Helaas alweer de
laatste van de zeven inzendingen voor de Horst-sweet-Horst-schrijfwedstrijd.
Het betreft ‘De onbekende vrouw’, ingezonden door Willem de Kievit (kijk voor de
zes andere verhalen en voor meer informatie over de schrijfwedstrijd in de balk
rechts naast dit verhaal onder het kopje ‘Schrijfwedstrijd’).
De onbekende vrouw
Na enkele jaren van teloorgang kent de Horster kermis dit
najaar weer een heuse opleving. Daar waar voorgaande jaren de Horstenaren de
kermis steeds vaker links lieten liggen weet een aantal nieuwe attracties het
publiek opnieuw naar zich toe te trekken.
De verleidelijk geschreven recensie over ‘de vernieuwde
Horster kermis’ op blogspot HSH heeft mij nieuwsgierig gemaakt om met
eigen ogen te gaan aanschouwen hoe bijzonder de vernieuwde kermis is.
Op zaterdagavond, na het achtuurjournaal, maak ik mijn gebruikelijke maar
variabele rondje met Wodan en wandel via het Amaliaplantsoen en de Schoolstraat
richting Wilhelminaplein. Hoe dichter ik het centrum nader hoe rumoeriger en
drukker. Ter hoogte van het voormalige gemeentehuis doemt een vervaarlijk
zwiepende Swingjumbo op. Daarnaast ontwaar ik meteen al de mysterieuze nieuwe attracties.
Boven de met wit, geel en groen gekleurde lampen getooide tenten lees ik Oleg
uit Omsk, Presitent en De onbekende vrouw. Alsof Wodan weet wat mijn doel is
loodst hij mij behendig door de mensenmenigte naar de drie sultaneske tenten.
Omdat de wachtrijen bij Oleg en de Presitent ontbreken besluit ik aan te
sluiten bij de rij wachtende kermisgangers voor De onbekende vrouw. In de
langzaam voortschuifelende rij heb ik de gelegenheid te bekijken wie er
allemaal uit de tent komt. Zo zie ik een vooraanstaand lokaal politicus proberen,
nadat hij uit de tent is gekomen, weer vooraan in de wachtrij zich ertussen te wurmen.
Als ik zelf eenmaal in de tent van De onbekende vrouw ben
aanbeland raak ik vrijwel direct gedesoriënteerd door de vele spiegels en
gordijnen. De vier anderen die tegelijk met mij naar binnen mochten zijn
nergens meer te bekennen. Mijn ogen moeten wennen aan het duister en Wodan
schikt zich in z’n rol als geleidehond en leidt mij langs een liggende staande
klok zonder tijd, langs en door een van een tafel oprijzend biljartlakenachtig
groen gordijn. En dan zit ze daar opeens. Op een klein podium, in een bontjas
op een hoge stoel. Haar handen ontspannen op haar met bont bedekte bovenbenen.
Een ritmisch zoemend geluid dat van alle kanten lijkt te komen, lijkt haar
handen te doen kunnen laten zweven. Als de achter haar
overdreven bewimperde oogleden schuil gaande zachtgroene ogen zich dan aan
mij openbaren verkeer ik een moment in een tijdloos en eindeloos universum
waarbij het ritmisch zoemende geluid mij warm in zich opneemt. Het volgende
moment zie ik op het kleine podium twee slanke benen en een stukje bontjas
onder Wodan tevoorschijn komen. ‘Sodeju’, zeg ik in mijzelf; ‘dát kán ni de
bedoeling ziên.’ Ik voel de lus van de riem nog in mijn rechterhand, sta op en maak
mij zo snel mogelijk uit deze ongemakkelijke situatie uit de voeten. Terwijl we
in het schemerdonker zigzaggend door gordijnen ons naar buiten spoeden spreek
ik Wodan streng toe ‘Ge got toch ni zoëmá óppe slup ván en vremde vrouw zitte?’
Als we dan een fractie later buiten staan ontdek ik tot mijn ontsteltenis dat
het niet Wodan is die ik aan de lijn heb …
Geen opmerkingen:
Een reactie posten