013

Klein mysterie 502 – Meteriksewegbomen

Bomen genoeg op deze wereld. Eén of twee minder doen er echt niet toe. Vijf of zes evenmin. Toch doet het vellen van ogenschijnlijk gezonde bomen pijn. Je zou ook denken dat bomen echt van deze tijd zijn: duurzaam tot in de wortel en als ze in blad zitten bieden ze nog mantelzorg ook. Eigenlijk kun je met bomen alle kanten op. Totdat je ze kapt. En precies dat gebeurde vanochtend met de vijf of zes acacia’s aan de Meterikseweg tussen Noordsingel en Prinses Beatrixstraat (klik op de pijl om het filmpje te starten).
Nee, bijzonder mooie, zeldzame, karakteristieke of monumentale bomen waren het inderdaad niet. Maar het waren wél bomen. Op hun mooist in de herfst, als de bladeren van de ene op de andere nacht ineens allemaal geel verkleurden en een paar dagen later ook weer allemaal tegelijk op de grond dwarrelden.
Hoe lang ze er al stonden, vroeg ik vanochtend een toeschouwende overbuurvrouw van de bomen.
‘Een jaar of tien.’
‘Niet langer? Voor mijn gevoel staan ze hier al mijn hele leven.’
‘Nee hoor, ze zijn geplaatst bij de herinrichting van de Meterikseweg, hoogstens een jaar of tien geleden.’
‘Waarom moeten ze nu dan alweer weg?’
‘Aan die kant van de weg komt nieuwe bestrating.’
‘Zonde!’
‘Belachelijk is het, het waren prachtige bomen!’
‘Het is dus niet omdat ze overlast veroorzaken?’
‘Nee, want je hebt er helemaal geen last van. Ja, nu rond deze tijd, dan vallen er van die broen boëne vanaf, maar dat is ook het enige. Dat is bij m’n zoon wel anders. Die heeft een eik voor z’n huis staan. Heeft ie het hele jaar door last van, maar wat ie ook geprobeerd heeft, van de gemeente mag ie niet gekapt worden.’
‘…’
‘Ik moet wel zeggen dat de gemeente het hier allemaal keurig doet. Vanmorgen begonnen, nu al bijna klaar en het wordt allemaal netjes opgeruimd.’
Zolang bomen niet met justitie in aanraking komen, zich coöperatief opstellen, hun mondje niet roeren, zich niet inlaten met buitenechtelijke relaties of zich bezondigen aan andere ondeugden, dienstbaar zijn aan de samenleving, prachtig staan te wezen en vooral netjes zijn, worden ze gedoogd. Maar o wee, als het anders is. 

Intermezzo – Circus

È arrivato … Zampanò!

Gelsomina! Gelsomina! Gelsomiiina!

Gisteren Wittenhorst z’n eerste overwinning van dit seizoen voor de poorten van de hel zien wegslepen. Voor magische momenten moet je even niet op sportpark Ter Horst zijn. Gelukkig kun je daarvoor elders in de Moelbaerenbos wel terecht. Op het ruiterterrein (‘ruutertrein’ in goed Horster) bijvoorbeeld. Daar was vorige week Circus Renz neergestreken. M’n neefje en nichtje hadden kaartjes weten te bemachtigen voor de avondvoorstelling op dinsdag. Aan mij de schone taak beiden na afloop veilig huiswaarts te loodsen.
Omdat de voorstelling om half tien zou zijn afgelopen vervoegde ik me omstreeks kwart over negen op het ruiterterrein. Het werd half tien, het werd kwart voor tien, het werd tien uur – en het circus ging maar door. Normaalgesproken iets om zo niet woedend dan toch in elk geval geïrriteerd over te raken. Dit keer niet. Het wachten was een genoegen dat van mij wel tot de volgende morgen had mogen voortduren: het aardedonkere ruiterterrein met in het midden de verlichte circustent cum annexis, het schijnsel van de circusverlichting dat de bosrand scherp deed afsteken tegen de bewolkte hemel, de nep-grandeur van de kassa’s en de toegang tot de tent, de jongleur die z’n act er alweer op had zitten en terugsjokte naar z’n sleurhut. Maar toch vooral de geluiden die opklonken uit de tent, zo sterk contrasterend met de gewijde stilte van het ruiterterrein. De kreten van ontzetting, de bevrijdende lach, het ritmisch handgeklap, het gefluit, het gejoel. En dat allemaal begeleid door een begeesterend orkestje (helemaal in de nok van de tent geposteerd, zo hoorde ik later van neef en nicht). Zonder het te zien kreeg je zo toch mee wat zich binnen afspeelde. Magische momenten!
De volgende dag keerde ik terug om tijdens de middagvoorstelling de magie nogmaals te vangen – tevergeefs natuurlijk. Geen feeërieke verlichting van circustent en omgeving meer. Kassa’s en entree waren alweer onderweg naar de volgende standplaats. Shovels reden af en aan om ook de rest van de bijgebouwen vervoersklaar te maken. Geen spoor meer van de jongleur. Wel van de getatoeëerde ‘kleine lilliputter’ (© neef & nicht) overigens, die zich bij z’n caravan van z’n schmink ontdeed. En het dient gezegd: orkestje en publiek zorgden samen andermaal voor een indrukwekkend soundscape.
Een en ander leidde tot de onbedwingbare behoefte La strada voor de zoveelste keer terug te zien (klik hier en hier). Want ondanks de superieure Britse humor van Red Nose of Courage (1992; over John Major, zoon van een circusartiest en zelf een zeer middelmatige clown die het desondanks weet te schoppen tot Engels premier; klik hier) en het aangrijpende Italiaanse juweeltje La pivellina uit 2009 (niet te vinden op YouTube, wel op dvd, bij uitstek geschikt als Sinterklaascadeau) blijft het meesterwerk van Federico Fellini uit 1954 natuurlijk de beste circusfilm ooit. Ongegeneerd sentimenteel, maar ook melancholisch en ontroerend. Een roadmovie bovendien, zich afspelend in een desolaat naoorlogs Italië. Ook na zestig jaar nog altijd even betoverend, mede dankzij de muziek van Nino Rota (klik hier).
Signore, signori … Zampanò!

Gelsomina! Gelsomina! Gelsomiiina!

Ingezonden – De witte kont van de broeikas aan de Hofweg

Het moet niet te gek worden: alwéér een ingezonden bijdrage. Zo wordt het nog eens wat. Het stukje is ditmaal van Jan Duijf (voor alle duidelijkheid: die uit de Kloosterstraat in Horst en dus niet die van Cambrinus) – waarvoor dank. Reacties zijn zoals altijd welkom, net als nieuwe ingezonden bijdragen. 

De witte kont aan de Hofweg is. En staart ons recht in het gezicht. En laat elke keer als je haar passeert een gore en vies stinkende scheet recht in je smoel.
Als u een lezer bent met taalgevoel en een taalspelletjesliefhebber, dan volgt u mij nu zonder dralen, en zegt u drie keer, drie maal achter elkaar: ‘broeikaswand’. Met telkens de nadruk op de eerste lettergreep. Het is de uitdaging en de kunst om te huppen van de verliefde, via de onverschillige, naar een pissige toon. Dat biedt de beste garantie voor een optimaal taalgenot. Persoonlijk heb ik een lichte voorkeur voor de kwaaie uitdrukkingsvorm van het woord ‘broeikaswand’. Nauwelijks bijgekomen van de volstrekt logische samenstelling van het woord, en zijn verpletterende visuele indruk, krijg ik het ternauwernood uit mijn strot. Persen past in zijn ritmiek prima bij de tot het staccato uitnodigende woordklank: broei-kas-wand. De beloning is des te groter als het dan toch lukt: verbijstering en verplettering verenigd in een samensmelting van klank en ritme. Een diepe ontroering is dan mijn deel.
Ik respecteer, nee: bewonder; de mensen op de schrale zandgronden die zo capabel zijn om de nodige vruchten (en bloemen) te plukken van een slimme vorm van klimaatbeheersing. De glastuinderij houdt de regen, hagel en sneeuw buiten en de hagelkruizen kunnen worden opgeborgen in de monumentenzorg.
Mijn kinderen hebben gelukkig allemaal de luxe van het werken in de kas mogen ervaren: voor hen geen bittere koude of helse regenbuien op de aardbeienplak. Zij kennen geen rugkrommend delven van wit goud.
De valse romantiek van het Aardbeienland kan mij niet bekoren. Bij ons op de plak kregen we geen pannenkoeken of aardbeienijs. Laat staan een lekker pilsje. Het was hard aanpoten.
Ja, de tuinbouw achter glas betekent in meerdere opzichten een verlichting.
Tot op de dag van vandaag ben ik nieuwsgierig naar broeikasproducten. Ik wierp altijd een spiedende blik door het broeikasglas om te kunnen genieten van een kleurrijk mozaïek van knalrode, -gele of -groene paprika’s, de tros- en lekkere tomaten, de harige augurken en handgemaakte gerbera’s. Ik hoop vooral, en telkens weer, een glimp op te kunnen vangen van de tijdloze en romantische rode roos. Maar, die broeikas hoort helaas bij het verloren landschap van mijn jeugd. De moderne broeikaswand is ondoorzichtig wit. Ik mag geen groente- of bloemengluurder meer zijn.
De agrarische lobby is groot voorstander van de zelfgroeiende broeikas. Voor sommigen is de kont van de moderne, grote broeikas als een oogverblindend blinkende witte parel in een verder saaie omgeving van eeuwig groen. Volgens deze vernieuwers moet je de driehonderd meter lange, en vijftien meter hoge, witte rechthoek aan de Hofweg hoogstens verstoppen achter een gesubsidieerde boom of een door Europa betaalde heg. Ze zijn te beroerd om daar werk van te maken. De gemeente steekt geen vinger uit.
De witte kont aan de Hofweg is. En staart ons recht in het gezicht. En laat elke keer als je haar passeert een gore en vies stinkende scheet recht in je smoel. 

Klein mysterie 501 – LOG Krabbenborg

Experimenteel-absurdistisch toneelgezelschap Sisyphus Revisited trekt momenteel in het hele land volle zalen met de eenakter LOG Krabbenborg. Twee weken geleden deed het gezelschap Horst aan de Maas aan. De raadszaal van het gemeentehuis vormde het decor voor een memorabele voorstelling. Voor degenen die er niet bij konden zijn: hier (punt 2) is de voorstelling in haar geheel terug te beluisteren. Horst-sweet-Horst maakte er een representatieve samenvatting van.
Richard: ‘Ik mis LOG Krabbenborg in het overzicht.’
Huub: ‘LOG Krabbenborg is als zoekgebied LOG benoemd. Het hoort niet bij de vier projectvestigingen waarvoor een structuurvisie is vastgesteld.’
Richard: ‘Daar ben ik verbaasd over. We hebben toch gezegd dat we LOG Krabbenborg activeren?’
Els: ‘Dit wil niet zeggen dat het geen LOG meer is. LOG Krabbenborg blijft LOG. Maar LOG Krabbenborg is zometeen geen zoekgebied meer, dat is in een bestemmingsplan verankerd.’
Richard: ‘Maar wij hebben in onze structuurvisie toch opgenomen dat het een LOG is?’
Els: ‘LOG Krabbenborg hebben wij in onze structuurvisie opgenomen als plek waar nieuwvestiging mag plaatsvinden. LOG Krabbenborg ís ook een LOG, alleen verankerd in een bestemmingsplan.’
Richard: ‘Dat onderscheid begrijp ik niet.’
Henk: ‘Hoe zit Horst aan de Maas in de discussie over de zoek-LOG’s? Ik ben er zelf geen voorstander van zoek-LOG’s meteen te schrappen. Welke instrumenten heb je om de zoek-LOG’s al dan niet actief te maken? Ik denk dat dáár meer de pijn zit, dan dat we van de zoek-LOG’s af zouden moeten.’
Huub: ‘In een aantal zoekgebied LOG’s zijn bedrijven gevestigd. We zetten nu meer in op duurzame locaties dan dat we inzetten op: “Dáár ligt een gebied en dáár moet het landen”. Als dat een duurzame locatie is, kan dat als het ware op dezelfde manier gerealiseerd worden als vóór deze POL-aanpassing.’
Richard: ‘Maar dat gaat dan toch niet om nieuwe bedrijven, denk ik?’
Huub: ‘Áls dat nieuwe bedrijven zouden zijn, en we zóuden die afweging máken, dan kán dat op een duurzame locatie. Die locatie kán in een LOG liggen, maar die kán ook elders liggen. Eerder zeiden we: “Allemaal naar het LOG wat betreft nieuwvestiging.”’
Richard: ‘Dan moeten we de reconstructiewet ook gaan aanpassen!’
Els: ‘Nee, maar het gaat om nieuwvestiging van een bedrijf op een bestáánde locatie. Want de structuurvisie heeft heel duidelijk aangegeven: alleen nieuwvestiging in LOG Witveld en in LOG Krabbenborg. LOG Krabbenborg heeft zometeen een bestemmingsplan. En in dat bestemmingsplan is verankerd dat daar nieuwvestiging mag plaatsvinden. Het heeft dus geen nut meer dat op een POL-kaart neer te zetten. LOG Krabbenborg heeft nog geen status van projectvestigingsgebied, maar verankering is juridisch in het bestemmingsplan opgenomen.’
Els: ‘Duidelijk? Nee? Dan gaan we dat schriftelijk heel helder uitleggen.’
Joop: ‘Ik denk toch wel euhh … dat het bij de meesten euhh … ongeveer euhh … duidelijk is.’
Huub: ‘Het allereerste is te komen tot een duurzame locatie.’
Henk: ‘Maar in hoeverre is dat strijdig wat we in de structuurvisie hebben afgesproken met het IV-fonds?’
Huub: ‘Welk fonds? Het UV-fonds?’
Henk: ‘Het IV-fonds!’
Huub: ‘In de structuurvisie hebben wij afgesproken op welke manier we het gemeentelijk kwaliteitsmenu in werking willen zetten. Dat staat los van de vraag of het een LOG is of geen LOG, maar in de structuurvisie is dit verankerd.’

maandag 11 november 2013

Klein mysterie 500 – Sintermerte (2)

Sintermertesveugelke
Háj en roëd keugelke
Háj en blauw stertje
Huupsa Sintermerte

Zaterdagnacht tot half vier wakker gelegen van een feestje met bonk-bonkmuziek in de buurt. De politie bellen met het verzoek een einde te maken aan het geweld was natuurlijk een aantal bruggen te ver. Sowieso sta je weinig uit met vier delen dagboeknotities van C. Buddingh’ binnen handbereik.  
Laat ik me vooral ook gelukkig prijzen dat ik nu leef en niet honderd jaar geleden. Toen ging Horst pas écht gebukt onder geluidsoverlast. Veroorzaakt door Sintermertes veugelke zingende schoolkinderen. Niet zoals tegenwoordig (met uitzondering van vorig jaar dan) op 10 november aan de vooravond van de naamdag van Sint Maarten tussen 17.30 en 18.15 uur, nee, een hele week. Uit de Nieuwe Venlosche Courant van 12 november 1914: ‘Aanvankelijk geschiedde dat [zingen] enkel in den vooravond, doch allengs begonnen de kinderen dagen te voren en enige dagen na den dag, zoodat het een octaaf was geworden.’ En maar schooien om snoep, die kinderen. De krant sprak er schande van: ‘Behalve dat het verkeerd is kinderen op deze manier eenigszins aan ’t snoepen te wennen, hadden ouders, die afkeurden hun kinderen ’s avonds zoo laat op straat te laten rondslenteren, last hunne kleintjes thuis te houden. Zij vinden dat rondtrekken met brandende fakkel te prettig en zanikten tot ook zij meemochten.’ En die slappe ouders nog toegeven ook, met als gevolg dat hun medeburgers gedurende een week urenlang bij hun voordeur dienden te bivakkeren: ‘Veel last veroorzaakte dit aan de ingezetenen, ze konden aan de deur blijven staan.’   
Als dit één ding duidelijk maakt, is het wel dat ouders destijds sidderden voor hun kroost. Kinderen hadden thuis de broek aan. Kom daar bij de jeugd van tegenwoordig nog maar eens om. Ik heb het al vaker gezegd: watjes zijn het, die jongeren van nu. Slappe hap. Laten hun oren hangen naar ouders en leraren. Eén keer per jaar een feestje met een halve nacht bonk-bonkmuziek en dat is het dan. De jeugd van tegenwoordig is de slechtste jeugd van tegenwoordig sinds mensenheugenis.
Wat helemaal ergerlijk is aan de jeugd van tegenwoordig is dat ze te beroerd is om Sintermertes veugelke te zingen. Dat was zelfs in mijn jeugd nog wel anders. Sintermertes veugelke was het one and only Sint-Maartensliedje, zelfs kinderen die het Horster dialect niet machtig waren zongen het. Tegenwoordig is Sintermertes veugelke overvleugeld door de meest stompzinnige Nederlandstalige varianten. Dáár zouden Provinciale Staten zich eens druk om moeten maken.
Zelf heb ik gisteren een daad gesteld. Sintermertesveugelkezingers kregen een Mini Mars in hun rugzak (nog zoiets) gestopt. Zangers van andere liedjes moesten het doen met een voorverpakte toffee die zich slechts met behulp van hamer en beitel van de tanden laat verwijderen én met de mededeling dat ze bij ongewijzigd gedrag volgend jaar helemáál nergens meer op hoeven te rekenen. Dat zal ze leren, die jeugd van tegenwoordig.

Klein mysterie 499 – Zwembad (2)

‘Als een gemeente afhaakt, is het “einde regionaal bad”’, kopte Dagblad De Limburger een week geleden.
Twee dagen later haakte Peel en Maas af en nog diezelfde dag besloten Horst aan de Maas en Venlo te onderzoeken of ze niet samen kunnen doorgaan. Op weg naar iets wat dan wel geen regiozwembad meer zal heten, maar Intergemeentelijk Zwembad of Venlohobad. Nee, op de naam zal het niet stuklopen. Waarop dan wel? Voor het gemak somde verantwoordelijk wethouder Ger van Rensch in Dagblad De Limburger van donderdag de beren op de weg even op: de locatie, de grondprijs, de baangarantie voor het personeel van het huidige zwembad De Berkel en het draagvlak bij de bevolking. Dan weet je één ding zeker: dat bad komt er nooit.  
Was dat hele onderzoek naar een regionaal zwembad eigenlijk wel zo’n wijs idee? Waarom heeft het gemeentebestuur er opdracht toe gegeven? Heeft de gemeenteraad zich ooit uitgesproken over de noodzaak of wenselijkheid van het onderzoek? Een belangrijk deel van m’n weekend heb ik besteed aan een zoektocht naar een antwoord op deze vragen. Nooit moeten doen natuurlijk: volkomen de weg kwijtgeraakt. Onderweg wel wat snippers opgeraapt:
-          22 mei 2012, gemeenteraadsvergadering (ga naar 33.25 minuten). Wethouder Van Rensch deelt de gemeenteraad mee dat bureau ConVisie onderzoek verricht naar privatisering van zwembad De Berkel: ‘Dit gaat kijken welke range van mogelijkheden er is. Dat gaat van handhaving tot volledige privatisering en alle mogelijke tussenvormen. Het college verwacht nog voor het zomerreces met de uitslag hiervan te komen.’ Dit rapport, de ‘uitslag’ en de bespreking ervan door de gemeenteraad kan ik dan weer nergens vinden;
-          28 juni 2012, Omroep Venlo: ‘Volgens wethouder Ramon Testroote loopt er een onderzoek naar de haalbaarheid van een groot regionaal zwembad voor meerdere gemeenten.’
-          11 september 2012, gemeenteraadsvergadering (klik op agendapunt 3b). Wethouder Van Rensch kondigt een notitie aan over ‘besparingsmogelijkheden’ voor de exploitatie van het zwembad. Geen mededelingen over het onderzoek naar een regionaal zwembad. Ook geen gemeenteraadslid dat daarnaar informeert;
-          31 oktober 2012. De Venlose gemeenteraad geeft het gemeentebestuur opdracht tot een haalbaarheidsonderzoek naar onder meer een regionaal zwembad;
-          15 november 2012. Een grote regionale delegatie, waaronder wethouder Van Rensch, bezoekt zwembaden te Overpelt en Gent. ‘Leerzaam en nuttig voor beeldvorming’, twittert de wethouder;
-          20 november 2012, gemeenteraadsvergadering (klik op agendapunt 4). Op de agenda de in mei aangekondigde notitie. Daarin wordt gedetailleerd uiteengezet hoe het tekort op zwembad De Berkel omlaag wordt gebracht van 731.107 euro in 2011 naar 391.377 euro in 2016. Geen woord over een regionaal zwembad en het privatiseringsrapport van ConVisie. Ook geen gemeenteraadslid dat daarnaar informeert;
-          9 april 2013, gemeenteraadsvergadering (klik op agendapunt 3b). Wethouder Van Rensch deelt de gemeenteraad mee dat Horst aan de Maas samen met de gemeenten Peel en Maas en Venlo deelneemt aan een onderzoek naar ‘de haalbaarheid van een regionale zwemvoorziening’. De wethouder: ‘Als de conclusie is dat het een haalbare voorziening is, zijn we niet gehouden eraan mee te doen, maar kunnen we in discussie met de raad bepalen of we al dan niet meedoen aan dit project.’ PvdA-PK-gemeenteraadslid Richard van der Weegen: ‘Waarom doen we eigenlijk mee aan het onderzoek? Daarover wil ik graag met u in gesprek.’ De wethouder: ‘Dat kan.’ Of dat gesprek inderdaad heeft plaatsgevonden? Geen idee.  
Als onwetende buitenstaander komt het me voor dat het aanzienlijk praktischer was geweest als de essentiële vraag (‘Waarom doen we eigenlijk mee aan het onderzoek?’) vooraf was gesteld (en beantwoord) en niet pas achteraf. Inmiddels heeft de SP aangekondigd volgende week tijdens de gemeenteraadsvergadering met een voorstel te komen om te kappen met het onderzoek naar een regionaal dan wel intergemeentelijk zwembad. Andere partijen, het CDA voorop, zullen dat wel weer te prematuur vinden. Mij lijkt het een prima idee. 

Klein mysterie 498 – Eigen volk eerst

Dagblad De Limburger berichtte zaterdag dat de gemeente Horst aan de Maas eigen inwoners voorrang wil gaan geven bij de toewijzing van huurwoningen in hun dorp. Het gaat daarbij behalve om starters, doorstromers en ouderen ook om ‘personen die belangrijk zijn voor de lokale samenleving’. Denk daarbij, aldus de krant, aan mensen die werkzaam zijn in het onderwijs, bij hulpdiensten of in de zorg in het betreffende dorp.
Om een indruk te krijgen hoe dit nieuws gevallen is, bezocht Horst-sweet-Horst het Horster kerkdorp Meterik en sprak daar een aantal dorpelingen. Zoals Drieka Fleurkens-Fleurkens (76). Dit krasse oudje is opgetogen over het plan. ‘Meterik terug aan de Meterikers. Geweldig! Ik kon me hier de laatste jaren nauwelijks nog verstaanbaar maken met al die import en buitenlanders. Gelukkig gaat dat nu weer veranderen. Zijn we weer fijn onder ons. Veel gezelliger.’
Ook Andy de Pauwe (26) ziet het gemeentelijk voornemen wel zitten: ‘Komt er eindelijk een woning voor mij in zicht.’ Is hij als werkloze dan belangrijk voor de lokale samenleving? ‘Wat dacht je wat! Ik heb hier een naam hoog te houden als ordeverstoorder. Ruitje intikken, graffiti, ’s nachts zingend over straat, vuilnisemmers omtrappen. Dat werk. Niet dat ik dat nou zo leuk vind, integendeel, maar voor de sociale cohesie in het dorp is het belangrijk dat de mensen iemand hebben waartegen ze zich kunnen afzetten. Die rol speel ik al jaren. Goed dat de gemeente daar nu ook het belang van inziet.’
Wie eveneens een mooie toekomst ziet gloren is Daisy Noordanus-te Braak (33). Daisy is oorspronkelijk afkomstig uit Weststellingwerf en sinds een jaar werkzaam bij de Meterikse afdeling van de HPU, de Hulpdienst voor Pekineesjes met Uitvalverschijnselen. ‘Wij doen heel belangrijk werk, maar het blijft vaak wat op de achtergrond. Mooi op deze manier erkenning te krijgen en dat ik het tuinhuisje aan de Schadijkerweg waarin ik nu verblijf kan verruilen voor een echte woning. Ik had me er al helemaal bij neergelegd dat het Horst zou worden.’
Grad Brabbels (58) verheugt zich al evenzeer op een nieuwe woning. ‘Ik mag dan wel niet geboren zijn in Meterik, ik woon hier al dertig jaar. Bovendien ben ik onmisbaar. Elke vrijdagmiddag kalk ik de lijnen op de voetbalvelden. Zonder mij geen voetbal in Meterik, dus laat die woning maar komen.’
Ook Frans Botermans (49) vermoed dat zijn kostje wel is gekocht. ‘Stamboomonderzoek heeft uitgewezen dat de eerste Botermansen zich in 1538 in Meterik vestigden. Als dat nog geen woning oplevert …’ Zijn buren hebben het minder goed getroffen, aldus Frans: ‘De voorouders van mijn linkerbuurman, Jan Bracken, kwamen net een jaartje later naar Meterik dan die van mij. Die van mijn rechterbuurman, Hay Stenniskens, zaten hier daarentegen al in 1323. Maar Hay heeft weer de pech dat z’n vrouw Coba uit Hegelsom afkomstig is en dan beland je onderaan de lijst. Om toch voor een woning in aanmerking te komen, overweegt Hay nu om te gaan scheiden.’
Sjaak Hemmen ten slotte is sceptisch over het gemeentelijk voornemen: ‘Zou geweldig zijn natuurlijk. Maar gaat het wel echt gebeuren? Met die toestroom van arbeidsmigranten? Ik geloof er weer niets van. Wacht maar af in januari als er weer een hoop van dat spul hier naar toekomt. Is weer politiek gewauwel, bah.’