Gewapend met een rolmaat toog ik naar de Saarweg in America.
Aanwonenden van de onverharde Saarweg klaagden dit voorjaar over de miserabele
toestand van de weg. ‘Afhankelijk van de
weersomstandigheden is hij de ene keer een “blubberbak” en de andere keer een “rotsgebied”’,
schreef Dagblad De Limburger. Hoewel
het gemeentebestuur inmiddels had besloten de weg vanwege de kosten en de
mogelijke precedentwerking niet te asfalteren, was het misschien toch lonend de
situatie persoonlijk in ogenschouw te gaan nemen.
De rolmaat ging mee om de diepte van de kuilen te meten. Ik
heb ’m niet gebruikt. Omdat de toestand van de Saarweg me niet zo miserabel toescheen
als de aanwonenden het hadden doen voorkomen. Maar vooral omdat iets anders aan
de Saarweg mijn aandacht opeiste. Een wonder is teveel gezegd, wel iets dat in
de buurt komt. Iets bijzonders, iets magnifieks, iets wat ik in geen dertig
jaar meer in Horst (aan de Maas) had gezien, iets om tranen van in de ogen te
krijgen: een wei met varkens! Varkens die zich wentelden in de modder, varkens
die languit lagen te doezelen in de brandende zon, varkens die de toch al
behoorlijk omgewoelde wei nog verder omwoelden. Kortom varkens die een
varkensleven leidden zoals een varkensleven ooit moet zijn bedoeld. Hoeveel van
de meer dan 250 duizend varkens die Horst aan de Maas telt, zouden hen dat na
kunnen zeggen?
Enkele dagen later keerde ik terug om het bijna-wonder
nogmaals te aanschouwen. Ik raakte in gesprek met de varkenshouder. Bonte Bentheimers waren het, een oud varkensras met zijn oorsprong in Bad Bentheim,
net over de grens bij Enschede. Nee, hij was geen biologische boer: het voer
dat hij zijn bonte Bentheimers gaf, voldeed niet helemaal aan de daarvoor
geldende normen. Zoals er toch al zoveel regeltjes en voorwaarden waren waaraan
hij moest voldoen. En ja, ook zijn varkens waren uiteindelijk bestemd voor
menselijke consumptie, daar wond ie verder geen doekjes omheen. Maar hij had nooit
meegewild in het alsmaar meer en alsmaar groter van de intensieve veehouderij.
Daarom was ie een jaar of vier geleden begonnen met het fokken van bonte
Bentheimers. Nu liepen er dertig rond, maar het waren er ook wel eens vijftig –
plaats genoeg.
Hij wees op een zeug die binnenkort ging jongen. Hij
vertelde dat ie dagelijks met de tuinslang een bad creëerde voor de varkens, waarvan
ze alleen gebruikmaakten als het warmer was dan 22 graden. Hij had het over de
intelligentie van varkens. Hij zei dat het na een regenbui één grote modderpoel
was, maar dat de varkens – anders dan hijzelf – daar absoluut niet om maalden.
Hoewel ogenschijnlijk niet zo’n zorgelijk type, was er toch
één ding dat ’m dwars zat: het bleek verdomde moeilijk afnemers voor z’n vlees
te vinden. Hem was voorgespiegeld dat de betere restaurants er gegarandeerd
belangstelling voor zouden hebben. Dat viel dus tegen, bovendien waren ze lang
niet altijd bereid er een aanvaardbare prijs voor neer te tellen. Ook het
aantal particuliere afnemers kon hoger. Want, ja, gedroomde varkenslevens of
niet, ook bij hem moest er uiteindelijk brood op de plank komen.
Daarmee waren we ten slotte aanbeland bij een vreemde paradox:
hoe meer vlees van deze bonte Bentheimers wordt verkocht, hoe groter de kans dat dit
bijna-wonder hier aan de Saarweg blijft voortbestaan. Voorwaar een gedachte
waar ik nog even aan moet wennen. Maar goed, als u toch varkensvlees eet, koop
het dan in godsnaam bij deze varkenshouder. Klik hier om contact met hem op te
nemen.
Dat is toch gewoon prachtig van een kerel die kei hard werkt om dan zo met het welzijn van z'n varkens bezig te zijn. Daar hoort gewoon een goede beloning bij!
BeantwoordenVerwijderenErpelteler