Natuurlijk, ik herinner me Willems en Rietjens, Küeben
Wullem, Stroucx, Siebers, Geerlings en zo nog wat middenstanders, maar dé
winkel van mijn jongste jeugd was toch echt Grubben. Gelegen in ’t neej dörp, aan het middelste deel van
de Gebroeders Van Doornelaan. Met veel overdrijving kon je dat een
winkelboulevard noemen: friture Trilli, de wasserette van Jac van den Munckhof,
fourniturenzaak Kunzeler, drogist en kapper Beurskens, de groentewinkel van de
dames Coumans. En Grubben. Die het midden hield tussen de kruidenier van
vroeger en de supermarkt van nu. Grotendeels zelfbediening, desondanks liep er in
mijn herinnering een heel peloton winkelmeisjes rond. En niet te vergeten
meneer Grubben zelf.
Wij verhuisden, zelfs oma liet Grubben op een gegeven moment
links liggen ten gunste van de supermarkten in dorp en zo raakte Grubben
geleidelijk uit mijn beeld. Wanneer (begin jaren tachtig?) en waarom (gebrek
aan klandizie?) Grubben zijn deuren sloot heb ik daarom niet helder op het
netvlies staan. Herinneringen werden pas weer wakker gekust toen het voormalige
winkelpand een ingrijpende schilder- en stucbeurt kreeg, naar schatting een jaar of tien
geleden. Van grijze muis veranderde het in een witte raaf. Pas toen drong tot
me door dat het pand méér was dan het omhulsel van een winkel, dat het niet
doorsnee was, dat het architectuur was. Pas toen ook werd ik me ervan bewust
dat wat ik maar ‘Grubben’ zal blijven noemen, niet alleen stond, maar onderdeel
was van een zorgvuldig vormgegeven geheel.
Weer enkele jaren later vertelde Hay Martens (klik hier) me
dat Grubben was ontworpen door z’n broer Lei. Samen met het grootste deel van
die nooit tot bloei gekomen winkelboulevard. Het werkzame leven van Lei Martens
(1932-1978) mag dan te kort zijn geweest om een stempel te drukken op het
aanzien van het naoorlogse Horst (klik hier), de Gebroeders Van Doornelaan, of
in elk geval het middelste deel daarvan, draagt wel zijn handtekening. Daarover
een volgende keer meer. Nu nog even terug naar Grubben.
Grubben werd als eerste gebouwd van het rijtje winkelpanden aan
de Gebroeders van Doornelaan. De bouwvergunning voor de winkel met bovenwoning
werd in het voorjaar van 1961 verleend. Daaraan was een robbertje vechten
tussen de architect en de Welstandscommissie voorafgegaan. Als ik de in het
gemeentelijk archief bewaarde documentatie
goed interpreteer, besliste de architect dat gevecht glansrijk in zijn voordeel.
De commissie verwoordde op 25 maart 1961 haar voornaamste kritiekpunt op het
ontwerp van Lei Martens als volgt:
‘De wanden van onder- en bovenbouw dienen in de voorgevel in één vlak te liggen, daar de ontworpen overstekende bovenbouw te zware verplichtingen zal opleggen aan de volgende bouwers in het bouwblok waar het pand Grubben deel van zal uitmaken.’
Wat er daarna gebeurd is valt helaas niet op te maken uit de
bewaard gebleven stukken. Feit is dat die overstekende bovenbouw er toch is gekomen.
‘Gelukkig maar’, ben ik geneigd te denken.
Overigens blijf ik van mening dat het gemeentebestuur van
Horst aan de Maas zich met inzet van al zijn vermogens moet inspannen om te
stimuleren dat mensen die vaak worden aangeduid als ‘asielzoekers’,
‘gelukszoekers’, ‘migranten’ of ‘vluchtelingen’, in deze fraaie gemeente worden
gehuisvest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten