Verder met de serie over de bijzondere scriptie uit 1949 van Jet Jansen over
Griendtsveen. Vandaag de zesde aflevering over voorzieningen en de politieke
gezindheid in het dorp. Klik hier, hier, hier, hier en hier voor de eerdere
afleveringen.
Griendtsveen had in 1949 een openbare jongensschool, een door zusters gerunde meisjesschool en een eveneens door zusters geleide bewaarschool. De jongensschool telde 52 leerlingen, de meisjesschool 47 en de bewaarschool (een voorloper van de kleuterschool) 24. Het leerlingenaantal vertoonde een licht dalende tendens. Een huisarts was er niet, wel kwam wekelijks een arts uit het Brabantse langs voor een spreekuur. Jonge moeders waren aangewezen op het consultatiebureau in Horst.
Griendtsveen had een zaal die eigendom was van de Maatschappij. Daaraan waren nadelen
verbonden. Jet:
Bijna alle volwassenen waren lid van de KVP (een voorloper van het CDA), al duurde
het even voordat ze hiervoor uitkwamen. Jet:
Griendtsveen had in 1949 een openbare jongensschool, een door zusters gerunde meisjesschool en een eveneens door zusters geleide bewaarschool. De jongensschool telde 52 leerlingen, de meisjesschool 47 en de bewaarschool (een voorloper van de kleuterschool) 24. Het leerlingenaantal vertoonde een licht dalende tendens. Een huisarts was er niet, wel kwam wekelijks een arts uit het Brabantse langs voor een spreekuur. Jonge moeders waren aangewezen op het consultatiebureau in Horst.
‘Wil men over deze zaal beschikken dan moet vooraf verlof gevraagd worden, elke keer opnieuw, aan de directeur van de Maatschappij. Wordt er in Griendtsveen eens iets op touw gezet en de gangmaker vraagt toestemming om voor de bijeenkomst de zaal te mogen gebruiken, dan wordt deze meestal wel gegeven en lijkt alles heel goed te gaan. Als echter na een poosje door een of ander verschil van mening het verlof wordt ingetrokken of men begint het gebedel om de zaal zo vernederend te vinden, dan zit men weer met het probleem ruimte.’
‘Het was opmerkelijk dat, als men in de gezinnen vroeg of de man of vrouw lid was van een politieke vereniging de mensen je eerst verbaasd aankeken wat je wel van ze dacht en dan heftig ontkenden, maar op de vraag of ze soms lid waren van de KVP wisten ze meestal wel te vertellen dat ze daar wel een kaart van hadden waar elk jaar op betaald moest worden en met die richting waren ze het ook wel eens. Naderhand bleek dat men een politieke partij vereenzelvigde met iets dat met de communisten in verband stond en met dat slechte gedoe wilde men niets te doen hebben.’Het hoeft dan ook niet te verbazen dat bij de Tweede Kamerverkiezingen in 1946 153 van de 164 in Griendtsveen uitgebrachte stemmen naar de KVP gingen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten