‘Al vele jaren brengen
we met enkele duizenden de zomer door in Horst aan de Maas. Werken van
zonsopgang tot zonsondergang, uitbetaald krijgen in natura en slapen onder de
sterrenhemel op het perceel van de baas. Allemaal onverzekerd. Leuk is anders,
maar je moet wat.
Populair zijn we nooit
geweest. Toch werden we lange tijd getolereerd. Waarschijnlijk omdat we nuttig
werk verrichten en misschien ook wel omdat we vrij muzikaal zijn. In het begin
was het zelfs zo dat we op enkele werkplekken werden onthaald met
saluutschoten. Op andere plaatsen kregen we ter verwelkoming soms cd’s
aangeboden. Niet dat we daar veel mee deden: we zijn meer muziekmakers dan
luisteraars. Maar goed, het gaat om het gebaar.
Geleidelijk is dat
veranderd. Mensen begonnen zich over ons te beklagen. Als het daarbij was
gebleven, hadden we daar best mee kunnen leven. En ik ben de eerste om toe te
geven dat we heus niet allemaal lieverdjes zijn. Maar je kunt ook te ver gaan.
Nota bene onder werktijd werden we met quads achtervolgd. Je schrikt je het
apezuur van die dingen. Van werken kwam na zo’n achtervolging weinig meer
terecht. Toch is dat nog niets vergeleken bij wat er daarna gebeurde: onze
eigen werkgevers begonnen op ons te schieten! In alle openheid, op klaarlichte
dag, in het wilde weg! En de politie maar stommetje spelen! Stel je eens voor!
Blijkbaar wilden ze
van ons af. Maar dat hadden ze toch ook gewoon kunnen zeggen? Wij zijn altijd
in voor een goed gesprek. Nu was het oorlog. Want ook wij hebben onze trots.
Als we bedreigd worden, vormen we één front. Hoe meer doden er vielen, hoe meer
versterking we kregen. Uit alle windstreken kregen we steun.
Op een gegeven moment
zagen onze bazen ook wel in dat ze de strijd op deze manier nooit zouden
winnen. En nu hebben ze dus iets anders bedacht: uitzetting. Met honderden tegelijk
worden we gevangen genomen, in grote kooien gestopt en bij Vaals over de grensgezet. Precieze aantallen moet je maar aan de minister vragen. Of anders aan de
gedeputeerde, die vindt het ook allemaal prima.
Ongehoord allemaal als
je het mij vraagt. Laat ik nou altijd hebben gedacht dat Nederland een
rechtstaat was. Mooi niet. Deze zomer loopt al op een eind, maar uitgezet of
niet, volgend jaar komen we terug. In nog groteren getale. Eén ding geef ik je
op een briefje: onze wraak zal zoet zijn.’
En weg vloog S. om zich weer aan z’n seizoenarbeid te
zetten. Voor zo lang het nog duurt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten