maandag 12 oktober 2015

Klein mysterie 677 – Americaans

En net als ge bedenkt ik gaj nar hoes nar bed toe
Schient zachtjes in de verte ’t verlossend licht

Ach bestel mar, bestel mar, bestel mar
Ge wet dat ik ’t neet kan loate
Nog efkes en dan begin ik
D’r wir duchtig langs te proate
Verschilt het Americaans van het Horster? Op grond van deze regels uit het nummer Bestel mar van Rowwen Hèze ben je geneigd deze vraag bevestigend te beantwoorden. Ga maar na: ‘zachtjes’ is in het Horster ‘zuutjes’ en ‘langs’ is ‘naeve’. ‘Verte’ is evenmin een Horster woord, maar het Horster equivalent van ‘verte’ heb ik zo gauw ook niet paraat (als er al een equivalent is). Desondanks zou ik op grond hiervan niet durven te concluderen dat het Americaanse en het Horster dialect wezenlijk van elkaar verschillen. Genoemde woorden passen volgens mij meer in een ontwikkeling die ik ook bij mezelf bespeur: de vernederlandsing van het dialect. Zo mag ik dan wel ‘zuutjes’ en ‘naeve’ zeggen, ‘taelder’ is bij mij ‘bord’ en ‘iëmer’ al mijn hele leven ‘emmer’.
Toch verschilt het Americaans wel degelijk van het Horster, zegt dialectoloog Ben Hermans in de dit voorjaar verschenen bundel Het dorp & de wereld. Over 30 jaar Rowwen Hèze. Hoewel zijn artikel (p. 251-254) me grotendeels boven de pet gaat, maak ik er wel uit op dat in zijn ogen het Horster een zogeheten toondialect is en het Americaans niet. In een toondialect kunnen twee woorden hetzelfde klinken, behalve in toon. Hermans noemt als voorbeeld het paar bein en bein: ‘Uitgesproken met een zogenaamde sleeptoon duidt bein enkelvoud aan; maar uigesproken met een valtoon duidt bein meervoud aan.’ In tegenstelling tot het Horster zou het Americaans volgens Hermans geen betekenisverschil tussen twee identieke woorden uitdrukken door een toonverschil. Helaas laat hij voorbeelden om deze bewering te staven achterwege. Ik vraag me ook af of die voorbeelden er zijn. Ik waag zelfs in ernstige mate te betwijfelen of er überhaupt verschillen zijn tussen het Americaans en het Horster.
Dat het Horster woorden kent die hetzelfde klinken maar verschillen in toon, staat denk ik buiten kijf. Drie voorbeelden: biën (been én benen), daag (dag én dagen) en beuk (beuk én boeken). Het toonverschil is telkens uiterst subtiel, maar een verschil is er. En die arme Americanen zouden verstoken zijn van die subtiliteit? Die zouden het verschil tussen biën (enkelvoud) en biën (meervoud), tussen daag (enkelvoud) en daag (meervoud) en tussen beuk (de boom) en beuk (boeken) enkel en alleen uit de context kunnen opmaken? Elke gelegenheid om de superioriteit van het Horster te benadrukken grijp ik met twee handen aan, maar dit is me toch wat al te kras.
Americanen, sta op en bewijs dat ook jullie het toondialect machtig zijn! En mochten jullie hier onverhoopt niet in slagen, dan ben ik graag bereid ontwikkelingshulp te komen verlenen.

1 opmerking:

  1. Beste Wim, ik heb, geboren en getogen in America, thuis wel degelijk het verschil geleerd tussen biën en biën, schoon en schoon (schoen en schoenen) enz. Dat kan volgens mij niet gelegen hebben aan het feit dat mijn moeder een Horsterse was, want mijn vader, Americaan, sprak diezelfde woorden net zo uit, met dezelfde betekenis. Net als mijn Americaanse ooms en tantes en opa en oma. Ik weet niet of dit 'bewijs' genoeg is voor Ben Hermans, maar ik weet wel dat ik in het dorp niet anders praatte dan anderen. Anne Marie Fuchs

    BeantwoordenVerwijderen