maandag 2 december 2013

Klein mysterie 506 – Ruzie

Hebt u het al gehoord, dat Reinier Derix binnen een uur tot vier keer toe is gemolesteerd?

Natuurlijk hebt u dat niet gehoord: de molestaties van Reinier Derix vonden een kleine twee eeuwen geleden plaats. Het proces-verbaal waarin is opgetekend wat Reinier op 9 mei 1832 naar eigen zeggen geschiedde, kwam ik vorige week tegen in het gemeentearchief van Horst (archieven 1579-1939, inventarisnummer 5118; klik op de afbeelding om haar te vergroten).
Ik geef het hier enigszins ingekort en hertaald in hedendaags Nederlands weer.
Reinier Derix, een boer uit Horst, bevindt zich op de bewuste dag ’s avonds rond half tien in de herberg van Matthijs Hoogers. Daar wordt hij door Jan Cox, een knecht van Pieter Jan Jenniskens, bij z’n kiel gegrepen en op z’n borst geslagen. Reiniers knecht Gerard van den Boom schiet hem daarop te hulp. Voor boerenzoon Antoon van de Pas is dit aanleiding om Van den Boom op z’n rug te slaan en naar buiten te werken, terwijl Van de Pas Reinier ondertussen uitmaakt voor ‘ongezonden beest’.
Omstreeks tien uur verlaat Reinier de herberg en gaat hij op weg naar huis, in het gezelschap van onder meer Jan Cox en Antoon van de Pas. Nauwelijks buiten slaat iemand – Reinier weet niet wie – Reinier z’n hoed van z’n hoofd. Weer een stuk verder, bij de tuin van Jan Peeters, grijpt Jan Cox Reinier voor de tweede maal bij z’n kraag, waarna ze allebei op de grond vallen. Antoon van de Pas slaat Reinier vervolgens op z’n hoofd en deelt hem enkele trappen uit. Reinier raakt daardoor gewond. Als hij om hulp begint te roepen maken beide daders zich uit de voeten. Bij het bosje van de weduwe Rouffs staan ze Reinier echter alweer op te wachten. Cox grijpt Reinier vast en voegt hem toe: ‘Gij moet mij mijnen kiel vergoeden welke gij gescheurd hebt, of ik maak u kapot op de plaats.’ En Antoon van de Pas dreigt: ‘Wanneer gij den kiel niet vergoed, dan steek ik u op de plaats dood.’ Cox en Van de Pas slaan Reinier daarna opnieuw en gooien hem in de sloot. Als Reinier andermaal om hulp begint te roepen, gaan Cox en Van de Pas er wederom vandoor. Reinier keert vervolgens terug naar het dorp. Ernstig bebloed arriveert hij in de herberg van Jan Hoogers, waar hij zich wast.
Wie zei daar dat het er hier vroeger allemaal zo vredig aan toeging? Maar ondanks het slaan, het schoppen en de doodsbedreigingen hebben de lotgevallen van Reinier óók iets slapstickachtigs: wat Antoon en Jan hem ook aandoen, telkens krabbelt hij weer op. En alle ellende ten spijt is dat ‘ongezonden beest’ natuurlijk meesterlijk. Je hóórt het Antoon gewoon sissen: ‘Geej, fieze, fieze, óngezónden biëst!’
De vraag is verder of bovenstaande een correcte weergave van de werkelijkheid is. We lezen alleen Reiniers visie op de zaak. Ongetwijfeld zullen Antoon en Jan een heel andere kijk op het gebeurde hebben gehad. Er moet toch een bepaalde aanleiding voor de gewelddadigheden zijn geweest? Niet uitgesloten is overigens dat in het Regionaal Historisch Centrum Limburg in Maastricht meer over de zaak te vinden is. Als ik bij gelegenheid nog eens in Maastricht kom, daar toch eens even langsgaan, want ik ben eigenlijk wel benieuwd naar het vervolg.
Maar wat ik eigenlijk wilde zeggen: in het Horster gemeentearchief bevinden zich tal van vergelijkbare aardige, intrigerende, treurige, inzicht verschaffende en tot de verbeelding sprekende documenten over (de geschiedenis van) Horst die het waard zijn aan de vergetelheid te worden ontrukt. Jammer dat dat zo weinig gebeurt. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten