maandag 11 mei 2015

Klein mysterie 643 – Archeologie of economie?

Als historicus hoor je een beetje minachtend te doen over archeologie en archeologen. Ik doe daar maar al te graag aan mee. Niets leuker dan de plaatselijke archeoloog op de kast jagen door hem ‘schatgraver’ te noemen. Ook altijd lachen gieren brullen: al die archeologen die op basis van een fragment van een pijlpunt de hele wereldgeschiedenis menen te kunnen verklaren.   
Dat gezegd zijnde valt moeilijk te ontkennen dat archeologen er in een aantal opzichten veel beter in slagen hun belangen veilig te stellen dan historici. Mooiste voorbeeld is het uit 1992 daterende Verdrag van Malta. Dat biedt archeologische resten in heel Europa bescherming. Volgens een van de belangrijkste bepalingen in het verdrag betaalt de verstoorder van de bodem voor het verrichten van opgravingen en onderzoek. Dit is vanaf het begin een pijnpunt geweest, zowel voor overheden als particulieren: archeologisch onderzoek is kostbaar en tijdrovend. In de ‘Archeologische kroniek van Limburg over 2013’, gepubliceerd in het onlangs verschenen Jaarboek 2014 van het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap (LGOG), wordt de vinger nog maar eens op deze zere plek gelegd (p. 180):
‘Een negatieve kanttekening bij dit jaar is dat ook in Limburg de kwaliteit van het archeologisch onderzoek onder druk staat. In Nederland komen de kosten voor rekening van de “verstoorders” van het bodemarchief, terwijl de gemeenten de kwaliteit van het onderzoek moeten bewaken. Het valt op dat soms getracht wordt de eisen aan het uit te voeren onderzoek naar beneden bij te stellen. Dit kan leiden tot ondermaats onderzoek en verlies van historische gegevens. Voor gemeenten en betrokken burgers is waakzaamheid geboden.’
Alsof het zo moet zijn stelt de Horster gemeenteraad in zijn vergadering van 26 mei het gemeentelijk archeologiebeleid vast. En warempel, ook hier is gedoe!  
Twistpunt zijn de gebieden waarvan het vermoeden bestaat dat ze grote archeologische waarde hebben. Hoeveel vierkante meter mag daar maximaal worden bebouwd zonder dat archeologisch onderzoek vereist is? Het door de gemeente ingehuurde onderzoeksbureau Vestigia zegt maximaal 500 vierkante meter, de om advies gevraagde (gemeentelijke) commissie Ruimtelijke Kwaliteit zegt maximaal 250 vierkante meter. En hoe diep mag in diezelfde gebieden met een hoge archeologische verwachting maximaal worden gegraven zonder dat archeologisch onderzoek vereist is? Vestigia zegt maximaal 50 centimeter, de commissie Ruimtelijke Kwaliteit zegt maximaal 30 centimeter.
500 of 250? 50 of 30? Simpeler gesteld: economie (500, 50) of archeologie (250, 30)? Het gemeentebestuur kiest – hoe verrassend – voor economie en schuift daarmee het advies van de commissie Ruimtelijke Kwaliteit terzijde (klik hier, ga naar agendapunt 10 en klik vervolgens op 10a). De gemeenteraad heeft op 26 mei het laatste woord. Mijn pappenheimers kennende wil ik alvast op voorhand mijn medeleven betuigen aan de dames en heren archeologen. Zonder enige minachting.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten