Zondag 5 januari 2014. Een stralende, kraakheldere wintermorgen. Ik bevind me
in Kronenberg (‘Monte Corona’). Meer speciaal: ik bevind me bij de Kamps Koël,
de thuishaven van Hengelaarsvereniging De Peelvissers. Aanleiding voor mijn
aanwezigheid is de windwatermolen die kort daarvoor is geplaatst op de oever
van een van de drie visvijvers ter plekke. Vanuit alle standen fotografeer ik
de molen.
Wat is er de afgelopen week niet allemaal gezegd en geschreven over Mies Bouwman? Wat ik in al die beschouwingen heb gemist, was de berg Semsi. Natuurlijk, ook voor mij was Mies Bouwman de vrouw van Een van de acht. Maar nog veel meer was Mies Bouwman voor mij de vrouw van de berg Semsi.
Dit gegeven zette mijn kinderfantasie in werking. Ik vormde me een beeld van hoe de berg Semsi eruitzag, van hoe de deuren van de berg zich openden, van hoe die deuren zich telkens nog net op tijd sloten om de roversbende de toegang tot de berg te beletten. Hoewel het een voorvertelplaat was, zag ik de vertwijfeling op de gezichten van de rovers, voelde ik de opluchting bij de mensen die weer eens op het nippertje aan een wisse dood waren ontsnapt, proefde ik het gevoel van geborgenheid dat op dat moment geheerst moet hebben in het binnenste van de berg Semsi.
Dat beeld, en ook wat dat allemaal bij me opriep, sluimerde tientallen jaren lang. Aan de oppervlakte kwam het nooit. Tot zondag 5 januari 2014.
Mijn berg Semsi, dit is ie, hoe lullig ie ook mag ogen:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten