Hoe onderhoudend ook, ik was hier waarschijnlijk niet op de
uitzending teruggekomen als Jean-Pierre Geelen er in zijn in De Volkskrant van 18 september
gepubliceerde televisierecensie geen passage aan had gewijd: ‘Televisietaal is zo vanzelfsprekend nog
niet. Dat bleek in Dat is andere taal.
Daarin sprak Johan Overdevest met Twan Huys over diens oorspronkelijke dialect:
het Venlo’s. Of eigenlijk: een mengelmoes uit Grubbenvorst (waar vader Huys
vandaan komt), oud-Blerick (moeder) en de dorpen Sevenum en Horst. In huize
Huys spraken de bewoners Venlo’s, maar op school vluchtte Twan in het Horsts om
niet voor exoot uitgemaakt te worden.’
‘Venlo’s’? ‘Oud-Blerick’? Ach, een kniesoor die daar op let. Nee, waar het me om gaat, is dat ‘Horsts’. Ik geloof niet dat ik het ooit eerder had gelezen. Gehoord al helemaal niet, want het is een onuitspreekbaar woord. Wie het tien keer achter elkaar kan zeggen zonder z’n tong te breken, mag bij mij een lolly komen halen. Wat de vraag oproept wat dan wél de juiste benaming is van het dialect dat we in deze dreven spreken. ‘Goeie vraag’, schijn je dan tegenwoordig te moeten zeggen. Nu het antwoord nog. Daarvoor moeten we in elk geval niet bij Twan Huys zijn. Twan is een twijfelkont, zo maakt de uitzending duidelijk:
‘Ik denk dat ik een
verbasterd dialect spreek, aangelengd met een beetje Horster.’‘Venlo’s’? ‘Oud-Blerick’? Ach, een kniesoor die daar op let. Nee, waar het me om gaat, is dat ‘Horsts’. Ik geloof niet dat ik het ooit eerder had gelezen. Gehoord al helemaal niet, want het is een onuitspreekbaar woord. Wie het tien keer achter elkaar kan zeggen zonder z’n tong te breken, mag bij mij een lolly komen halen. Wat de vraag oproept wat dan wél de juiste benaming is van het dialect dat we in deze dreven spreken. ‘Goeie vraag’, schijn je dan tegenwoordig te moeten zeggen. Nu het antwoord nog. Daarvoor moeten we in elk geval niet bij Twan Huys zijn. Twan is een twijfelkont, zo maakt de uitzending duidelijk:
‘Zodra ik het huis verliet werd het Horster dialect.’
‘Als je een ander dialect spreekt dan het dialect van het dorp waar je vandaan komt, in dit geval Horsters …’
‘Het was raar voor andere kinderen als je een dialect sprak dat niet het Horster dialect was.’
‘Ik was al op jonge leeftijd tweetalig: Venloos hier, Horsters daar.’
Horster of Horsters, that’s
the question. De twee Horster(se) woordenboeken laten geen ruimte voor
twijfel: Horster.
Laten we er eens een klein testje voor Horstenaren ingooien.
Beantwoord voor uzelf de volgende twee vragen in het dialect, waarbij het
antwoord op de eerste vraag uit een volledige zin moet bestaan en het antwoord
op de tweede uit één woord:
1. Welk dialect spreekt u?
2. Dus hoe spreekt u? En? Hoe is het u vergaan? Voor mij was het antwoord op de eerste vraag een makkie: ‘Ik proat in ut Hôrster dialect.’ ‘Ik proat in ut Hôrsters dialect’ komt absoluut niet im Frage. Ik ben er niet zo zeker van of dit laatste voor iedereen geldt. Bij het antwoord op de tweede vraag geldt dat in nog sterkere mate. Daar bespeur ik namelijk ook bij mezelf een lichte aarzeling: ‘Hôrster’ of toch ‘Hôrsters’? Hoe kan dat? Ligt aan die aarzeling iets grammaticaals ten grondslag of heeft het met het dialect te maken?
Of is ‘Horsters’ misschien de Nederlandse vertaling van het dialectwoord ‘Hôrster’ en kun je aan het oprukken van Hôrsters de toenemende invloed van het Nederlands op het Hôrster aflezen? Ingewikkeld allemaal, dialect is niet zo eenvoudig als het lijkt. Zijn er geen Neerlandici, dialectologen of Hôrsterologici die hun licht eens op deze zaak willen laten schijnen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten