Jan Duijf
(Kloosterstraat Horst) laat andermaal van zich horen door middel van een
ingezonden bijdrage, andermaal – hoe kan het anders? – over de
Kasteelboerderij.
De Kasteelboerderij-affaire en behoorlijk bestuur
Een onafhankelijk onderzoek lijkt gewenst
Middels ingezonden stukken heb ik op deze plaats
herhaaldelijk blijk gegeven van mijn ongenoegen over de gang van zaken rond de
Kasteelboerderij in Horst. Daarbij heb ik niet onder stoelen of banken gestoken
dat er in mijn optiek sprake is van bevoordeling door de gemeente van de één:
De Lange, en benadeling van tenminste drie andere partijen: de vrijwilligers
van het Huys ter Horst en hun Stichting, het bestuur van het LGOG en de eveneens
in de Kasteelboerderij geïnteresseerde ondernemers, inclusief de huidige
uitbater.
Wat de laatste groep betreft ken ik meer belangstellenden,
dan ik hier kan of mag schrijven. Waarom zouden deze mensen niet in de
openbaarheid treden met de voorstellen die ze naar de gemeente hebben gedaan?
Dat zou het een stuk duidelijker maken hoe in Horst aan de Maas de hazen lopen.
Maar dat bekend maken, kan door henzelf nog gebeuren en is bovendien niet het
onderwerp van deze brief.
Deze brief legt een relatie tussen de gang van zaken rond de
Kasteelboerderij en behoorlijk bestuur. Waaraan behoorlijk bestuur moet
voldoen, is in de wet vastgelegd. Bij de bestudering van die wet vielen mij een
aantal artikelen op: die wil ik hier graag met u delen.
In de Algemene wet bestuursrecht van 1994 werden de algemene
beginselen van behoorlijk bestuur in een wet verankerd. De wet behelst en
omschrijft de gedragsregels van de overheid ten opzichte van
de burger. Onder meer de volgende zaken:
- Zorgvuldigheidsbeginsel. De overheid moet een besluit zorgvuldig voorbereiden en nemen: correcte behandeling van de burger, zorgvuldig onderzoek naar de feiten en belangen, procedure goed volgen en deugdelijke besluitvorming (art. 3:2 Awb).
- Motiveringsbeginsel. De overheid moet haar besluiten goed motiveren: de feiten moeten kloppen en de motivering moet logisch en begrijpelijk zijn (art. 3:46 Awb).
- Fair-play-beginsel. De overheid moet zich onpartijdig opstellen bij het nemen van een besluit en moet de noodzakelijke openheid en eerlijkheid in acht nemen (art. 2:4 Awb).
- Verbod op détournement de procédure. Er mag geen lichtere procedure worden gevolgd om tot een besluit te komen, wanneer daarvoor een met meer waarborgen omklede procedure openstaat.
- Vertrouwensbeginsel. Wie op goede gronden – bijvoorbeeld na een duidelijke toezegging – erop mag vertrouwen dat de overheid een bepaald besluit neemt, heeft daar ook recht op.
Is het niet in het belang van alle burgers in Horst aan de
Maas dat er een onafhankelijk onderzoek naar de gang van zaken komt?
Jan Duijf Kloosterstraat
Support Jan!
BeantwoordenVerwijderen