Op 23 februari van het afgelopen jaar ontving ik een e-mail van Jan Geurts,
bewoner van de Noordsingel in Horst. Citaat: ‘Tijdens mijn wandelingen door
o.a. de Norbertuswijk heb ik de verschillende hofjes bezocht die ooit bewust
zijn aangelegd in deze wijk. Ik vond dat speciaal. Misschien is het wel
aardig om een stuk te schrijven over de hofjes.’
‘Aardig’? Héél aardig! En dus reageerde ik als volgt:
‘Ik heb al sinds jaren
een notitieboekje waarin ik onderwerpen noteer waarover ik ooit nog eens wil
schrijven. Op 20 september 2014 noteerde ik daarin: “Binnenplaatsen Norbertus”.
Ik vermoed dat wat bij jou, Jan, ‘hofjes’ zijn, bij mij ‘binnenplaatsen’ heten.
Met andere woorden: volgens mij hebben we een fascinatie voor hetzelfde.’
We spraken af samen een wandeling te maken langs de Norbertuswijkse hofjes dan
wel binnenplaatsen. Daar kwam het uiteindelijk pas op 4 juni van. Het
enthousiasme spatte er aan beide zijden vanaf. Onze wandeling eindigde met mijn
belofte op korte termijn een stuk te schrijven over de hofjes dan wel
binnenplaatsen. En vervolgens liet ik het
maes in ‘t vaerreke steken.
Totdat ik twee weken geleden een mail van Jan ontving waarin hij onder meer
schreef te hopen dat de hofjes nog steeds mijn interesse hebben. Jazeker hebben
ze nog steeds mijn interesse, alleen hebben ze de pech te moeten concurreren
met tal van andere interesses. Maar nu, een klein jaar na de eerste mail van
Jan en met een herontwikkeling van de hofjes dan wel binnenplaatsen in aantocht,
is het er dan toch eindelijk van gekomen.
Eerst iets over de Norbertuswijk. Door de naoorlogse bevolkingsgroei ontstond
in de jaren vijftig van de vorige eeuw ook in Horst de behoefte aan meer
woonruimte. Daarop besloot het gemeentebestuur ten noorden van de bestaande
dorpskern een geheel nieuwe wijk te ontwikkelen. Ingenieursbureau J.J. Margry
uit Breda maakte al in 1955 een ontwerp dat was gestoeld op de gedachte van de
zogeheten parochiewijk. De parochiekerk, toegewijd aan Norbertus van Gennep, vormde
het centrum van de nieuwe wijk. In de directe omgeving daarvan lagen pastorie,
kapelanie, parochiehuis, school en winkels en daar weer omheen de woonhuizen,
die waren bedoeld voor alle lagen van de samenleving. De nieuwe wijk, officieel
Norbertuswijk geheten, maar in de volksmond ook bekend als
Neej Dörp en
Sjemdörp,
kwam vanaf 1960 tot ontwikkeling. Met zijn ruime opzet, het vele groen en de
differentiatie in woningtypes kan de wijk ook 65 jaar na zijn ontstaan wat mij
betreft de toets der kritiek nog steeds doorstaan, waarbij dient aangetekend
dat enig chauvinisme mij als langjarig bewoner niet helemaal vreemd is.
Maar dan nu de Norbertuswijkse hofjes dan wel binnenplaatsen, her en der in de
wijk gelegen en in de meeste gevallen oases van rust en stilte. In het ideale
geval zijn ze aan alle zijden ingeklemd tussen bebouwing, zijn ze aan één zijde
toegankelijk voor auto’s en zijn ze aan meerdere zijden via brandgangen
toegankelijk voor fietsers en voetgangers. Ik vermoed dat ze in de eerste
plaats zijn bedoeld als veilige speelterreinen voor kinderen: zonder ook maar
een straat te hoeven oversteken en zonder de noodzaak van ouderlijk toezicht kon
het kroost zich hier uitleven. Daarnaast verschaffen ze toegang tot
garageboxen. Maar hoe moeten we ze nu noemen: hofjes of binnenplaatsen? Ik zou
zeggen: binnenterreinen. Voor ‘binnenplaatsen’ zijn ze te groot, voor ‘hofjes’
voor mijn gevoel niet idyllisch en niet intiem genoeg.
Zoals ik het zie telt de Norbertuswijk zeven binnenterreinen, maar ik geef
onmiddellijk toe dat dat er ook meer of minder kunnen zijn als je er op een
andere manier naar kijkt. Met mijn zienswijze snijd ik mezelf ook in de vingers
omdat mijn geliefde biotoop tussen Prinses Marijkestraat, Julianastraat, Jan
van Eechoudstraat en Gebroeders van Doornelaan, waarop ik van mijn derde tot
mijn zesde vanuit onze huiskamer uitzicht had en waarin ik heel wat uurtjes heb
doorgebracht, buiten de boot valt omdat hij niet aan alle zijden is ingeklemd
tussen bebouwing.
Resteren dus zeven Norbertuswijkse binnenterreinen. Precies voldoende voor een,
uiteraard uitermate subjectieve, Horst-sweet-Horst top 5 van Norbertuswijkse
binnenterreinen. Komt ie:
5. Gelegen tussen Julianastraat (toegang voor auto’s), Jan van Eechoudstraat,
Prinses Margrietstraat en Steffensstraat:
Dit is nauwelijks een oase te noemen; geasfalteerde oases bestaan helemaal niet.
Het is ook geen kinderspeelparadijs, dus laten we het ‘functioneel’ noemen.
4. Gelegen tussen Noordsingel (toegang voor auto’s), Gebroeders van Doornelaan,
Rembrandtstraat en Rubensplein (toegang voor auto’s):
Eerlijk gezegd nooit beschouwd als een binnenterrein. Pas mijn wandeling
met Jan (achterbuurman) heeft me ervan overtuigd dat dit wel degelijk als een
Norbertuswijks binnenterrein valt te definiëren. Dat ik het eerder niet zo zag,
had te maken met het ontbreken van een ingeklemd-zijn-tussen-bouwblokken-gevoel.
En dat had weer te maken met het vele groen, de niet gesloten bebouwing en de
toegang voor auto’s aan twee zijden.
3. Gelegen tussen Prinses Marijkestraat (toegang voor auto’s), Prins
Bernhardstraat, Jan van Eechoudstraat en Steffensstraat:
Uitlaatklep voor bewoners van de duplexwoningen aan de Prinses Marijkestraat.
Die worden in de loop van dit jaar gesloopt, wat een verklaring vormt voor de
momenteel enigszins verwaarloosde aanblik van het binnenterrein. Even verderop
ligt, ingeklemd tussen Prinses Marijkestraat (toegang voor auto’s),
Steffensstraat, Jan van Eechoudstraat en Julianastraat, een nagenoeg identiek
binnenterrein:
2. Gelegen tussen Wittenhorststraat (toegang voor auto’s), Prinses Irenestraat,
Meterikseweg en Prinses Beatrixstraat:
Het grootste van alle Norbertuswijkse binnenterreinen, eigenlijk de gedroomde
nummer 1. Tot voor héél kort was het uitgerust met speeltoestellen voor
kinderen, waarmee het misschien wel het meest exemplarische Norbertuswijkse
binnenterrein is. Tussen 1970 en 1978 zetelde hier in een houten barak
wijkgebouw ’t Östenriekske. Ook was er een peuterspeelzaal gevestigd.
1. Gelegen tussen Wittenhorststraat (toegang voor auto’s), Prinses
Beatrixstraat, Zegersstraat en Prins Bernhardstraat:
Ondanks de gedroomde nummer 1 toch dit binnenterrein op 1 omdat dit van mijn
zesde tot mijn negende mijn geliefde biotoop was, waar ik zicht op had vanuit
mijn slaapkamer aan de Zegersstraat, waar ik via onze achterdeur meteen op uitkwam en waar ik ein-de-loos in heb gevoetbald. Nooit vergeten: net
voordat we op een dag in Uden op bezoek gingen bij een oom en tante, kwam Joop
T. me op het voetbalveldje nog snel even een keeperstraining geven. In de
stortregen besloot Joop de focus te leggen op duiken. Met als gevolg dat ik van
boven tot onder bemodderd thuiskwam, niet tot onverdeeld genoegen van mijn vader
en moeder.
Even verderop ligt, ingeklemd tussen Wittenhorststraat (toegang voor auto’s),
Prinses Beatrixstraat, Jan van Eechoudstraat en Prins Bernhardstraat, een
nagenoeg identiek binnenterrein:
(Met dank aan Jan Geurts voor het idee, de wandeling en het becommentariëren van eerdere versies van dit stuk)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten