Wat ook een eeuwigdurende bron van fascinatie blijft, is het dialect.
Gedachtevorming over het dialect begint bij mij geregeld bij opgeraapte
boodschappenbriefjes. Daarop tref ik wel eens woorden als
appelsiene of
petatte
aan. Op het vorige week bij Albert Heijn in Horst opgeraapte briefje van pasfotoformaat ging mijn aandacht in eerste instantie uit naar het woord
mettler.
Nooit eerder gehoord of gelezen. Ineens viel me in dat het misschien hoorde bij
garen kleur 1457 van de regel erboven. Googelen. En precies zo was het.
Daarna viel mijn oog op
snijworst. Vleesonnozel als ik ben, dacht ik dat
elke worst snijworst is. Googelen. Niet dus: snijworst is een specifiek soort
worst (dat ik graag aan me voorbij laat gaan).
Boven
snijworst staat
mik. Met
mik
heb ik van oudsher een problematische verhouding. Ik ben een
native
Horster dialectspreker.
Mik is in het Nederlands een bepaald soort
brood, maar in het Horster dialect staat
mik als ik het wel heb voor
brood in het algemeen. Net als
wek. Terwijl ik ben grootgebracht met
broëd.
Dan komt
mik er niet meer in. Onvolkomenheidje in mijn opvoeding, waarop ik voor de rest weinig heb aan te merken.
Ik besloot de onvolprezen
Dialectatlas van het Nederlands uit 2011 er
eens bij te pakken. Omdat ik dacht dat die een verspreidingskaart bevatte van
dialectwoorden voor brood. Niet dus. Al bladerend bleef ik vervolgens hangen
bij een kaart waarop de gangbare benamingen voor het woord
vork in de
Nederlandse en Vlaamse dialecten is weergegeven. Wat blijkt? In Noord-Limburg
zou
riekske de meest voorkomende benaming voor vork zijn.
Riekske?
Verket zal je bedoelen!
Riekske (‘kleine riek’) is een prachtig,
poëtisch woord, maar ik heb het nog nooit gehoord, ook niet als
reekske,
zoals het in het Horster dialect zou luiden. In de woordenboeken van het
Horster, het Meerlo-Wanssums, het Venrays en het Venloos dialect kom ik
riekske/
reekske
ook niet tegen in de betekenis van vork. Maar zie daar, Sevenum zou Sevenum
niet zijn als het weer eens anders was. Uit het
Sevenums woordenboek:
‘Rikske
–
vork.
“Met ’t riksken
aete, Riekske, nit met ’t vuûsje.”’
Om te verifiëren dat mik in het Nederlands inderdaad een bepaald soort brood is
en niet brood in het algemeen, pakte ik de Van Dale erbij. Inderdaad: ‘Brood
van fijn roggemeel.’ Andere betekenis van mik, volgens Van Dale: ‘Boomtak in de
vorm van een tweetandige vork.’ Een
verket? Een
reek/riek(ske)?
Nee, dat is dan weer een
vörk in het Horster dialect. Enzovoort.
(Dit stukje verscheen deze week ook in Via Horst-Venray
)