Als historicus hoor je een beetje minachtend te doen over
archeologie en archeologen. Ik doe daar maar al te graag aan mee. Niets leuker
dan de plaatselijke archeoloog op de kast jagen door hem ‘schatgraver’ te
noemen. Ook altijd lachen gieren brullen: al die archeologen die op basis van
een fragment van een pijlpunt de hele wereldgeschiedenis menen te kunnen
verklaren.
Dat gezegd zijnde valt moeilijk te ontkennen dat archeologen
er in een aantal opzichten veel beter in slagen hun belangen veilig te stellen
dan historici. Mooiste voorbeeld is het uit 1992 daterende Verdrag van Malta.
Dat biedt archeologische resten in heel Europa bescherming. Volgens een van de
belangrijkste bepalingen in het verdrag betaalt de verstoorder van de bodem
voor het verrichten van opgravingen en onderzoek. Dit is vanaf het begin een
pijnpunt geweest, zowel voor overheden als particulieren: archeologisch
onderzoek is kostbaar en tijdrovend. In de ‘Archeologische kroniek van Limburg
over 2013’, gepubliceerd in het onlangs verschenen Jaarboek 2014 van het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig
Genootschap (LGOG), wordt de vinger nog maar eens op deze zere plek gelegd (p.
180):
‘Een negatieve kanttekening bij dit jaar is dat ook in Limburg de kwaliteit van het archeologisch onderzoek onder druk staat. In Nederland komen de kosten voor rekening van de “verstoorders” van het bodemarchief, terwijl de gemeenten de kwaliteit van het onderzoek moeten bewaken. Het valt op dat soms getracht wordt de eisen aan het uit te voeren onderzoek naar beneden bij te stellen. Dit kan leiden tot ondermaats onderzoek en verlies van historische gegevens. Voor gemeenten en betrokken burgers is waakzaamheid geboden.’
Alsof het zo moet zijn stelt de Horster gemeenteraad in zijn
vergadering van 26 mei het gemeentelijk archeologiebeleid vast. En warempel,
ook hier is gedoe!
Twistpunt zijn de gebieden waarvan het vermoeden bestaat dat
ze grote archeologische waarde hebben. Hoeveel vierkante meter mag daar maximaal
worden bebouwd zonder dat archeologisch onderzoek vereist is? Het door de
gemeente ingehuurde onderzoeksbureau Vestigia zegt maximaal 500 vierkante
meter, de om advies gevraagde (gemeentelijke) commissie Ruimtelijke Kwaliteit
zegt maximaal 250 vierkante meter. En hoe diep mag in diezelfde gebieden met
een hoge archeologische verwachting maximaal worden gegraven zonder dat
archeologisch onderzoek vereist is? Vestigia zegt maximaal 50 centimeter, de commissie
Ruimtelijke Kwaliteit zegt maximaal 30 centimeter.
500 of 250? 50 of 30? Simpeler gesteld: economie (500, 50)
of archeologie (250, 30)? Het gemeentebestuur kiest – hoe verrassend – voor economie
en schuift daarmee het advies van de commissie Ruimtelijke Kwaliteit terzijde
(klik hier, ga naar agendapunt 10 en klik vervolgens op 10a). De gemeenteraad heeft op 26 mei het laatste woord. Mijn
pappenheimers kennende wil ik alvast op voorhand mijn medeleven betuigen aan de
dames en heren archeologen. Zonder enige minachting.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten