Sinds deze week heerst weer code geel in Noord-Limburg.
Blijft het nog een paar dagen droog dan volgt ongetwijfeld code oranje: groot
gevaar voor bos- en heidebranden. Bij zulke berichten veer ik altijd op. Ik mag
op z’n tijd namelijk graag een lekkere fik zien. Is waarschijnlijk historisch
bepaald: m’n opa werd in 1929 benoemd tot Horster brandweercommandant (voorste
rij, tweede van links).
Bij mij begon het allemaal met de grote brand in de
veilinghallen in wat toen nog Grubbenvorst was. Een zonovergoten zondagmiddag
in mijn herinnering. We waren op bezoek bij m’n oma (opa was al enkele jaren
dood) toen het nieuws van de veilingbrand doordrong. Daar moest m’n vader,
nooit weg van enige sensatie, natuurlijk bij zijn. Ik mocht mee. Vanachter een
hek dat de provinciale weg van het veilingterrein scheidde, zagen we hoe een
immense vuurzee de veilinghallen verwoestte. (Enig speurwerk doet me wel
twijfelen aan de betrouwbaarheid van m’n geheugen: de brand vond plaats op 30
april 1969 – ik was toen 4 jaar en 2 maanden. En zonovergoten? Nee, half bewolkt! Een zondag? Nee, een woensdag, zij het dan Koninginnedag. Als ik er al
bij ben geweest, moet het een van mijn oudste herinneringen zijn.)
M’n vader en ik bleven daarna hartstochtelijke
brandliefhebbers, waarbij de lol niet zozeer zat in de brand zelf als wel in
het lokaliseren ervan én in het met vliegende vaart zo kort mogelijk achter de
brandweerwagen aanrijden.
Voor Horster pyrofielen waren de jaren zeventig een gouden
tijdperk. De Peel was nog niet onder water gezet en stond dus vanaf april tot
diep in oktober min of meer continu in brand. Woonachtig aan de westkant van
Horst konden we wel wat met dat gegeven. Hoorden we de brandweersirene, dan sprongen
we in de Eend en zetten, nog voordat de brandweerwagen gepasseerd was, koers
richting Peel – een toppunt van pyrofielengeluk beleefden we toen we op een
keer eerder dan de brandweer op de plek des onheils arriveerden.
Was het toentertijd trouwens niet zo dat in heel Horst de sirene
afging bij brand? Als signaal voor brandweerlieden om zich naar de
brandweerkazerne te spoeden? In elk geval hing bij de tuinbouwloods (op de hoek Loevestraat - Gastendonkstraat) een bordje waarop met krijt de locatie
van de brand was geschreven – even handig voor vertraagde brandweermannen als
voor vertraagde sensatiezoekers.
Toen de brandweerkazerne verhuisde van de Gastendonkstraat
naar de Americaanseweg werd het allemaal minder: de Meterikseweg was niet
langer de meest logische uitvalsweg richting Peel en daarmee waren we in een
klap onze vanzelfsprekende voorsprong op de brandweerwagen kwijt. Sowieso nam
het aantal Peelbranden vanaf het begin van de jaren tachtig schrikbarend af. Woningbranden
konden ons aanzienlijk minder bekoren. Al bleef het een sport de locatie
van de brand te traceren, bijvoorbeeld aan de hand van het waterspoor dat de
brandweerwagen in bochten achterliet. En ik schaam me niet te erkennen dat ik de
grote branden bij het champignonverwerkingsbedrijf tussen de A73 en de
Venrayseweg (begin van deze eeuw) en Keijsers Interieurbouw aan de Songertweg
(2008) met enig genoegen heb gadegeslagen. Zoals het ook een frustratie blijft
dat ik enkele jaren geleden een grote brand op het industrieterrein heb gemist.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten