zondag 20 mei 2018

Intermezzo – Tachtig jaar repetitielokaal harmonie, een verhaal met Volledige Vergunning

Van Sraar van den Beuken ontving ik onderstaande ‘mijmeringen’ over de repetitielokalen van de Koninklijke Harmonie Horst. Sraar vertrouwde ze afgelopen jaar toe aan het papier, ik plaats ze hier met veel genoegen.

Tachtig jaar repetitielokaal harmonie, een verhaal met Volledige Vergunning

Soms kan iets zo vertrouwd worden dat het verweven raakt met je eigen ik. Dan kruipt het naar binnen en zet het zich vast in die gedeeltes van het gemoed waar de nostalgie en de melancholie huizen. Dit sentiment bekruipt me de laatste tijd wel eens. Neem me niet kwalijk dat ik begin met een ietwat ondeugende inleiding. Als oud muzikant van de harmonie maar nog altijd belangstellend ga ik, in zoverre mogelijk, elke week luisteren naar de repetitie bij De Lange. Heb ik mij via de Jan Nabbenweg – links en rechts volgestouwd met aaneengeregen stalen boxen, kassahuisjes, banken, kratten, kisten en noem maar op – geworsteld, dan kom ik pardoes voor een gesloten zaaldeur. 



Na deze stormbaan in de tegenovergestelde richting zonder kleerscheuren te hebben genomen, mijn MLV (Militaire Lichamelijke Vaardigheid) insigne behaald in mijn diensttijd komt mij hierbij nog goed van pas, moet je vervolgens doorheen de lawaaierige café om in de zaal te komen. Ben je daar binnen dan wil je een stoel. Ik kan je verzekeren dat in het bezit komen van een stoel behoort tot een van de grotere uitdagingen van een rustend lid van de harmonie. Want heb je met enige haspelarij tussen een janboel van jassen, dassen en tassen, of mogelijk een onbezet exemplaar tussen de spelende muzikanten weten te bemachtigen, dan denk je hé, hé … hier zit ik dan. Zo … neem deze ontboezeming – overigens enigszins wel getoetst aan de werkelijkheid – dus niet al te serieus en weet dat de correcte bediening van Pim en zijn kornuiten en kornuitessen verder OK is.

Dat vertrouwde
Ja, dat vertrouwde, dat eigen, die melancholie heb ik de laatste jaren in groeiende mate met de vroegere Zaal van Heijster, overigens met mij ook meerdere oudere leden. Die zaal, in 1937 gebouwd door Van Heijsters Theike, met vervolgens drie generaties Van Heijster achter de tap (begin jaren zestig heel even onderbroken door Sef en Lies Cox). Die zaal is dit jaar dus 80 jaar – een mensenleven lang – de repetitielocatie van onze harmonie. Ja … in dit jubileumjaar misschien ook wel interessant dit even te memoreren. Wat die verhuizing betreft, daarover dit verhaal met een leuke anekdote die ik jullie niet wil onthouden.
Mannenkoorzaal?

Voor de duidelijkheid eerst dit bericht uit de Nieuwe Venlosche Courant van 3 februari 1937:

Nieuwe Venlosche Courant van 29 september 1937:


Van huren door de Koninklijke Harmonie van de Mannenkoorzaal is verder niets bekend, mocht het zo zijn dan kan dat hooguit één of twee repetities zijn geweest. Dus enige twijfel bij deze. De Mannenkoorzaal was vroeger de zaal waar Mooren Piet jarenlang een bioscoop heeft gerund. Nu bevindt zich daar een goktent.


Beeld van Sint David
Ik herinner mij uit mijn jeugd dat de harmonie destijds (1937) repeteerde in het oud gemeentehuis in de toen zo genoemde Harmoniezaal op de hoek van Steenstraat en Sint-Lambertusplein, denk daarbij aan de ruimte waar nu het Huis van de Streek zit.


Mijn ouderlijk huis stond waar nu slagerij Christ Coppens is gevestigd. Het was aan de zij-achterkant ingesloten door de Harmoniezaal/gemeentehuis. Achterom konden wij vanuit ons huis via een klein binnenplaatsje achter in de harmoniezaal komen waar zich het podium bevond.


Mijn vader plaatste samen met ‘oême Sjang’ – de legendarische ‘meister Van den Beuken’ en de vader van Hans – voor  aanvang van de repetitie de lessenaars en de stoelen en ze maakten de kachel aan. De ‘booremós mèt wôrs’ voor het St Davidsfeest werd destijds bij ons in de keuken bereid.  Vanaf het podium gezien links in een hoek van de zaal (straatkant) was op de muur een beeld van Sint David geschilderd, naar ik meen door ‘oême Toên’, Antoon Van Well, toenmalig bestuurslid.

Volledige Vergunning
De ‘Sociëteit Harmonie’ – de harmonie genoot in die tijd groot aanzien in de Horster gemeenschap! – beschikte voor die harmoniezaal over een eigen ‘Volledige Vergunning’ die op naam stond van Antoon Seuren. Hij was van beroep postbode, in die tijd een achtenswaardig ambt, en vaandeldrager van de harmonie. ‘Söre Toëntje’ was de vader van voorheen veearts Piet Seuren, oud bestuurslid van onze harmonie en later lid van de Vrienden van de Harmonie. Aan die Volledige Vergunning was tevens een verlaat sluitingsuur verbonden. Dit fenomeen, dit privilege, dit sluitingsuur, heeft nog lang in de gelederen van onze harmonie voortgeleefd. De oudere leden weten dat, maar voor de jongeren nadere uitleg. 

Vergeetachtigen
Van oorsprong was café De Sport van ‘Van Heijsters Theike’ een alcoholvrije locatie (1933). Uit betrouwbare bron, bij monde van onze vaders Sjang en Grád van den Beuken, vernamen wij dat ook toen al bij de harmonie het aantal ‘allesvergeetachtigen’ dat van de geheelonthouders verre overtrof (doordenkertje). Om die reden verhuisde die Volledige Vergunning van de harmoniezaal  automatisch mee naar zaal Van Heijster, die vervolgens in dankbaarheid door Theike werd geëxploiteerd, tot lafenis van de immer dorstige muzikanten en verdere clientèle. Niet voor niets zingen we tot op heden: ‘en as ze oêtgeblaoze ziên dá hebbe de miëste dôrs, dát is, de keuninklukke toêteclub vá Hôrs’, een tekst uit het carnavalsliedje ‘Huur daór dao keumt de Harmonie’ van Fer Hobus, gezongen op de liedjesavond van D’n Dreumel door drie leden van de harmonie (Fer, Wim Moorman [sr] en ik zei de gek) en in dit jubileumjaar door Ger de Mulder zo mooi ‘verklankt’ in het muziekstuk ‘colours’. 



De keuze van de harmonie voor zaal Van Heijster als repetitielokaal lag goed en dat was wederzijds. De harmonie voelde er zich vanaf het begin kind aan huis. Het repetitielokaal werd gezien als de tweede huiskamer die in hoge mate huiselijkheid, gemoedelijkheid en gezelligheid uitademde. Gevolg: de derde helft van de repetitie – een kwartier pauze was toen gebruikelijk – duurde voort tot ver in de kleine uurtjes. Met muziek werden we slimmer gemaakt, met toepen en kruusjasse leerden we zaken doen. Waarna de sterke verhalen bij de tap niet van de lucht waren en parallel met het vroegere uur alleen maar sterker werden. Het was ook de tijd dat ‘s avonds om negen uur de toen nog schaarse straatverlichting (hoëgoêt 8 luchtepäöl innut hiêle däörp) gedoofd werd en het op pleinen en in straten ‘sakkenduuster’ was – met de ‘kniêpkat’ kon men wat bijlichten. Het uitgaansleven ‘doorewaeks’ bestond nog niet, maar … Guus Meeuwis zou toen gezongen hebben: ‘Niet in Brabant maar in zaal Van Heijster brandt nog licht’.


Geachte lezer. Die zaal Van Heijster, met Volledige Vergunning, keurig gedekte tafeltjes met daarop een bloemetje, een aparte tafel voor het bestuur – de knakworstjes van Jan en Theo waren toch lekkerder – dit en nog veel meer deed mij verlokken tot deze mijmeringen. ‘Nostalgisch gedoe van een oude man’, hoor ik jullie al denken, immers tijden veranderen. Dat weet die oude man ook. Die zaal, die is er nog en ook nog wel de gezelligheid,  maar toch … is daar die melancholie. 

Sraar van den Beuken

1 opmerking: