Ook deze week
op Horst-sweet-Horst de inzendingen voor de Horst-sweet-Horst-schrijfwedstrijd.
Vandaag het door Bram geschreven verhaal (kijk voor andere verhalen en meer
informatie over de schrijfwedstrijd in de balk links naast dit verhaal onder
het kopje ‘Labels’ en klik op ‘Schrijfwedstrijd’):
‘Ge got toch ni zoëmá
óppe slup ván en vremde vrouw zitte?’
Een schitterende zomeravond in Meterik. Het echtpaar Vergeer
zit van de ondergaande zon te genieten. ‘Zo mooi als de zon vandaag ondergaat
hebben we in al de tijd dat we getrouwd zijn nog nooit gezien en hoe lang is
dat nu al?’ ‘Nou’, zegt Lieve, ‘dat is toch nu al 58 jaar. Een tijd al hè.’ ‘Nou,
mij kan het niet lang genoeg duren’, murmelt Sjeng.
Er komen wat aangeschoten jonge jongens aangelopen. Het type
‘’t moet kunnen’ die voor de bank
uitdagend stil blijven staan. De rust zal wel even voorbij zijn.
‘Hé’, roept Sjeng plotseling en maait met zijn arm over de
schoot van zijn vrouw. Een zachte dreun als hij tegen de boom vlakbij valt en
onderaan de boom dood blijft liggen.
Drie van de vier jongens kijken verschrikt op en hun ogen
spreken boekdelen. ‘Dat doe je toch niet’, zeggen hun ogen en ook Lieve kijkt
haar Sjeng met verdrietige en geschrokken ogen aan.
Sjeng schrikt zelf ook maar verdedigt zich dan met de
opmerking: ‘Ge got toch ni zoëmá óppe slup ván en vremde vrouw zitte?’ En dan
vervolgt hij: ‘Het was echt niet mijn bedoeling, ik zal hem gauw ergens
begraven.’
Sjeng loopt naar de boom en raapt het jonge vogeltje op dat
een noodlanding op de schoot van zijn vrouw had gemaakt.
‘Arm jong toch, maar: “Ge got toch ni zoëmá óppe slup ván en
vremde vrouw zitte?”’
Bram
Geen opmerkingen:
Een reactie posten