Iedereen met last van vakantieverveling kan ik van harte de
Leefbaarometer aanbevelen. Staat garant voor vele uren lees-, kijk- en
vergelijkplezier. De Leefbaarometer is vorige week gepubliceerd door het
Ministerie van Binnenlandse Zaken. Zoals de verschrikkelijke naam al doet
vermoeden gaat ie over leefbaarheid en de ontwikkeling daarvan. En wel in alle
Nederlandse steden, dorpen, wijken en buurten. Belangrijkste conclusie: in
tegenstelling tot wat je misschien zou denken is de leefbaarheid sinds 1998
alleen maar toegenomen. ‘Geldt dit ook voor Horst aan de Maas?’, zo vroeg ik me
af. Antwoord: nee! Is het hier dan slecht gesteld met de leefbaarheid? Ook
niet! Zowel in 1998 als in 2012 kwalificeert de Leefbaarometer de leefbaarheid
in Horst aan de Maas als ‘zeer positief’.
De Leefbaarometer valt ook uit te splitsen naar buurtniveau.
Doe je dat voor Horst aan de Maas dan komen toch enkele veranderingen aan het
licht. Verbeteringen vooral: van de 49 buurten in Horst aan de Maas scoorden
Molenveld, De Riet, Weisterbeek (vraag me niet wat precies onder ‘De Riet’ en wat
precies onder ‘Weisterbeek’ wordt verstaan) en Nieuwstraat in 1998 het laagst.
De leefbaarheid kreeg er de beoordeling ‘positief’. Anno 2012 zijn Molenveld,
De Riet en Nieuwstraat opgeklommen tot ‘zeer positief’ en is alleen Weisterbeek
blijven hangen op ‘positief’. Andere stijgers zijn Griendtsveen, Kapellerhof,
Sevenum en de buitengebieden van Grubbenvorst en Tienray. Ontwikkelden zich
allemaal van ‘zeer positief’ tot ‘uiterst positief’.
Zijn er ook dalers? Slechts vier: Evertsoord en de
buitengebieden van Broekhuizen, Lottum en Meerlo, die nu als ‘zeer positief’
worden gekwalificeerd, golden in 1998 nog als ‘uiterst positief’. Dat de
Leefbaarometer dit niet als ‘beperkt negatieve ontwikkeling’ maar als ‘geen
ontwikkeling’ aanmerkt, is dan weer positief.
De Leefbaarometer bepaalt de leefbaarheid aan de hand van 49
indicatoren. Het voert e ver die hier allemaal te gaan bespreken, maar het
verbaast me in hoge mate dat de nabijheid van een bankfiliaal wél tot de
indicatoren behoort en die van een school of bibliotheek niet. Zoals ik evenmin
begrijp dat speeltuintjes en trapveldjes geen indicatoren zijn. En kan iemand
me vertellen wat ‘uitzicht op binnenwater’ of ‘dominantie boerderijen en
tuinderijen’ zegt over leefbaarheid?
Uitgesplitst naar buurten stapelen de vragen zich nog verder
op. Waarom scoort Broekhuizen extreem laag op ‘sociale samenhang’ en Lottum
behoorlijk hoog?
Waarom scoren zoveel buurten in Horst aan de Maas zo slecht op
het gebied ‘publieke ruimte’? Aan de slechte staat van de trapveldjes kan het
dus niet liggen. Wel aan het ontbreken van ‘uitzicht op binnenwater’? Je zou
het haast gaan denken, want juist op dit punt scoort het aan de Maas gelegen Broekhuizen
heel hoog.
En wat maakt dat de Horster buurt De Risselt qua voorzieningenniveau
zo hoog uitsteekt boven een op het eerste gezicht vergelijkbare buurt als
Berkelsbroek? Is daarvoor soms bepalend dat de Aldi voor de meeste bewoners van
De Risselt dichterbij is dan Jan Linders voor de meeste bewoners van
Berkelsbroek?
Zo zou ik nog wel even door kunnen gaan. Zoals gezegd staat
de Leefbaarometer garant voor vele uren lees-, kijk- en vergelijkplezier. Iets
anders is of je ’m ook helemaal serieus moet nemen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten