zondag 9 maart 2025

Intermezzo – Maasresort Kasteel Ooijen

Nu ligt het er nog wat vervallen bij, maar over een jaar moet Recreatiepark Kasteel Ooijen zijn herschapen in een eldorado met onder veel meer 90 luxe, 75 minder luxe en 30 drijvende recreatiewoningen, een jachthaven met aanlegplaatsen voor 123 boten, een drijvend restaurant, een paardenhal, allerlei torens, een bestaand kampeerterrein dat wordt uitgebreid en een nieuw kampeerterrein met 25 standplaatsen.


Dinsdag dient de gemeenteraad van Horst aan de Maas akkoord te gaan met wat Maasresort Kasteel Ooijen gaat heten. De gemeenteraad een beetje kennende gaat dat ook gebeuren. Wat niet wegneemt dat je de nodige vraagtekens kan zetten bij deze ontwikkeling. Hoe wenselijk is bijvoorbeeld zo’n grootschalige recreatieve voorziening in een gebied dat juist de afgelopen jaren is omgetoverd in een landschappelijk pareltje met hoogst bijzondere flora en fauna? Wat doet dit met de rust en stilte ter plekke? Zet deze ontwikkeling bij gebleken succes de deur niet open naar verdere expansie? Waarom die nep-historische façade-architectuur die de illusie van een havendorpje moet gaan wekken? Hoe kan het college van burgemeester en wethouders akkoord gaan met dit plan terwijl het zelf erkent dat ‘de ervaring leert dat de overlast op de dorpen op [sic] de omgeving zeker enorm negatief is’?


Misschien wel het meest onbegrijpelijk is dat het gemeentebestuur de onafhankelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) en haar eigen ambtenaren op het gebied van erfgoed en stedenbouw zo onbarmhartig in hun hemd zet. Wat is het geval? Het plan voorziet in een poortgebouw met een toren van 18,5 meter hoog en een vrijstaande toren, eveneens 18,5 meter hoog, op enkele meters van kasteel Ooijen, een rijksmonument. De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en de betrokken ambtenaren hebben zich tegen dit onderdeel van het plan gekeerd. De overwegingen van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit vallen niet te achterhalen omdat ze niet openbaar zijn. Het enige dat het burgemeester en wethouders erover kwijt willen: ‘Het advies van de CRK is bijna volledig overgenomen behoudens het poortgebouw en de vrijstaande toren.’ Vermoedelijk was de Commissie net als de ambtenaren bang voor ‘aantasting van de beeldkwaliteit, de uitstraling en de beleving van het monument’. Burgemeester en wethouders hebben het negatieve advies van de commissie en de ambtenaren vervolgens terzijde geschoven. Waarom? Het college: ‘De initiatiefnemer wilde graag de toren omdat dit naar zijn mening paste bij de recreatieve functie van het park. Het is een bestuurlijke afweging geweest.’ Met andere woorden: de wil van de initiatiefnemer is wet.


En passant heeft het college de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit ook nog eens buitenspel gezet als het gaat om toekomstige ontwikkelingen op Maasresort Kasteel Ooijen.


Opnieuw dreigt historisch erfgoed het onderspit te delven. Ons gebouwd verleden staat sowieso al niet zo hoog in aanzien op het gemeentehuis. Maar met de draai om de oren die de gemeente kreeg over haar omgang met de ruïne van kasteel Huys ter Horst nog vers in het geheugen, had je in dit geval toch anders mogen verwachten. Een nieuwe oorwassing lijkt aannemelijk: de gemeente heeft de wettelijke taak om rijksmonumenten te beschermen. 


Lieve gemeenteraad, laat dinsdag je tanden zien, volg het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en de betrokken ambtenaren wat betreft het poortgebouw en de torens, en maak het buitenspel zetten van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit wat betreft toekomstige ontwikkelingen ongedaan. 

zaterdag 8 maart 2025

Intermezzo – Henriëtte Bels-Koning

Vandaag, op 8 maart, Internationale Vrouwendag, moet ik denken aan een vrouw die geregeld bij mijn opa en oma in hun bungalow aan de Julianastraat op bezoek kwam. In mijn herinnering was het een statige vrouw met een knotje, ongeveer van de leeftijd van mijn respectievelijk in 1906 en 1908 geboren opa en oma. Ze kwam altijd op de fiets, zoals het betaamt een statige fiets. Het bijzondere van die fiets waren de moffen aan beide uiteinden van het stuur. Nooit eerder gezien, later evenmin.

Wat de connectie was tussen de vrouw en mijn opa en oma, weet ik niet zeker. Mogelijk was de vrouw net als mijn opa – Meerssenaar van geboorte – afkomstig uit Zuid-Limburg. Vreemd genoeg heb ik dan weer niet het idee dat ze in dialect met elkaar spraken. De vrouw had ook een man, maar ik geloof niet dat ik die ooit heb gezien. Ze woonden in een bungalow aan de Paulus Potterstraat, als ik me niet vergis. Ze hadden geen kinderen, als ik me niet vergis. Wel een hond, als ik me niet vergis. Een herdershond, als ik me niet vergis. Een herdershond die Vosje heette, als ik me niet vergis. Verzorgde mijn opa Vosje misschien als de vrouw en haar man elders verbleven?

Mevrouw Bels (zittend tweede van links) en haar echtgenoot Pieter (staand uiterst links) bij de oprichting van het Proefstation op 27 juni 1957 (foto overgenomen uit Horster historiën deel 3)
De vrouw had iets te maken met champignons, zoveel begreep ik er wel van als kind. Pas veel later werd me duidelijk dat dr. Henriëtte Christina (‘Jet’) Bels-Koning een absolutie grootheid was op het gebied van onderzoek naar champignons. ‘Zij was de grondlegster van het wetenschappelijk onderzoek voor de bedrijfstak’ stond in de advertentie die Stichting Proefstation voor de Champignoncultuur plaatste bij het overlijden van ‘mevrouw Bels’ (zoals ze bij mij bekend stond) in 1993.

Mevrouw Bels (staand vierde van links) op Trafalgar Square in Londen, september 1958 (foto overgenomen uit De champignoncultuur, november 1958)
Wat informatie bij elkaar schrapend kom ik er nu achter dat mevrouw Bels inderdaad van de leeftijd van mijn opa en oma was en inderdaad net als mijn opa uit Zuid-Limburg kwam – ze werd in 1905 geboren in Houthem. Ze promoveerde in 1933 aan de universiteit van Utrecht. In 1944 huwde ze met de vijf jaar jongere bioloog Pieter Bels, ook al een beroemdheid op het gebied van de champignonteelt. Samen deden ze van 1944 tot 1952 onderzoek naar de samenstelling van champignoncompost in een laboratorium in Houthem. Toen dit onderzoekscentrum werd opgeheven, zetten ze hun onderzoek voort in het Canadese Quebec. In 1957 keerden ze terug naar Nederland toen in Horst de Stichting Proefstation voor de Champignoncultuur werd opgericht. Pieter werd aangesteld als directeur, zijn echtgenote als onderzoeker. Tot de opening van het Proefstation aan de Venrayseweg in 1959 deed hun woning aan de Meterikseweg dienst als kantoor, bibliotheek en laboratorium.

De heer en mevrouw Bels in de beginjaren van hun champignononderzoek (foto overgenomen uit Horster historiën deel 3)
Pieter Bels bleef tot 1968 directeur van het Proefstation. Hij overleed in 1983. In 1963 memoreerde hij in het Algemeen Dagblad: ‘Wij hebben elkaar leren kennen toen wij samen biologie studeerden in Utrecht. Ik heb het vak van mijn vrouw geleerd; die was al assistente van hoogleraren toen ik in Utrecht kwam.’ Mevrouw Bels in 1965 in Trouw:
‘Je praat over champignons, je staat er mee op en je gaat er mee naar bed. Interessant, dat ik de enige Nederlandse biologe ben die zich met de champignonteelt bezig houdt? Helemaal niet. Wat maakt het nu uit of je dit als man of als vrouw doet. Ik ben gewoon wetenschappelijk ambtenaar in het proefstation. Jaren geleden heb ik me met populierenziekten bezig gehouden. En bovendien, ik ben niet de enige vrouw, die hier werkt...’

In Horst is een straat vernoemd naar Pieter Bels. In Horst is geen straat vernoemd naar mevrouw Bels. Zo lang dit zomaar kan blijft Internationale Vrouwendag nodig.

(Dit stukje is mede gebaseerd op P.M. Schaper, ‘Van Houthem naar Horst. Onderzoek, voorlichting en onderwijs voor de champignonteelt’ in: Horster historiën 3 (Horst 1992) 269-290)

vrijdag 7 maart 2025

Intermezzo – Voormalige vuilstortplaatsen (1) | Rotven

Er een dagwandeling maken is te hoog gegrepen – een kwartiertje volstaat – maar nergens hoor je tegen het vallen van de avond de voorjaarsvogels uitbundiger concerteren dan in het Rotven. Klein maar fijn.


De complete geschiedenis van het Rotven moet volgens mij nog worden geschreven. Hier alvast wat bouwstenen. Het Rotven ligt tussen Horst en Meterik, in een van oorsprong drassig gebied tussen Melatenweg en Donkstraat, bekend onder de benamingen Blaote en Delle.


Horst stond tot in de vorige eeuw bekend om zijn productie van textiel. Lange tijd was de vlasvezel naast wol de belangrijkste grondstof voor textiel. Dit verklaart waarom in Horst vlas werd geteeld. Een fase in het rottingsproces van vlas was het roten. Dit gebeurde in stilstaand water. Het Rotven, dat zijn naam ontleent aan het roten, was zo’n water.


De vlasteelt en het roten verdwenen, het Rotven, dat een oppervlakte had van iets minder dan anderhalve hectare, bleef bestaan. Tientallen jaren was het ’s winters een centrum van ijspret. Zo ook in 1909.


In 1936, midden in de crisistijd, besloot de gemeenteraad van de ijsbaan in het Rotven zelfs ‘een mooi werkobject voor jeugdige werkloozen’ te maken.   


Behalve als ijsbaan fungeerde het ven ook tijdelijk als locatie voor het houden van eenden.


In 1947 vroeg raadslid Van Heijster zich af of het Rotven kon worden getransformeerd tot tuinbouwgebied. Nee dus: de gemeente had het ven op het oog als toekomstig zwembad. Zover kwam het niet. Intussen benutte Jan en alleman wel het ven om er huisvuil in te kieperen. Dit tot leedwezen van burgemeester Gijsen. Hij zei in 1954 het jammer te vinden dat ‘het stukje natuurschoon’ niet te behouden was. Drie jaar later opperde raadslid Jenniskens er toch maar weiland van te maken. Gijsen vond dat voorbarig, gezien de op handen zijnde ruilverkaveling. Maar een jaar later kopte het Dagblad voor Noord-Limburg:


Gijsen verklaarde nu dat ‘aan de vuilstorting paal en perk was gesteld’ en dat het Rotven als onderdeel van de ruilverkaveling weiland zou worden. Kort daarna moeten de plannen alsnog zijn gewijzigd: in plaats van ijsbaan, tuinbouwgebied, zwembad, onderkomen voor eenden, weiland of natuurschoon werd het Rotven nu de officiële gemeentelijke vuilstortplaats. Die zou het tot 13 november 1972 blijven. Net lang genoeg om me nog een op de vuilnisbelt rondscharrelende Karel Bus (‘Káj Buus’) voor de geest te kunnen halen.


Daarna is de vuilstortplaats aan zijn lot overgelaten, een blinde vlek gebleven voor plannetjesmakers, projectontwikkelaars, speculanten en ander gespuis, en uitgegroeid tot een paradijsje voor concerterende voorjaarsvogels. Dat het ten eeuwigen dage zo moge blijven.

N.B. Mocht iemand foto's hebben van het Rotven toen het nog ven of vuilstortplaats was, dan houd ik me van harte aanbevolen. 

woensdag 5 maart 2025

Intermezzo – Horstensia 11 | Keukenafvalinzamelingsinformatiepakket

Object: doos
Materiaal: karton
Afmetingen (l x b x h): 21 x 15,5 x 3 cm
Gewicht: 44 gram (doos) / 267 gram (doos inclusief inhoud)
Datering: 2025
Uitgevers: Gemeente Horst aan de Maas en RD Maasland


Keukenafvalinzamelingsinformatiepakket. 38 letters, maar dan heb je ook wat. ‘Keukenafval, het begin van iets moois!!’ De schijnbare contradictie tussen afval en iets moois. Zet je toch even aan het denken. Vandaar waarschijnlijk dat één (of géén) uitroepteken niet volstond. ‘Open mij voor meer info!’ Aha, een sprekende doos. Past naadloos in de trend om objecten (‘Ik ben te huur’) en dieren (’Wij steken zomaar over’) te antropomorfiseren.

De doos oogt fris en fruitig, als een hapklaar brokje zelfs. Maar bij schrijver dezes leidt zo’n doosje altijd tot een acute vorm van openingsspanning. Zou het ditmaal wel lukken, iets openen zonder dat het ontaardt in blinde woede en beschadiging van het te openen object? We gaan het zien. Aan welke zijde beginnen? Eerst dat stickertje verwijderen (wijst zo’n stickertje trouwens niet op een gebrek aan vertrouwen van de fabrikant in z’n eigen product)? Wat dient er te gebeuren met de zijflapjes? Rustig blijven. Lukt niet. Blinde woede neemt alsnog de regie over.


Twee stickers, twee rolletjes van elk tien composteerbare plastic zakjes en de Afvalwijzer 2025 komen uit het doosje rollen.


‘Plaats uw container met de pijlen richting de rijbaan. Zo voorkomen we problemen met leegmaken.’ Moet je de stickers wel in de juiste richting plakken. Maar daarover hebben we gelukkig een aparte brief gekregen. ‘Lees goed in deze brief hoe u de stickers moet plakken.’


Zijdezachte zakjes, aaibaar. Rijkelijk voorzien van het kiemplant- en OK compost-logo. En het Horst aan de Maas-logo. Plus een onidentificeerbaar logo:


Maar het logoïstisch gezien eveneens nadrukkelijk aanwezige TÜV Austria heeft het allemaal goedgekeurd. Technischer Überwachungsverein. Dan moet het wel snor zitten.


Heerlijke teksten met een hoog we-kunnen-het-en-we-zijn-er-trots-op-gehalte. En een hoog uitroeptekengehalte. ‘Afval scheiden doen we samen.’ ‘Afval scheiden doen we in Horst aan de Maas al fantastisch en dat willen we samen zo houden!’ ‘Kampioen afval scheiden, bedankt!’ ‘Een geweldig resultaat dat we willen behouden!’


Uit de begeleidende brief: ‘In maart lopen er voorlopers mee die de containers controleren op de inhoud en de containers voor u op de juiste plek zetten.’ Houd het dan maar eens droog.

(Voor de oplettende lezer/kijker: de laatste twee foto’s zijn gemaakt na ontvangst van een nog intacte doos door een gulle gever die wel over de vereiste openingsvaardigheden beschikt.)

dinsdag 4 maart 2025

Top 5 – Americaanse gifgroene wegdekvissen

‘Meneer! Mooie vissen hè?
‘Jazeker! Prachtig!’
‘Ja!
‘En heel zeldzaam!’
‘Ja?’


Voor het eerst in tientallen jaren is de uiterst zeldzame gifgroene wegdekvis weer in Nederland opgedoken. En wel in America. Horst-sweet-Horst telde vanmiddag liefst 28 exemplaren en wist bovendien een amoureuze ontmoeting tussen twee gifgroene wegdekvissen op de gevoelige plaat vast te leggen. Deze prille liefde wijst mogelijk op toekomstige uitbreiding van het gifgroene wegdekvisbestand. Wat een fraaie lentedag al niet vermag!

Komt ie, de exclusieve Horst-sweet-Horst top 5 van Americaanse gifgroene wegdekvissen:

5.

4.

3.

2.

1.

maandag 3 maart 2025

Intermezzo – Aso

Inderdaad focking irri dat een of andere leipo z’n doggo hier z’n kaka-drelie heeft laten zetten. Niet verwonderlijk dus dat de auteur van deze schriftelijke mededeling z’n aggro de vrije loop heeft gelaten. Meer nog dan in het woord aso uit die aggro zich in de liefst vijf vraagtekens waarmee de schriftelijke mededeling eindigt.


Een aso is volgens Van Dale een asociaal iemand. Ensie vermoedt dat het midden jaren tachtig van de vorige eeuw is ontleend aan het Duits en stelt dat het vooral populair is onder jongeren, politiemensen en welzijnswerkers. Of dat hier ook het geval is?


Camiel Hamans promoveerde in 2021 op het ontstaan en de geschiedenis van woorden als Indo, homo, aso, provo, Afro, alto, dumbo, weirdo, lesbo, Brabo, Limbo, lullo, positivo. NRC vroeg hem vervolgens naar de systematiek achter deze woorden. Hamans:
‘De oudste woorden van dit type zijn Indo, homo en provo. (…) In alle drie zat die o al in het oorspronkelijke woord: Indonesisch, homoseksueel, provoceren. Het zijn tweelettergrepige woorden geworden, met de klemtoon op de eerste lettergreep. En het zijn heel informele woorden, Indo en homo hadden zelfs ooit een negatieve lading. Goed, wat denkt de taalgebruiker vervolgens? Die ziet telkens die -o, die toevallig in die woorden zit, en concludeert dan dat die -o een bepaalde betekenis heeft: het gaat om personen, het is altijd informeel, en doorgaans negatief.  Die -o wordt opeens een soort uitgang, waarmee je nieuwe woorden kunt maken: informele woorden over personen. Door telkens van bepaalde woorden de eerste lettergreep te nemen en daar een -o achter te plakken. Afrikaans: Afro. Alternatief: alto. Lesbisch: lesbo. Dat ontwikkelt zich vervolgens verder. Op een gegeven moment kan het ook zonder afkorten. Je neemt dan gewoon een eenlettergrepig woord, lul, duf, bril en zet daar een o achter: lullo, duffo, brillo. Een brillo is een brildrager.’
Ozo! Terug naar het bordje, of liever: de bordjes. Ik trof er namelijk twee aan, vorige week in Berkelsbroek in Horst.


Wat naast de tekst zeker ook aandacht verdient, is de ingenieuze manier waarop beide bordjes staande worden gehouden. Telkens vier stokjes, twee aan elk van beide zijden van het bordje, verrichten het wonder. Dat die stokjes allemaal van een ander formaat zijn en ook allemaal anders gepositioneerd zijn ten opzichte van het bordje, verleent het geheel iets aangenaam frivools.


En nu maar hopen dat de aso (zou het een Limbo of een Brabo zijn?) opkaast of anders de bruine truien van z’n doggo voortaan in een bagga doet.

zaterdag 1 maart 2025

Intermezzo – Gedraag ow

Met carnaval in aantocht is zo ongeveer heel Horst behangen met Gedraag ow-posters. Hoe verschrikkelijk de aanleiding hiervoor ook mag zijn, het heeft óók wel iets verfrissends dat een oproep om je te gedragen eens een keer niet van bovenaf wordt gedaan maar voortkomt uit de bevolking.


Als het gaat om het reguleren van menselijke gedragingen in het algemeen en die van de viering van carnaval (dan wel vastenavond) in het bijzonder, stonden en staan overheden doorgaans op de eerste rij. Openbare bestuurders was en is het daarbij te doen om het handhaven van de openbare orde en rust. Kerkelijke autoriteiten wilden gelovigen behoeden voor drankmisbruik, overmatig cafébezoek en het samenzijn van vrouwen en mannen, dat het risico van seks buiten het huwelijk met zich meebracht.

Wereldlijke en kerkelijke overheden werkten van oudsher nauw samen bij het beteugelen van feestelijkheden. Bijvoorbeeld toen de Roermondse bisschop Cools in 1680 constateerde dat de wereldlijke autoriteiten niet streng genoeg optraden tegen excessen tijdens de vastenavonddagen. Prompt besloten de wereldlijke autoriteiten dat schandaleus gedrag met vastenavond en het houden van vastenavondbijeenkomsten gedurende de vasten zouden leiden tot een boete van twee gulden.


Of in 1705 in Horst een vergelijkbaar een-tweetje plaatsvond valt niet meer te achterhalen, maar vaststaat dat schout Reinier van Eindt op 24 januari van dat jaar de teugels strakker aantrok wat betreft vastenavondbijeenkomsten. Hem was namelijk ter ore gekomen dat (jonge)mannen op zon- en heiligendagen bij particulieren thuis vastenavondbijeenkomsten hielden. Omdat dat indruiste tegen de regels stond de organisator van zo’n bijeenkomst voortaan een boete van een gulden te wachten. De feestvierders zelf konden rekenen op een boete van een halve gulden.


Van Eindt beriep zich onder meer op regels die in 1689 waren uitgevaardigd. Daarin was ook bepaald dat mannen tot negen uur in herbergen mochten verblijven en vrouwen herbergen vóór zonsondergang dienden te verlaten.


Deze regel werd in de nacht van 16 op 17 februari 1715 – een week voor vastenavond – flagrant overtreden in herberg De Speulhof in Meterik. Daar stond kastelein Andries van Crommentuyn toe dat een ‘troep jonggesellen’ zich tot in de vroege ochtend kostelijk vermaakte met drank en muziek, tot ‘groot schandael’ van de omgeving. Wat het aannemelijk maakt dat toen geregeld ‘Gedraag ow!’ door de Meterikse nacht moet hebben geklonken.

vrijdag 28 februari 2025

Intermezzo – Platte plaatsnamen

‘Ow gemint deut niks vör os taal! Dus doon weej wat zeej zujje motten doon!’ En dus beplakte PLAT, de Polletieke Limburgse Actiegroep Taalbeleid, onlangs de plaatsnaamborden van de zestien kernen van de gemeente Horst aan de Maas met de dialectnaam van de betreffende kern (bekijk hier een filmpje van deze actie).


Wat is PLAT? Daarvoor kunnen we terecht op de PLAT-website. Enkele citaten:
‘PLAT is opgerich door twee jónges oet Nederlans-Limburg die beide väöl passie veur 't Limburgs höbbe. Limburgs is sinds 1997 ein door 't Riek erkèndje regionaal taal. Wae wille 't idee doorbraeke det oos taal allein mer ein variant is van 't Nederlands. Veer wille 't  Limburgs laevendig haje. Limburgs is de taal van ós. De taal van 't hert. Mer 't is väöl meer es allein 'n taal. 't Is ouch deil van oos cultuur, van waem veer zeen, van oos identiteit.’
Wat ik hiervan denk? Ik prijs mezelf gelukkig dat ik (Horster) dialectspreker ben. Of ik daarmee automatisch ook spreker van de Limburgse taal ben, betwijfel ik. De argumenten die worden aangevoerd om te bewijzen dat het Limburgs een taal zou zijn, kunnen me niet overtuigen. Zoals het voor mij ook maar de vraag is of een Limburgse identiteit en een Limburgs bewustzijn bestaan: ik heb de indruk dat in Limburg het lokale, regionale en nationale bewustzijn aanzienlijk sterker zijn ontwikkeld dan het provinciale, misschien met uitzondering van de carnavalstijd.


Desalniettemin heb ik geen enkele moeite met de plakactie van PLAT. Over de PLAT-spelling ga ik ook niet zitten mierenneuken, het zal me worst wezen of je Melderslo in het dialect (of in de Limburgse taal…) schrijft als Melderse, Mèlderse, Maeldurse of Maelderse. Laat de Limburgse taalpolitie haar tanden hier maar op stukbijten.


Wat wel enigszins onbegrijpelijk is, is dat PLAT iets heeft gemist. Namelijk dat het niet Melderse is, maar de Melderse. ‘Wao woënde geej?’ ‘Ik woën in de Melderse. En ok óppe Melderse.’


Bij de plaatsnaamborden van Meterik en Hegelsom is PLAT op dezelfde manier in de fout gegaan: niet Miëterik maar de Miëterik; niet Haegelsum maar d’n Haegelsum.


Onmachtig als ik het Zaerums dialect ben en niet uit op ruzie met de Zaerumse, waak ik ervoor al te absolute uitspraken te doen over Kroeënenberg. Toch lijkt me dat ook voor die plaatsnaam in het dialect een lidwoord thuishoort: de of d’n Kroeënenberg.


Overigens word ik intussen gekweld door de vraag wat het Horster dialectwoord voor mierenneuken is. Iets met zekdumpel erin veronderstel ik. Iemand enig idee?

woensdag 26 februari 2025

Intermezzo – Vooroorlogs carnaval

‘Vastenavond 1929’ staat met potlood achterop deze uit het familiearchief opgeduikelde foto vermeld. De enige persoon die ik erop herken is mijn toen twintigjarige oma, zittend links, met een beer op haar schoot. Alle twaalf vastenavondvierders zijn verkleed én goedgemutst; alleen de mannen zijn geschminkt, zij het lichtjes. Op het programma waarschijnlijk een bezoek aan een van de vele cafés in de Herstraat, waar mijn oma woonde.


In een podcast hoorde ik een dezer dagen iemand verwijzen naar een citaat uit Deconstructing Harry, een film van Woody Allen: ‘Tradition is the illusion of permanence.’ Ofwel: ‘Traditie is de illusie van permanentie.’ Ofwel: alles verandert, niets blijft hetzelfde. Dit geldt ook voor carnaval. Ja, verkleden, schminken en cafébezoek behoren nog steeds tot de carnavalsrituelen, maar verder doet de hedendaagse viering van carnaval nauwelijks nog denken aan de vooroorlogse.

De in 1911 in Horst geboren Sjang Hoeijmakers noteerde in Die goeie ouwe tijd – Het leven in een Peeldorp omstreeks 1900:
‘Het carnaval werd nog maar alleen in de steden gevierd. Overigens sprak men toen nog niet van carnaval maar van “vastelavond”. In sommige dorpen werden met vastelavond volksfeesten georganiseerd, dikwijls zeer tot ongenoegen van de geestelijkheid, die in die dagen de kerk vol wilde hebben van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat voor het “veertigurengebed”. Ons werd dan verteld dat we moesten komen bidden voor die mensen, die wèl carnaval vierden.’
Illustratief in dit verband zijn berichten uit de Nieuwe Venlosche Courant van 2 maart 1911


en van 26 februari 1914:


Vooroorlogs vastenavondsvermaak in Horst en omgeving bestond voor een deel uit nu potsierlijk aandoende evenementen als een tentoonstelling van ‘de nuttige en fraaie handwerken der meisjes en van het fröbelwerk der bewaarschool’ in het klooster van de zusters ursulinen (bijvoorbeeld in 1917 en 1930), de eerste Sevenumse middenstandstentoonstelling in het plaatselijke patronaat in 1937 en een jaar later de eerste Horster middenstandstentoonstelling in de Mèrthal.  


Was het dan een rebelse daad van mijn oma en haar elf metgezellen om vastenavond te vieren? Nee, dat ook weer niet. Maar carnaval was beslist nog niet het grote volksfeest dat het nu is. Van een strakke organisatie met een lange reeks van festiviteiten en door iedereen geëerbiedigde protocollen was in elk geval nog geen sprake. Wat niet betekent dat het vooroorlogse vermaak zich uitsluitend tot tentoonstellingen beperkte. Hier en daar was er genkrijden (gans trekken) en in cafés werd gekaart en gedanst. Ook vonden op de vastenavonddagen wel gekostumeerde voetbalwedstrijden, toneelvoorstellingen en ‘komische voordrachten’ plaats.


Een bijzonder spektakel moet zich op carnavalsmaandag en -dinsdag in 1935 in Hegelsom hebben afgespeeld:


Of de antieke hangklok en/of De Mijnwerker van Jan Toorop nog steeds een Hegelsomse huiskamer siert? Barak is overigens een aan biljarten verwant spel.