Posts tonen met het label vliegtuigen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label vliegtuigen. Alle posts tonen

woensdag 18 augustus 2021

Intermezzo – Een Horster weg in Haïti (2)

Begin jaren vijftig legde het Horster wegenbouwbedrijf Janssen de Jong een weg aan in Haïti (klik hier). Ruim vijftig jaar later schreef ik daarover een boek, waarin de aandacht vooral uitging naar de belevenissen van de medewerkers van Janssen de Jong in Haïti. Een van de mensen met wie ik sprak was machinist en uitvoerder Kuëb Rongen (1928-2009), die van 1945 tot 1993 werkzaam was bij Janssen de Jong. Hierbij enkele fragmenten uit dat gesprek.

Over de voorbereiding
‘Niemand was verplicht mee te gaan, maar er was in die tijd heel weinig werk. Ik was 24, niet getrouwd, dus het was toch wel een hele belevenis. We werden er totaal niet op voorbereid. Je wist gewoon dat je de wildernis inging, meer niet. Er werd helemaal niet bij stilgestaan of het een zwaar karwei zou worden. Toen we er in het begin zaten dacht ik dat ik het er nog geen twee weken uit zou houden, zo warm was het. 48 graden was geen uitzondering.’

Kuëb Rongen poseert in Haïti voor een zogeheten grader.
Over de heenreis
‘Jo de Jong kwam bij me: ik kon met het vliegtuig gaan of met de boot. Ik vroeg hem wat dit inhield. Hij kon dat heel mooi vertellen. Hij zei dat de boot in elke haven aanlegde en dan in Zuid-Frankrijk in een haven zou blijven liggen totdat het mooi weer was om dan, hop, de oversteek te maken. Dat sprak me wel aan. In werkelijkheid voer het schip vanuit Rotterdam rechtstreeks naar de Azoren. Het schip was een coaster, de Ariel. Dat was zo’n schuit die je hier wel over de Maas ziet varen. We waren een maand onderweg. Ik ben soms zo ziek geweest, dat ik hoopte dat het schip zou vergaan.’

Kuëb Rongen in 2007 op de foto met een Caterpillar die in Haïti werd gebruikt.
Over het werk
‘Het materiaal was absoluut niet geschikt voor het werk daar. We werkten ook teveel met oude spullen. Later is er nieuw materiaal uit de Verenigde Staten gekomen. In de regenmaanden was er soms zeventig procent verlet. Als het er regende, dan regende het ook goed. Dan kon je echt niet verder dan twintig meter kijken. We hadden zelf geen grondstoffen. Om de viaducten te maken, moesten met emmers stenen worden gezocht. Daar werd de plaatselijke bevolking voor ingeschakeld. Ze droegen de emmers op hun hoofd. De inlanders kwamen gewoon op het werk af, er heerste een enorme werkloosheid.’

Op het strand in de baai bij Fort Liberté. Van links naar rechts Piet Schoeber, Kuëb Rongen, Wim van Helvoort en Huub Lenssen.
Over de Haïtianen
‘De communicatie met de inwoners daar verliep in het begin heel moeizaam. Ze hadden hun eigen Creoolse taal en daarnaast spraken ze Frans. Het heeft wel een tijdje geduurd voordat dat een beetje ging lopen. Mensen hadden er heel weinig of geen school gehad. Vrouwen zaten er in de verdrukking. Dat waren nog echte slaven. Er waren mannen met meerdere vrouwen. De burgerlijke stand bestond er niet. Als je mensen vroeg hoe oud ze waren, wisten ze sowieso de datum al niet. Maar ze gingen dan aan het rekenen: “Toen ik vroeger klein was, weet ik nog dat er die of die president was.” Die presidenten bleven nooit lang, dus zo konden ze toch min of meer uitrekenen hoe oud ze waren.’

Van links naar rechts Kuëb Rongen, Grad Driessen en Piet Schoeber ontspannen in de tuin van een hotel in Port-au-Prince.
Over de zondagen
‘Op zondag waren we meestal vrij. We waren toen nog zo gelovig dat we dan naar de kerk gingen. In Trou was een Belgische pater die wekelijks de mis deed. Het kerkje lag vlak bij ons verblijf. Vanuit bed keken we zo op het altaar. De pater kwam elke zondag bij ons eten. Op zondag ging ik ook wel eens naar zee, met Piet Schoeber en Huub Lenssen. Grad Driessen ging de zee niet in. We gingen ook vaak mee op de boot van Jo en Nelly de Jong om te vissen.’

Van links naar rechts Kuëb Rongen, Piet Schoeber, Johan de Jong, Toon Geurtjens en Jo Janssen op de foto met de Belgische pater.
Over het contact met het thuisfront
‘De communicatie met Nederland verliep moeizaam. Telefoon was er niet, het meeste contact verliep per brief en af en toe eens een telegram. Ik had in die tijd een vriendin, we schreven elkaar brieven. Grad Driessen kreeg op een gegeven moment een telegram. “Kind geboren, alles goed”, stond erin. Maar of het nu om een zoon of dochter ging, stond er niet in! Het heeft nog weken geduurd voordat hij erachter kwam dat hij vader was geworden van een zoon, Ger.’

Kuëb Rongen (tweede van links) klaar voor de terugreis met de Dakota die enkele weken later zou verongelukken.
Over de terugreis
‘Iedereen ging met het vliegtuig terug, niemand meer met de boot. De reis ging met een Dakota, de Willem Bontekoe, en duurde alles bij elkaar ook nog een week. Dat vliegtuig is een week later in zee gestort, wij hebben er de een na laatste vlucht mee gemaakt. Begin augustus 1954 kwamen we op Schiphol aan. Piet Schoeber kwam ons ophalen, daar zijn we mee naar Horst gereden. De vlag hing niet uit en er was ook geen speciaal welkom. Na thuiskomst heb ik veertien dagen vakantie gehad en daarna begon het gewone werk weer.’

dinsdag 17 augustus 2021

Intermezzo – Een Horster weg in Haïti (1)

Bestaat er een ranglijst van meest door rampspoed getroffen landen ter wereld? Dan is de kans groot dat Afghanistan en Haïti daarop topposities innemen. De afgelopen dagen illustreren dit. Als het over Haïti gaat moet ik, ook nu weer, altijd denken aan het onwaarschijnlijke verhaal van de zeventig kilometer lange weg die daar onder primitieve omstandigheden door Horstenaren is aangelegd.


Aan het begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw zit het Horster wegenbouwbedrijf Janssen de Jong verlegen om werk. Dat vindt het in 1952 niet in Nederland, wel in het Caribisch gebied. In Haïti moet een weg van Fort Liberté naar Cap Haïtien worden aangelegd. Het bedrijf heeft geen enkele buitenlandse ervaring, maar een weg is een weg, zal de gedachte zijn geweest. Over de samenwerking met de Haïtianen maakt mededirecteur Jo de Jong zich ook al weinig zorgen, zo tekent het Dagblad voor Noord-Limburg op 21 juli 1952 op uit zijn mond: ‘Een weliswaar nog tamelijk primitief, maar charmant volk, dat vooral in zijn prettige omgangsvormen met personen van een andere huidskleur toont meer innerlijke beschaving te hebben dan men in menig “ontwikkeld” land aantreft.’ Een rassenprobleem kent het land niet, weet de krant verder nog te melden: ‘De blanken worden er als welkome gasten met eerbied en bijzondere voorkomendheid behandeld.’

Vertrek vanaf Schiphol op 23 oktober 1952. Van links naar rechts: Wim van Helvoort, Lei Versteegen, Grad Driessen, Huub Lenssen, Cor Kersten, Hay Hanssen, Johan de Jong en Toon de Waal.
Veertien personeelsleden worden uitgezonden naar Haïti. Verder dan Den Bosch zijn de meesten tot op dat moment nooit gekomen. Sommigen gaan mee uit zucht naar avontuur, anderen uit plichtsbesef en loyaliteit aan het bedrijf. Totaal onvoorbereid reizen ze in de herfst van 1952 af naar Midden-Amerika, voor het merendeel per vliegtuig. Dat landt op een grasvlakte net buiten Cap Haïtien. Het materieel wordt per schip vanuit Nederland aangevoerd.

In de modder weggezakte vrachtwagen. 
Het project zal Janssen de Jong aan de rand van de afgrond brengen. Zo ongeveer alles wat mis kan gaan, gaat mis. Denk aan communicatieproblemen, overvloedige regenval, ondraaglijke hitte, ontoereikend materieel en financiële moeilijkheden. Alleen dankzij de inzet, de volharding en de zelfopoffering van het personeel wordt de klus toch geklaard. Op 25 juni 1954 opent de Haïtiaanse president Paul Magloire de weg in Fort Liberté.

Jo de Jong (wit kostuum, precies onder boom) bij de opening van de weg. Links naast hem president Paul Magloire. 
Terugblikkend schrijft Jo de Jong in 1955: ‘Vergeten zal ik de tijd dat ik ben hier geweest niet gemakkelijk. Ik zou nog zooveel ellende en narigheid kunnen schrijven dat het een boek werd, maar daar heb je ook niets aan.’ Huub Lenssen, een van de medewerkers, zegt in 2007: ‘We hebben in Haïti kei- en keihard gewerkt. Het is echt een pionierswerk geweest. Ik heb weleens gedacht “Wat voor dag is het vandaag?” Maar het was niet alleen kommer en kwel, we hebben er ook heel mooie dingen meegemaakt.’ Grad Driessen, een andere medewerker: ‘Je moest je alleen maar te barsten werken daar. Het was beslist geen avontuur.’

Dit stukje is gebaseerd op Haïti. Avontuurlijk begin van Caribisch succes (Horst 2007). Later deze week meer over de persoonlijke ervaringen van enkele medewerkers ter plekke.

maandag 20 februari 2012

Klein mysterie 317 – Tractor in de lucht (2)

In een van de weekendkranten las ik dat je niet alles kapot moet willen checken. Zoals al vaker betoogd ben ik het daar tot op zekere hoogte mee eens, al zeg ik liever met Rowwen Hèze ‘loate we ’t neet met de waorheid verpeste’. Veelal zit het genoegen ’m er juist in om je eigen verbeelding los te laten op die zo dorre alledaagse werkelijkheid. Dan komen zelfs ogenschijnlijke banaliteiten als boodschappenbriefjes en verkeersborden tot leven.
Soms doet zich ook het tegenovergestelde voor: niks verbeelding, niet je fantasie aan het werk zetten, geen gefabuleer, maar feiten. Harde feiten liefst. De 5xW+H-formule toepassen, s’il vous plaît. De 5xW+H-formule? Jazeker. Wie wat waar wanneer waarom en hoe.
Ik zou de 5xW+H-formule heel graag zien toegepast op mijn vermoeden dat het vliegtuiglawaai boven in elk geval ‘mijn’ deel van Horst aan de Maas (Horst-west) de laatste maanden explosief is toegenomen. In december heb ik al eens een stukje gewijd aan de toename van hemelse geluiden. Volgens mijn waarneming vond die toen met name plaats in de avondlijke uren. Inmiddels heeft het gebulder zich in mijn perceptie uitgebreid tot de nachtelijke, ochtendlijke en middaglijke uren.
Er kunnen denk ik twee dingen aan de hand zijn. De eerste optie is dat mijn vermoeden gewoon niet klopt en dat het geluid van overvliegende luchtschepen boven Horst(-west) helemaal niet (explosief) is gestegen. Niet in intensiteit en niet in frequentie. Dat zou betekenen dat ik om de een of andere reden blijkbaar meer dan in het verleden gevoelig ben voor vliegtuiglawaai. Mocht dat het geval zijn, dan beloof ik hierbij plechtig dat ik als de nood echt aan de man komt, contact zal opnemen met een zielenknijper.
De tweede optie is dat mijn vermoeden wel degelijk gestaafd wordt door de feiten. Dat er dus inderdaad vaker en intensiever geluid vanuit het zwerk hoorbaar is in Horst(-west). In dat geval zou ik toch wel heel erg nieuwsgierig zijn naar een verklaring. In het decemberstukje heb ik al enkele suggesties uit de hoge hoed getoverd; nu zou ik er nog een aan toe willen voegen. Zou het namelijk zo kunnen zijn dat boven Horst(-west) onlangs een nieuwe of gewijzigde vliegroute is aangelegd?
Wie pakt de handschoen op? Is er iemand onder de lezers van Horst-sweet-Horst die zich durft te wagen aan de 5xW+H-formule in relatie tot het vermoeden van toegenomen vliegtuiglawaai boven Horst? Of, als dat te hoog gegrepen is: zijn er lezers die m’n vermoeden kunnen bevestigen dan wel ontkrachten? Kom op, laat van u horen!

maandag 19 december 2011

Klein mysterie 299 – Tractor in de lucht (1)

‘Niks aan de hand, gewoon een tractor in de lucht’, placht mijn vader vroeger te zeggen als het hevig onweerde. Hoe autoriteitsgevoelig ik ook ben, aan die bewering heb ik nooit enig geloof gehecht. Een tractor in de lucht? Ben je nou helemaal van de pot gerukt! Afgelopen week heeft echter ernstige twijfel me bekropen. Zou het misschien toch?
Eens in de zoveel tijd staat in de krant aangekondigd dat op vliegbasis De Peel oefeningen plaatsvinden die geluidsoverlast tot gevolg kunnen hebben. Vervolgens lijkt het dan wel stiller in de lucht dan ooit. Afgelopen week was het precies andersom: (bij mijn weten) niets aangekondigd en toch drie avonden op rij lawaai van boven. Maandag en dinsdag naar schatting tussen zeven en negen, woensdag tussen zeven en tien. Niet oorverdovend hard, niet het geluid van een straaljager die door de geluidsbarrière gaat, nee, een vrijwel continu gegrom, op het ene moment wat harder als het andere. Niet hard en niet plotseling genoeg om je kapot te schrikken, wel ruim voldoende om je erdoor af te laten leiden en je te doen afvragen wat er aan de hand is.
Zelf dacht ik in eerste instantie aan één of meerdere vliegtuigen. Toen de herrie almaar bleef aanhouden, koesterde ik eventjes een verdenking tegen de wind. Maar de wind mag veel op z’n geweten hebben, drie avonden op rij op hetzelfde tijdstip hetzelfde geluid produceren, lijkt me bij nader inzien wat al te kras.
Wat is dan wel de verklaring voor het lawaai? Zou het wellicht het geluid van een drone zijn geweest? U weet wel, zo’n onbemand Amerikaans spionagevliegtuig dat nagenoeg ontraceerbaar is voor de radar, maar desondanks onlangs door Iran neer beneden is geschoten. Zouden de Iraniërs soms op het geluid zijn afgegaan? Maar wat zou er in Horst en omgeving te bespioneren vallen? De verblijfplaats van de Passikiosk? De nieuwe locatie van het Mega Piraten Festijn? Hoe belangrijk ook en hoezeer ook met een waas van geheimzinnigheid omgeven, lijken dit me eerlijk gezegd toch geen zaken die de inzet van drones per se noodzakelijk maken.
Een andere verklaring zou kunnen zijn dat we om de een of andere reden de toorn van Hem van daarboven hebben opgewekt. Dat het geluid Zijn gestampvoet van kwaadheid is geweest. Maar als je even logisch nadenkt, besef je dat dat onzin is: almachtig als Hij is, regelt Hij het natuurlijk te allen tijde zo dat Hij nooit kwaad hoeft te worden.
Van iedereen die ik de afgelopen dagen naar het geluid heb gevraagd, had naar schatting een kwart niets gehoord. Van degenen die wel iets hadden waargenomen, hadden de meesten er verder niet of nauwelijks bij stilgestaan. De rest had gedacht aan onweer. Daarmee toonde het geluid inderdaad enige overeenkomst. Maar medio december op drie achtereenvolgende avonden op ongeveer hetzelfde tijdstip onweersgedonder?
En toen kwam toch de optie van de tractor in de lucht weer om de hoek kijken.