zaterdag 11 januari 2025

Top 5 – Norbertuswijkse binnenterreinen

Op 23 februari van het afgelopen jaar ontving ik een e-mail van Jan Geurts, bewoner van de Noordsingel in Horst. Citaat: ‘Tijdens mijn wandelingen door o.a. de Norbertuswijk heb ik de verschillende hofjes bezocht die ooit bewust zijn aangelegd in deze wijk. Ik vond dat speciaal. Misschien is het wel aardig om een stuk te schrijven over de hofjes.’


‘Aardig’? Héél aardig! En dus reageerde ik als volgt: ‘Ik heb al sinds jaren een notitieboekje waarin ik onderwerpen noteer waarover ik ooit nog eens wil schrijven. Op 20 september 2014 noteerde ik daarin: “Binnenplaatsen Norbertus”. Ik vermoed dat wat bij jou, Jan, ‘hofjes’ zijn, bij mij ‘binnenplaatsen’ heten. Met andere woorden: volgens mij hebben we een fascinatie voor hetzelfde.’


We spraken af samen een wandeling te maken langs de Norbertuswijkse hofjes dan wel binnenplaatsen. Daar kwam het uiteindelijk pas op 4 juni van. Het enthousiasme spatte er aan beide zijden vanaf. Onze wandeling eindigde met mijn belofte op korte termijn een stuk te schrijven over de hofjes dan wel binnenplaatsen. En vervolgens liet ik het maes in ‘t vaerreke steken. Totdat ik twee weken geleden een mail van Jan ontving waarin hij onder meer schreef te hopen dat de hofjes nog steeds mijn interesse hebben. Jazeker hebben ze nog steeds mijn interesse, alleen hebben ze de pech te moeten concurreren met tal van andere interesses. Maar nu, een klein jaar na de eerste mail van Jan en met een herontwikkeling van de hofjes dan wel binnenplaatsen in aantocht, is het er dan toch eindelijk van gekomen.


Eerst iets over de Norbertuswijk. Door de naoorlogse bevolkingsgroei ontstond in de jaren vijftig van de vorige eeuw ook in Horst de behoefte aan meer woonruimte. Daarop besloot het gemeentebestuur ten noorden van de bestaande dorpskern een geheel nieuwe wijk te ontwikkelen. Ingenieursbureau J.J. Margry uit Breda maakte al in 1955 een ontwerp dat was gestoeld op de gedachte van de zogeheten parochiewijk. De parochiekerk, toegewijd aan Norbertus van Gennep, vormde het centrum van de nieuwe wijk. In de directe omgeving daarvan lagen pastorie, kapelanie, parochiehuis, school en winkels en daar weer omheen de woonhuizen, die waren bedoeld voor alle lagen van de samenleving. De nieuwe wijk, officieel Norbertuswijk geheten, maar in de volksmond ook bekend als Neej Dörp en Sjemdörp, kwam vanaf 1960 tot ontwikkeling. Met zijn ruime opzet, het vele groen en de differentiatie in woningtypes kan de wijk ook 65 jaar na zijn ontstaan wat mij betreft de toets der kritiek nog steeds doorstaan, waarbij dient aangetekend dat enig chauvinisme mij als langjarig bewoner niet helemaal vreemd is.


Maar dan nu de Norbertuswijkse hofjes dan wel binnenplaatsen, her en der in de wijk gelegen en in de meeste gevallen oases van rust en stilte. In het ideale geval zijn ze aan alle zijden ingeklemd tussen bebouwing, zijn ze aan één zijde toegankelijk voor auto’s en zijn ze aan meerdere zijden via brandgangen toegankelijk voor fietsers en voetgangers. Ik vermoed dat ze in de eerste plaats zijn bedoeld als veilige speelterreinen voor kinderen: zonder ook maar een straat te hoeven oversteken en zonder de noodzaak van ouderlijk toezicht kon het kroost zich hier uitleven. Daarnaast verschaffen ze toegang tot garageboxen. Maar hoe moeten we ze nu noemen: hofjes of binnenplaatsen? Ik zou zeggen: binnenterreinen. Voor ‘binnenplaatsen’ zijn ze te groot, voor ‘hofjes’ voor mijn gevoel niet idyllisch en niet intiem genoeg.


Zoals ik het zie telt de Norbertuswijk zeven binnenterreinen, maar ik geef onmiddellijk toe dat dat er ook meer of minder kunnen zijn als je er op een andere manier naar kijkt. Met mijn zienswijze snijd ik mezelf ook in de vingers omdat mijn geliefde biotoop tussen Prinses Marijkestraat, Julianastraat, Jan van Eechoudstraat en Gebroeders van Doornelaan, waarop ik van mijn derde tot mijn zesde vanuit onze huiskamer uitzicht had en waarin ik heel wat uurtjes heb doorgebracht, buiten de boot valt omdat hij niet aan alle zijden is ingeklemd tussen bebouwing.


Resteren dus zeven Norbertuswijkse binnenterreinen. Precies voldoende voor een, uiteraard uitermate subjectieve, Horst-sweet-Horst top 5 van Norbertuswijkse binnenterreinen. Komt ie:

5. Gelegen tussen Julianastraat (toegang voor auto’s), Jan van Eechoudstraat, Prinses Margrietstraat en Steffensstraat:


Dit is nauwelijks een oase te noemen; geasfalteerde oases bestaan helemaal niet. Het is ook geen kinderspeelparadijs, dus laten we het ‘functioneel’ noemen.
 
4. Gelegen tussen Noordsingel (toegang voor auto’s), Gebroeders van Doornelaan, Rembrandtstraat en Rubensplein (toegang voor auto’s):


Eerlijk gezegd nooit beschouwd als een binnenterrein. Pas mijn wandeling met Jan (achterbuurman) heeft me ervan overtuigd dat dit wel degelijk als een Norbertuswijks binnenterrein valt te definiëren. Dat ik het eerder niet zo zag, had te maken met het ontbreken van een ingeklemd-zijn-tussen-bouwblokken-gevoel. En dat had weer te maken met het vele groen, de niet gesloten bebouwing en de toegang voor auto’s aan twee zijden.
 
3. Gelegen tussen Prinses Marijkestraat (toegang voor auto’s), Prins Bernhardstraat, Jan van Eechoudstraat en Steffensstraat:


Uitlaatklep voor bewoners van de duplexwoningen aan de Prinses Marijkestraat. Die worden in de loop van dit jaar gesloopt, wat een verklaring vormt voor de momenteel enigszins verwaarloosde aanblik van het binnenterrein. Even verderop ligt, ingeklemd tussen Prinses Marijkestraat (toegang voor auto’s), Steffensstraat, Jan van Eechoudstraat en Julianastraat, een nagenoeg identiek binnenterrein:


2. Gelegen tussen Wittenhorststraat (toegang voor auto’s), Prinses Irenestraat, Meterikseweg en Prinses Beatrixstraat:


Het grootste van alle Norbertuswijkse binnenterreinen, eigenlijk de gedroomde nummer 1. Tot voor héél kort was het uitgerust met speeltoestellen voor kinderen, waarmee het misschien wel het meest exemplarische Norbertuswijkse binnenterrein is. Tussen 1970 en 1978 zetelde hier in een houten barak wijkgebouw ’t Östenriekske. Ook was er een peuterspeelzaal gevestigd.

1. Gelegen tussen Wittenhorststraat (toegang voor auto’s), Prinses Beatrixstraat, Zegersstraat en Prins Bernhardstraat:


Ondanks de gedroomde nummer 1 toch dit binnenterrein op 1 omdat dit van mijn zesde tot mijn negende mijn geliefde biotoop was, waar ik zicht op had vanuit mijn slaapkamer aan de Zegersstraat, waar ik via onze achterdeur meteen op uitkwam en waar ik ein-de-loos in heb gevoetbald. Nooit vergeten: net voordat we op een dag in Uden op bezoek gingen bij een oom en tante, kwam Joop T. me op het voetbalveldje nog snel even een keeperstraining geven. In de stortregen besloot Joop de focus te leggen op duiken. Met als gevolg dat ik van boven tot onder bemodderd thuiskwam, niet tot onverdeeld genoegen van mijn vader en moeder.


Even verderop ligt, ingeklemd tussen Wittenhorststraat (toegang voor auto’s), Prinses Beatrixstraat, Jan van Eechoudstraat en Prins Bernhardstraat, een nagenoeg identiek binnenterrein:



(Met dank aan Jan Geurts voor het idee, de wandeling en het becommentariëren van eerdere versies van dit stuk)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten