In reactie op het eerste stuk over het Horster leesplankje
schreef Franka Jacobs laatst: ‘Má ut
blauwmenke zingt mooier [dan de jiets], tenminste zolang de maerklaf eum neet in de gate haet, assie
zekdöämpels zit te aete.’
Mijn reactie: ‘Mijn
opa gebruikte het woord blauwmenke ook altijd, maar is het nu de koolmees of de
pimpelmees?’
Franka: ‘Het
blauwmenke is de benaming die ik voor de heggenmus gebruik. Ik heb dat van mijn
vader overgenomen, vanuit ons beider bovengemiddelde interesse voor vogels. Als
die benaming niet klopt, zou ik het graag willen weten, ik zou dan wel
teleurgesteld zijn trouwens. Vanuit een nostalgisch gevoel.’
Ik: ‘Je hebt
natuurlijk gelijk: blauwmenke is de benaming voor heggenmus. Mijn opa zou
ernstig teleurgesteld in mij zijn als hij had geweten dat ik het blauwmenke
voor kool- of pimpelmees had uitgemaakt.’
Ik ging er altijd vanuit dat mijn opa de benaming blauwmenke vanuit z’n geboorteplaats
Meerssen mee had genomen naar het noorden van de provincie. Uit wat Franka, die
Horster wortels heeft zegt, blijkt al dat dat een verkeerde veronderstelling
was. Sinds deze week ben ik er óók achter dat blauwmenke een benaming is die alleen in bepaalde delen van
Noord-Limburg voorkomt en dat de heggenmus in de omgeving van Meerssen
bastaardnachtegaal, hagenmus(je) of tuinmus wordt genoemd.
Bovenstaande valt op te maken uit kaart 10021 uit de
Kaartenbank, een werkelijk fantastische databank van het Meertens Instituut die
vorige week op het internet is geplaatst. De Kaartenbank bevat dertigduizend
(30.000!) kaarten waarop Nederlandse en Vlaamse taal- of cultuurverschijnselen
zijn getekend. Zomaar wat willekeurige vragen waarop de Kaartenbank antwoord
geeft: welke afweermiddelen tegen nachtmerries zijn op welke plaats in het
Nederlandse taalgebied in zwang? Hoe luidt de werkwoordsvorm ‘wij droegen’ in
de verschillende Nederlandse dialecten? Hoe heet in de Limburgse dialecten het
uitmaken wie mag beginnen bij een spel? Welke dialectbenaming heeft men waar in
Nederland voor het woord ‘vork’? Welke benamingen bestaan er voor kabouters en
wat zijn, verspreid over Nederland en Vlaanderen, de eigenschappen die worden
toegekend aan kabouters?
Ook de door J.J. Voskuil beroemd geworden klassieker ‘Wat
gebeurt er met de nageboorte van het paard?’ ontbreekt uiteraard niet.
De verleiding zo nog even door te gaan, is moeilijk te
weerstaan. Maar neem vooral zelf een kijkje. Iedereen die geïnteresseerd is in
taal, dialect en de meest uiteenlopende volkskundige verschijnselen zou zichzelf
een groot plezier doen door dagelijks zeg een kwartiertje te grasduinen in de
Kaartenbank. Ter verstrooiing, ter lering of ter vermaak.
Omdat het zo verleidelijk is en om het af te leren, nog
eentje dan. Kaart 28220: aardbei. Volgens deze ongedateerde kaart bestaan in
Nederland en Vlaanderen 111 verschillende benamingen voor aardbei. Variërend
van jedbees tot ubber en van frenze tot idjebeie. Maar hoe zit het nu met het
Horster esbaer, dat verschillende
malen (klik hier en hier) op Horst-sweet-Horst aan de orde is geweest? Behoort
dat ook tot die 111 benamingen? Ja! En de geografische verspreiding van esbaer? Die is zeer beperkt: Horst
inderdaad en verder zou esbaer alleen
in Grubbenvorst voorkomen (wat zou het mooi zijn als een Grubbenvorstenaar of
Grubbenvorsterse dit kon bevestigen). Overigens zou volgens de kaart in Horst
ook erdsbaer worden gezegd. Ik heb
het nooit gehoord – u wel?
Ten slotte: de Kaartenbank mag op vele vragen antwoord geven,
er zijn helaas ook vragen waarop ze het antwoord schuldig moeten blijven. Zoals
deze: hoe heet een vrouwelijk blauwmenke? Blauwmenkespop? Blauwpöpke?
Blauwwiefke? Suggesties als altijd van harte welkom!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten