maandag 30 september 2019

Intermezzo – Louis van Wezel

Gisteren werden in Horst aan de Maas veertien zogeheten Stolpersteine onthuld. Stolpersteine (‘struikelstenen’) zijn een initiatief van de Duitse kunstenaar Gunter Demnig. Op tal van plaatsen in heel Europa brengt hij sinds 1992 op het trottoir voor voormalige woonhuizen van slachtoffers van de nazi’s kleine tegeltjes aan die herinneren aan de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog.


Zaterdag installeerde Demnig een van de veertien Stolpersteine in het trottoir voor Spoorstraat 10 in Tienray. Spoorstraat 10 werd in de oorlogsjaren bewoond door Pierre Nabben en zijn echtgenote Toos Meuffels en hun gezin. Vanaf 6 december 1943 verleenden Pierre en Toos onderdak aan Louis van Wezel, geboren op 16 mei 1936 in Amsterdam. Samen met z’n twee jaar oudere broer Dick behoorde Louis tot een groep van ruim honderd joodse kinderen die de Amsterdamsche Studenten Groep in samenwerking met Hanna van de Voort uit Tienray en de bij haar ondergedoken Kampense student Nico Dohmen onderbracht op onderduikadressen in Tienray en omgeving.


Collaborateur Lucien Nahon wist in de zomer van 1944 een aantal adressen te achterhalen waar joden waren ondergedoken. Dit leidde ertoe dat onder leiding van de Bijzondere Dienst der Staatspolitie in Eindhoven in de nacht van 31 juli op 1 augustus een razzia plaatsvond in Tienray. Daarbij werden een 19-jarig joods meisje en drie joodse kinderen gearresteerd, onder wie Louis. Om twee uur ’s nachts vielen de agenten de woning van de familie Nabben binnen. Toos Nabben-Meufels zou na de oorlog verklaren:
‘Toen het jodenkindje alsmede mijn man en broer werden meegenomen vroeg het kindje om zijn klompjes, die het van mij had gekregen. Toen ik het die klompjes mede wilde geven, werd die dikke persoon [rechercheur Stavast] kwaad en zei: “Die heeft dat jong niet nodig.” Ik werd toen ook brutaal en deelde hem mede, dat hij daar niets mee te maken had. Ik bond die klompjes met een band om de arm van het jodenkindje, zodoende heeft hij ze toch nog meegenomen. Die dikke persoon deelde het kind nog mede: “De oorlog is uit, en nu brengen wij je naar je vader en moeder.” Hierop vroeg bedoeld kind aan die persoon of zijn broertje dan ook mee mocht.’

In een overvalwagen werden Louis en de andere arrestanten afgevoerd. Bij de Nieuwe Lind in Horst werd Louis uit de wagen gehaald: hij moest de agenten de weg wijzen naar boerderij De Kolck in Broekhuizenvorst waar zijn broer Dick ondergedoken zat. Na diens arrestatie verbleven Louis en Dick twee dagen in een politiecel in Venlo. Via doorgangskamp Westerbork en concentratiekamp Theresienstadt belandden ze uiteindelijk op 15 oktober 1944 in Auschwitz. Daar werden ze drie dagen later vergast, de 8-jarige Louis en de 10-jarige Dick.


(Met dank aan Véronique Jakobs voor de afbeeldingen. Geraadpleegde bronnen: Ad van Liempt en Jan H. Kompagnie [redactie], Jodenjacht. De onthutsende rol van de Nederlandse politie in de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam 2011) 93-97; H.L.J Raaijmakers, Tienray. Meer dan tien huizen en één Lieve Vrouw (Tienray 2002) 25-26; Harrie Raaijmakers, Mooi Tienray; Herman van Rens, Vervolgd in Limburg (Hilversum 2013) 268-270; Joods monument.)

dinsdag 10 september 2019

Intermezzo – Doener in passie

Er was eens een man. Hij woonde in Hegelsom en hij noemde zichzelf ‘Doener in Passie’. De doener in passie bekeek het leven van de zonnige kant. Hij was de belichaming van positivisme. ‘Positiviteit’ noemde hij het op z’n website ook wel. Hij roemde de power van het positivisme: ‘Positieve mensen geven anderen energie en zij creëren omgevingen waarin mooie dingen ontstaan. Positivisme trekt mensen aan en verbindt ze met elkaar. Daarom is positiviteit voor mij belangrijk in de samenleving.’ Wat de doener in passie verstond onder positieve power? ‘Het verspreiden van positieve energie. Zodat mensen zich focussen op wat wél kan, in plaats van op wat niet kan. Denken in mogelijkheden in plaats van beperkingen. Dat is niet alleen positief denken, maar ook samen aanpakken. Kortom, positief zijn, geen gemaar en samen doen. Ik creëer gezamenlijkheid vanuit een open positieve houding.’


De doener in passie had behalve positivisme nog een andere grote liefde: dieren. Hij had zijn positieve hart verpand aan al wat knorde, kakelde, loeide en blaatte. Op zijn Facebookpagina plaatste hij wel eens een positief filmpje van kippen die gezellig met hun duizenden dicht tegen elkaar aan zaten en kakelde er dan positivistisch bij ‘mooiste dier wat er is’. En als de Nederlandse Vakbond Varkenshouders een filmpje postte over het positieve nut van varkens (denk aan spareribs, schouderlapjes, slavinken en fricandeau) dan knorde de doener in passie vanuit zijn open positieve houding: ‘Prachtig realistische promotie van ons Nederlands varken.’


En toen was er op een goede dag ineens een politieke partij die de Nederlandse veestapel wilde halveren. Om al wat knorde, kakelde, loeide en blaatte een nóg beter leven te bezorgen. Het kon nauwelijks positiever. Het leek allemaal naadloos aan te sluiten bij het gedachtegoed van de doener in passie. Maar wat schreef de pleitbezorger van de power van het positivisme op z’n Facebookpagina?
‘Hou het bij de fEiten..... Geef elkaar ook de ruimte om dingen aan te passen, maar om zomaar een economisch belangrijke en innovatie sector op gebied van welzijn en milieu zomaar weg te saneren is absoluut geen oplossing. Ik vind dit zelfs hypocriet. Hier alles wegsaneren en elders met een weg gepoetst geweten het voedsel kopen.....’

‘Hou het bij de feiten’, ‘absoluut geen oplossing’, ‘hypocriet’, ‘weg gepoetst geweten’: waren dit nu woorden van iemand die gezamenlijkheid creëert vanuit een open positieve houding? Was dit nu geen gemaar en samen doen? Was dit nu denken in mogelijkheden in plaats van beperkingen? Was dit nu het verspreiden van positieve energie?

maandag 9 september 2019

Intermezzo – Heinz Arntz (3)

Laatste deel van een korte serie over Heinz Arntz, de man die in 1932 in café Ritt in Horst z’n eigen wereldrecord onafgebroken pianospelen verbeterde en op 124 uur bracht. Zoals gezegd trok de recordpoging landelijke media-aandacht. Helemaal serieus werd Arntz niet genomen, kranten beschouwden het eerder als iets onwerkelijks, een aan waanzin grenzende escapade.


Dat Arntz uitgerekend ‘een doodgewoon café’ in Horst, ‘heerlijkheid van de landelijke stilte’, had uitverkoren voor zijn ‘sottise’ droeg alleen maar bij aan de curiositeit van de onderneming.


Vreemd genoeg lijkt het wereldrecord dat Arntz in Horst vestigde na 1932 in de vergetelheid te zijn geraakt. In maart 1950 kwam hij namelijk in het nieuws omdat hij in de Wintergarten in Duisburg 122 uur onafgebroken op de piano speelde, ondanks ‘Blasen an den Fingern’ en ‘geschwollene Fußgelenke’. Een verbetering met een uur van zijn uit 1931 daterende eigen wereldrecord, zo jubelden de kranten. Geen woord over de 124 uur in café Ritt in 1932! Ook toen Arntz z’n wereldrecord in de loop van de daaropvolgende jaren opschroefde tot achtereenvolgens 224 uur (1952), 423 uur (1955), 550 uur (1957), 806 uur (1960), 1004 uur (1965) en uiteindelijk 1070 (!) uur (1967), kreeg zijn Horster prestatie uit 1932 nergens enige vermelding. Rrrraaarrr. Wat ook raar is, is dat ik de overlijdensdatum van Heinz Arntz nergens kan vinden. Daar tegenover staat dat ik intussen wel een filmpje heb gevonden waarin Arntz actief is tijdens z’n zoveelste recordpoging en waarin – net als in Horst – sigaretten en een kapper opduiken (klik hier).


Ter afsluiting: ook de grote Louis Paul Boon wijdde ooit een stukje aan Arntz, en wel naar aanleiding van het record dat hij in 1957 vestigde. Enkele fragmenten daaruit:
‘Toch kwam de slaap hem overmannen, en heeft hij de hulp ingeroepen van een barmeisje, dat nu dag en nacht naast hem blijft. En niet om de muziekbladen om te keren, doch om in ogenblikken van lichte inzinking zijn slapen met eau de cologne in te wrijven. En als alle inspiratie hem in de steek laat, om hem een flinke por in de lenden of desnoods een schop tegen de schenen te geven.’
‘Heinz speelde maar. En rookte maar. Het zijn bij de 100 sigaretten per dag. En ook drinkt hij dertig flessen mineraalwater per dag. En om hem enigszins te vergoeden voor wat hij de wereld schenkt, brengt het barmeisje slechts het allerfijnste: gebraden kip en ananas.’
‘Journalisten zijn hem komen vragen, wat hij dan daarna ging doen, als hij inderdaad het Wereldrecord pianospelen heeft geklopt. En de meester heeft geantwoord: “Zo ver heb ik nog niet gedacht … Maar in elk geval, piano spelen doe ik nooit meer.” Hoe jammer. Het verlies voor de schone kunsten in het algemeen, en voor het edele pianospelen in het bijzonder, is hierdoor niet te overzien. In elk geval, naast de borstbeelden van Beethoven en Chopin zal nu ook dat van Heinz Arntz komen te staan, de man die 550 uur lang de toetsen wist te bewerken.’
P.S. Heinz wist ook na 1957 van geen ophouden en van dat borstbeeld naast Beethoven en Chopin is het vooralsnog niet gekomen. Misschien iets voor Horst? Laten we zeggen ergens tussen de beelden van het hundje in?

vrijdag 6 september 2019

Ingezonden – Twee Hundjes

(Horst-sweet-Horst ontving de volgende ingezonden bijdrage van Jan Duijf (Kloosterstraat Horst) over – hoe kan het ook anders dezer dagen? – het Hôrster Hundje/de Hôrster Hundjes.)

TWEE HUNDJES

Hier zou ik wellicht mensen met naam en toenaam moeten opvoeren die verantwoordelijk zijn voor het moedwillig beledigen en beschadigen van kwetsbare kunstenaars die hun ‘kindje’ tentoonstellen en die leden van een goedbedoelende werkgroep onder de gordel aanvallen. Onverlaten die genadeloos serieuze ontwerpen af laten breken, of wellicht erger: doelbewust publiekelijk af laten kraken. Ik heb het dan onder meer over het beeld van een 11-jarig jongetje, dat toevallig door zijn kunstzinnige talent een plaatselijke ontwerpwedstrijd voor een beeld wint.  


De behoefte aan het schrijven van een plastische  gedrag- en karakterschets van de vertegenwoordigers van ‘Het hundje môt blieve’ kan ik nauwelijks onderdrukken. Het wassen van hun handen in onschuld, terwijl de stront volop uit de media-kraan spat, zou een uitgebreide verhandeling waard zijn. Ik moet me beheersen.


‘Goede vragen moet een mens zichzelf en anderen stellen, daar wordt men wijzer van’ (Een vrije vertaling van een uitspraak van de Griekse filosoof Socrates):
  • Kunnen we pressiegroepen, die via de sociale media opereren en ageren tegen kunstuitingen, niet faciliteren met een (flink) deel van het geld dat in Horst aan de Maas zinloos naar kunst en cultuur gaat?
  • Worden kunstenaars in Horst aan de Maas voortaan officieel betiteld als niet gewenste of als bedreigde inwoners?
  • Hoe kunnen we kinderen in ons onderwijs ontmoedigen zich met kunst in te laten? Door elke kunstontwerpwedstrijd voor kinderen door liefhebbers van de sociale media te laten beoordelen?
  • Is in onze gemeente de politiebescherming van mensen die kunst van eigen bodem willen bevorderen wel goed geregeld?
  • De betekenis en rol van goed en fatsoenlijk taalgebruik wordt onderschat?
  • Indien u als ouder, op het moment dat uw kind het Oude Hondje, middels het indrukken van een knopje zojuist heeft laten plassen, wordt gevraagd of het hondje weg moet? Zegt u dan voor de televisiecamera niet: ‘Het Hundje môt blieve’?
  • Staan de vertegenwoordigers van ‘Hundje mot blieve’ met eigen middelen garant voor het heel en gaaf blijven/weer worden van het Hundje van Bodhi?
  • Is het een idee om het bestaande hundje te verrijken met een Geel Hesje, zodat een verhalenwedstrijd over de herkomst van het Hôrster Hundje overbodig wordt? Of mag het hondje meerdere kleuren dragen?
  • Hoe kunnen we voorkomen dat onverantwoorde emotionele toestanden ontstaan als het Bodhi-hondje ooit moet worden vervangen?
  • Willen we in Horst aan de Maas wel kunst van eigen bodem?
  • Zullen kinderen straks niet zielsveel van dat parmantige gouden hondje kunnen gaan houden? 

Menige vraag zal bij u als lezer wellicht als aangedikt of absurd overkomen. Gekunsteld is in dit verband het goede, maar o zo risicovolle woord: ik kan er toch niets aan doen dat ik een elitaire en onbetrouwbare klootzak ben? Een HOND.  


Maar ik durf ternauwernood toch nog wel de hamvraag te stellen:

‘Wat zou zijn gebeurd als de liefhebbers van het huidige hondje zich in april, bij de openbare aankondiging van de ontwerpwedstrijd, voor redelijk overleg hadden gemeld bij de werkgroep? Als ze respect hadden getoond voor de finale ontwerpen en de inzet van de werkgroep? Als ze niet midden in de wedstrijd met beschuldigingen en vooroordelen waren binnengekomen? En de media, in komkommertijd, niet hadden misbruikt om een vertekend en negatief beeld van een nieuw beeld te schetsen?’

Jan Duijf Kloosterstraat

woensdag 4 september 2019

Intermezzo – Heinz Arntz (2)

(Klik hier voor het voorafgaande)

Heinz Arntz gaat op zaterdag 7 augustus 1932 voortvarend van start bij zijn poging om in café Ritt in Horst z’n eigen wereldrecord onafgebroken pianospelen te verbeteren. Hoewel hij recht heeft op negentig minuten pauze per 24 uur heeft hij na 44 uur pas een kwartier rust genomen. Waarom niet meer? ‘Opdat ik, wanneer op ’t einde de zwaarste uren aanbreken, deze des te beter zal kunnen overwinnen.’ De strijd tegen de slaap overwint hij door dagelijks 120 (!) sigaretten te roken en sterke koffie te drinken, hem aangereikt door zijn zus die hem secondeert. Van het dagelijkse nieuws blijft hij ondertussen niet verstoken: al pianospelend bladert hij door de krant. Kapper Sef Titseler komt elke dag langs om Arntz te scheren. Ook tijdens het scheren speelt hij gewoon door.


Na zestig uur spelen schenkt kastelein Sef Ritt hem ‘een mooi auto-vlag met vaderlandsche kleuren’. Van cafébezoekers krijgt Arntz bloemstukken aangeboden. Op zijn vingers beginnen zich inmiddels de eerste blaren af te tekenen. Kranten, ook de landelijke, komen langs. Het Volk:
‘Overdag loopt de herbergier, die een 121-urige werkdag moet maken, met een slaperig gezicht rond om de gasten met “al zooveul oore!” te verwelkomen en om alsmaar biertjes te tappen: “Op einen daag mier as anders mit de gansche kermis!” (…) De boeren luisteren geboeid als de artist “en net leedje” ten beste geeft, of zingen en schreeuwen mee – al naar het te pas komt. Af en toe moet de caféhouder het gewoel overbrullen om het publiek aan te mannen “wat vurraan te make: doa boete stoan nog mier minsche te wachte!” (…) En de Dauerklavierweltmeister zet zijn zooveel duizend zooveelste nummer in “ich bin ja heut’ so glücklich”; de zaal zingt mee: “so glücklich wie noch nie!” …’

En dan is het donderdagavond 12 augustus. Om acht uur verbetert Heinz Arntz z’n eigen wereldrecord. Doodgemoedereerd speelt hij nog drie uur door. Tegen elf uur zet hij na 124 uur onafgebroken spelen het laatste nummer in: Adieu mein kleiner Gardeoffizier. Dat moet ongeveer zo hebben geklonken (de cafégeluiden er svp zelf bij bedenken):



Het nieuwe wereldrecord wordt gevierd met champagne, applaus en ‘lofgezangen uit heesche kelen van de talrijke aanwezigen in het café-lokaal’. En Heinz Arntz? ‘Te midden van al deze huldigingen trok hij zich terug in zijne particuliere vertrekken om zijne beblaarde vingertoppen te laten verbinden, onder welk bedrijf hij in slaap viel.’

Hoe het verder ging met Heinz Arntz? Daarover een dezer dagen meer.

dinsdag 3 september 2019

Intermezzo – Heinz Arntz (1)

‘Het Noord-Limburgsche plaatsje Horst ligt uit de voegen. Het is gedaan met de heerlijkheid van de landelijke stilte. De boeren, die aardappelen rooien, kunnen met hun gedachten niet bij het werk blijven en laten den akker eenige malen per dag een uurtje in den steek om naar het dorpscafé te tijgen. De buurvrouwen vergeten het dorpsnieuws om elkaar op de hoogte te houden met den stand van zaken in de herberg. De jeugd verlaat huis en hoeve om urenlang voor de gelagkamer post te vatten. In de stille dorpsstraten heerscht een ongewone kermisdrukte.’
Het Volk, 12 augustus 1932

Wat er in godsnaam aan de hand is in Horst, begin augustus 1932? Heinz Arntz heeft café Ritt, gelegen op de hoek Kerkstraat-Herstraat, uitverkoren om zijn eigen wereldrecord aan-één-stuk-door-pianospelen te verbeteren. Waarom uitgerekend Horst? Waarom uitgerekend café Ritt? Niemand die het weet. Wie is Heinz Arntz? Een Duitser, afkomstig uit Düsseldorf, geboren in 1900, voorbestemd om arts te worden, ernstig gewond geraakt in de Eerste Wereldoorlog, na een vierjarig verblijf in het ziekenhuis pianist geworden. Waarom hij er heil in ziet duurrecords pianospelen te vestigen? Waarschijnlijk omdat hij hoopt op deze manier z’n schamele inkomen aan te vullen. Of dat lukt? Onduidelijk. Vast staat wel dat hij in heel Europa optreedt (en later ook daarbuiten).  


Café Ritt barst op zaterdagavond 6 augustus uit z’n voegen als Arntz aan z’n recordpoging gaat beginnen. Tot de aanwezigen behoort onder meer burgemeester Esser. Arntz heeft zich ten doel gesteld z’n eigen record van 121 uur (vijf dagen en nachten!), een jaar eerder gevestigd, in Horst te gaan verbeteren. 121 uur betekende omstreeks acht miljoen toetsaanslagen. Met de lichaamskracht die hij gedurende die 121 uur ontwikkelde, zou volgens nijvere rekenaars 450 duizend kilo kunnen worden verplaatst.


Gezeten in een rieten stoel en ondersteund door enkele kussens zit Arntz om zeven uur klaar voor de piano. Op de pianokast: kopjes, schoteltjes, borden, glazen, twee flesjes eau de cologne, een paar asbakken en een stapel muziekboeken. Arntz wordt vergezeld door zijn zus, die hem op gezette tijden van een natje en een droogje moet voorzien. Het sluitingsuur is voor de duur van de poging opgeheven en kastelein Ritt – ook niet op z’n achterhoofd gevallen – heeft de prijs voor een glas bier voor deze speciale gelegenheid opgeschroefd van twaalf naar vijftien cent. Een controlecommissie zal erop toezien dat Arntz dag en nacht doorspeelt, met dien verstande dat hij volgens de reglementen van het Internationaler Artistenverband per 24 uur recht heeft op negentig minuten pauze.  


‘Horst heeft de allures eener Weltstadt aangenomen’, schrijft De Maasbode. Of Arntz er ook in slaagde z’n eigen wereldrecord te verbeteren? Dat lees je hier!