maandag 28 april 2014

Intermezzo – Harrie Driessen

‘Na Den Bosch reed de trein langzaam verder, richting Nijmegen. In de buurt van Oss lieten zeven gevangenen zich zakken door een gat dat zij in de bodem van een der wagons hadden gemaakt met een zaag die in Den Bosch naar binnen was gesmokkeld. Enkelen hunner werden door de SS’ers gezien en de trein stopte. Zes wisten te ontkomen, de zevende werd gepakt, ernstig mishandeld en naar de trein teruggesleept. De leider van het transport, SS-Hauptscharführer Johann Schweiger, berucht al door zijn optreden in de Cellenbarakken en vervolgens in het ‘SD’-Lager te Vught, klom toen in de goederenwagon waaruit de ontvluchting was ondernomen naar binnen en gelastte de gevangenen diepe kniebuigingen te maken. Daarbij schoot hij in het wilde weg, trof een gevangene, een student, dodelijk in het hoofd – een tweede, een bejaarde man, kreeg een kogel in een van zijn handen. Uit die wagon werden alle levensmiddelen weggenomen, het lijk bleef liggen, de gewonde moest maar zien hoe hij zich redde.’
L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. 10a: Het laatste jaar 1, eerste helft (’s-Gravenhage 1980), 234
Een van de naar schatting tweehonderdduizend Nederlandse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog was Horstenaar Harrie Driessen, de doodgeschoten student uit bovenstaand fragment (nummer 5 op onderstaande kaart met afbeeldingen van gevallen Noord-Limburgse verzetsstrijders).
Wie was Harrie Driessen?
Een jongeman uit Horst, geboren op 21 november 1921. Student, vier broers, één zus en tijdens de Tweede Wereldoorlog ondergedoken in het ouderlijk huis aan de Loevestraat, waar zijn ouders een drogisterij bestierden.

Waaruit bestonden zijn illegale activiteiten?
Vooral uit het verspreiden van verzetskranten, in het bijzonder Vrij Nederland. Maar hij was ook betrokken bij de hulp die een vanaf de Zwarte Plak in America opererende verzetsgroep bood aan gestrande geallieerde piloten.

Hoe raakte hij in Duitse handen?
Op 29 juli 1944 verrichtten (Nederlandse) medewerkers van de Arbeitskontrolldienst (AKD) uit Venlo her en der huiszoekingen in Horst. Harrie verliet daarop de ouderlijke woning en liep naar de nabijgelegen tuin van bakker Houwen. Toen de AKD’ers hem ontwaarden, openden ze het vuur, waarbij een kogel Harrie in de rug trof. Na zijn gevangenneming volgde opname in het Horster ziekenhuis, maar nog diezelfde dag werd hij naar concentratiekamp Vught gebracht.
Hoe lang verbleef hij in Vught?
Ruim twee maanden. Rond Dolle Dinsdag (5 september 1944) heerste in kamp Vught een chaotische toestand. Tal van gevangenen werden doodgeschoten, anderen werden vrijgelaten, weer anderen werden op transport gesteld naar concentratiekamp Sachsenhausen. Harrie Driessen behoorde tot deze laatste groep. Op woensdagochtend 6 september werden goederenwagons van de NS volgeladen met mensen: zieken en gewonden door elkaar, vrouwen in aparte wagons. De trein met Driessen aan boord zette zich om vijf uur in beweging. Een overlevende schreef later: ‘Met gesmoorde stemmen hieven wij een krachtig Wilhelmus aan. Vele mannen weenden.’

Verloor Harrie in Vught zijn strijdbaarheid?
Als we deze passage uit een artikel in Noord-Limburg  (een voorloper van De Echo van Noord-Limburg) van 23 juni 1945 mogen geloven niet:
Hoe kwam hij om het leven?
Zie boven.

Wie was SS-Hauptscharführer Johann Schweiger?
Een SS-onderofficier die zich in 1933 in München bij de SS had aangemeld en naar eigen zeggen binnen de SS altijd werd gediscrimineerd vanwege zijn geringe lengte. Hij bekleedde functies in de gevangenissen in München en Brno en werd in 1941 tweede man van de beruchte Polizeigefängnis  (het ‘Oranjehotel’) in Den Haag. Later werd hij overgeplaatst naar Vught. De Jong omschrijft Schweiger als ‘een brood-Nazi en bovendien corrupt, een felle antisemiet en een bruut’.         

Kon Harrie Driessen na de oorlog allerwegen op bewondering rekenen?
Dat toch ook weer niet, getuige een passage uit de oorlogsmemoires van Mathieu Smedts (klik op de afbeelding om haar te vergroten):  

(Geraadpleegde literatuur: A.P.M. Cammaert, Het verborgen front  (Leeuwarden-Mechelen 1994) 317, 318, 592; Loe Derix, Oud Horst in het nieuws  (Horst 1994) 215; L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. 8: Gevangenen en gedeporteerden, eerste helft (’s-Gravenhage 1978), 252; Bert Poels en Jan Derix, Vriend en vijand  (Venlo 1977) 130-131, 178-180; Mathieu Smedts, Waarheid en leugen in het verzet  (Maasbree 1978) 175)

Top 5 – Motto nieuwe gemeentebestuur

Waar zijn de tijden gebleven dat ons regionale dagblad er zelf nog wel eens op uit trok om nieuws te vergaren? Tegenwoordig zijn het de social media die agenda en inhoud van de krant bepalen. Dat leidt tot waanzinnige, de voorpagina van het regiokatern halende artikelen over het gebroken fietsframe van een wethouder, over al dan niet toeterende vrachtwagenchauffeurs en over de vraag of een gemeenteraadslid supporter van een voetbalclub mag zijn.
Over dingen die er werkelijk toe doen lees je dan weer niets. Zo hult de krant zich al weken in stilzwijgen over de vorming van een nieuw Horster gemeentebestuur. Hoe verlopen de onderhandelingen? Wie met wie? Waar wringt het nog? Wie zijn de beoogde wethouders? Wanneer denken ze eruit te zijn? Hoeveel wethouders? Hoe is de stemming bij de oppositie? Lijken me stuk voor stuk interessante en relevante vragen, desondanks geeft de krant niet thuis. ‘Die vervelende dames en heren politici laten er potdomme ook niets over los’, zou de tegenwerping kunnen zijn. Zal best, maar de journalistiek is er toch (ook) om tegels te lichten?
Horst-sweet-Horst bedrijft geen journalistiek en is geen nieuwsmaker. Toch heeft Horst-sweet-Horst uit doorgaans betrouwbare bron vernomen dat de coalitievorming twee weken geleden al op een oor na gevild was. Sindsdien verkeren de onderhandelingen echter naar het schijnt in een impasse. Oorzaak: onenigheid over het motto van het nieuwe gemeentebestuur. Want u weet, zonder motto kun je het tegenwoordig wel schudden. Waarover de onderhandelaars wel overeenstemming zouden hebben bereikt, is dat het een motto in dialect behoort te zijn. Dit met het oog op de aanraakbaarheid van het nieuwe college. Tal van opties zijn al gewikt en gewogen, maar ook weer afgeschoten. Inmiddels zou er nog een tiental motto’s in de running zijn, zo heeft Horst-sweet-Horst opgevangen. Waarmee de weg is geopend naar een top 5 van kandidaat-motto’s van het nieuwe Horster gemeentebestuur:

5. Dwársliggers hálden ut spoar raecht
Om de oppositie de indruk te geven dat ze er echt toe doet.
4. As ut hárd waejt, sloape de verkes ut best
Ben gerust: Behoud De Parel mag nog zoveel rechtszaken aanspannen, dat Nieuw Gemengd Bedrijf komt er echt wel.

3. Kóm de schaaj enne kiër trughale, má ut deut gennen hast
Jullie kunnen ons altijd aanspreken op ons beleid, maar het zou fijn zijn als jullie daar een jaartje of tien mee willen wachten. 
2. Enne gójjen bessem is álles
Nieuwe bezems vegen schoon, er gaat écht iets veranderen in deze mooie gemeente.

1. Kwój biën en goj wîeve motte vánne stroat blîeve
Als de Horster vrouwen zich nou maar toeleggen op de mantelzorg komt het heus allemaal goed met die gevreesde decentralisaties. 

Ingezonden – Horse sweet Horse

Met Venraynaar Twan van Els kwam ik twee jaar geleden in contact naar aanleiding van de MIBO-magazijn-saga (klik bijvoorbeeld hier en hier). Enkele maanden later ontving ik nog een uitnodiging voor de presentatie van een door Twan geschreven boek en vervolgens verwaterde ons contact weer. Tot ik afgelopen week een e-mail van Twan ontving. Die bevatte een tekst die vergezeld ging van de volgende toelichting: ‘Onlangs vertelde ik aan mijn buurman bijgaand verhaaltje. Hij geloofde mij niet. Maar ik denk dat jij de waarheid zult bevestigen.’
Na lezing van het verhaaltje mailde ik Twan terug: ‘Ik ben altijd tot veel bereid, maar als je me vraagt om dit verhaal te bevestigen, vraag je me net iets te veel. Ik zou gelyncht worden – zo goed ken ik mijn collega-Horstenaren wel – en dat heb ik er nu ook weer niet over. Maar het is natuurlijk wél een mooi verhaal. Zo mooi zelfs dat ik het graag op Horst-sweet-Horst zou plaatsen, natuurlijk met vermelding van de naam van de auteur. Mag dat? Ik zal lezers dan oproepen het verhaal te bevestigen, zodat jouw buurman dan misschien door anderen kon worden overtuigd.’
Waarop Twan weer reageerde met: ‘Doe er mee wat je wilt. Maar je begrijpt, het is vooral bedoeld om Horstenaren een beetje te stangen. Dat is nu eenmaal een vervelende eigenschap van oude Venraynaren.’ Dat laatste zij oude Venraynaren (maar dan ook alleen oude Venraynaren) en zeker Twan vergeven, daarom hierbij het verhaaltje:

Horse sweet Horse

Zijn de Horstenaren Trojanen?

Onlangs kwam ik in contact met een Horstenaar die een wat houterige indruk maakte. We spraken over koetjes en kalfjes, maar ook het paard was onderwerp van gesprek. Hij bleek veel van dit nobele dier af te weten, en zijn houterigheid verdween als sneeuw voor de zon. Toen kwam de aap uit de mouw. Hij bekende een ware Sicamber te zijn, rechtstreekse afstammeling van de oorspronkelijke bewoners van het gebied tussen Rijn en Peel dat ten tijde van de Romeinen Sicambrië genoemd werd. De Sicambers waren een trots en heldhaftig volk dat, naar verluidt, oorspronkelijk afkomstig moet zijn uit het verre Troje, de stad van het beroemde paard.
Toen Troje voor de zoveelste maal met de grond gelijk werd gemaakt, trok de bevolking weg en vestigde zich in Hongarije, waar ze een nieuwe stad bouwden, Sicambria geheten. Maar ook deze plek moesten de Sicambers verlaten en uiteindelijk kwamen ze terecht in het gebied van Gelre, waartoe ook Horst behoorde. Nu wordt duidelijk, waar deze plaats zijn naam eigenlijk aan te danken heeft. Van horse natuurlijk, wat paard betekent. Voor alle zekerheid vroeg ik de man: ‘Waar kom je eigenlijk vandaan?’ ‘Oet Hòòòrs’, was het antwoord. ‘Hòòòrs-sweet-hòòòrs.’ Heel veel paarden dus.
De Hòòòrsman droeg zijn hand in het verband en op de vraag wat er was gebeurd, vertelde hij dat al jarenlang een houtsplinter zijn middelvinger kwelde en die was flink gaan ontsteken. ‘Maar gelukkig heb ik hem kunnen behouden’, deelde hij opgelucht mee. ‘Gelukkig maar’,  zei ik, ‘want zonder middelvinger kun je iemand niet echt goeie dag wensen’. ‘Nèè, de vinger is t’r aaf, maar ’t höltje heb ik kunne behalde. Het stamt aaf van dat höltere paerd, dat Troyan Horse, en is ieuwelang overgegaon van vader op zoon.’ Hij opende een doosje en daar lag op een fluwelen doekje een houtsplinter. Ik mocht er even aan ruiken. Het rook naar mest, paardenmest ...

De vraag is nu dus of er mensen zijn die dit verhaal willen bevestigen om de buurman van Twan te overtuigen. Zo ja, mail dan naar horstsweethorst@gmail.com, dan stuur ik uw e-mail wel door naar Twan.

Intermezzo – Roterende Meterikse ventilator

Dankzij Martijn Wijnands wisten de lezers van Horst-sweet-Horst al vier dagen eerder dan die van Hallo Horst aan de Maas dat de naam van het Meterikse jeu de boulespark (Herreijn) niet verwijst naar de naam van een boerderij die hier eeuwenlang zou hebben gelegen en evenmin naar de bijnamen van de bewoners van die boerderij, maar naar de voormalige eigenaren van de grond waarop het park gestalte heeft gekregen. Waar zo’n weblog al niet goed voor is.
Toen ik vorige week wat foto’s ging schieten van het jeu de boulespark, passeerde ik aan het Bondserf ook weer de vervallen schuur waarover ik een half jaar geleden al eens schreef (klik hier). Ze lag er gelukkig nog ongeschonden bij. Ze is er het afgelopen half jaar zelfs mooier op geworden: de langdurige verpaupering mist haar verfraaiende uitwerking bepaald niet.
Hoe vaak heb ik me de afgelopen maanden niet met knikkende knieën naar de Schadijkerweg begeven? Zou ze er nog staan, aanhangers van de het-is-niet-netjes-dus-moet-het-weg-beweging als burgemeester Van Rooij en de Meterikse dorpsraad ten spijt? En dan telkens weer die opluchting als ik op de kruising Schadijkerweg – Bondserf was gearriveerd: ja hoor, ze staat er nog!
Wat me ook kon bekoren, toen ik de schuur begin oktober vorig jaar voor het eerst nadrukkelijk in ogenschouw nam, was een ventilator in de schuur, die dankzij een verdwenen luik vanaf de straat zichtbaar was. Het ding draaide dat het een aard had. Een kinetisch kunstwerk van het zuiverste soort!
Daarna, het zal in november zijn geweest, viel de ventilator tot mijn leedwezen stil. Telkens als ik voorbijkwam aan het Bondserf keek ik even of ie niet uit de dood was herrezen, maar er zat geen enkele beweging meer in. Typisch gevalletje oud en der dagen zat. Tot ik vorige week foto’s ging schieten van het jeu de boulespark en tot de ontdekking kwam dat ie weer bewoog! Niet meer constant en niet meer met die moordende snelheid, maar hij bewoog!
Lang niet altijd is het gemakkelijk om uit te leggen waarom je een kunstwerk mooi of fascinerend vindt. Maar in het geval van de ventilator kost me dat geen enkele moeite. In de eerste plaats is er de ontroering van dat ene element dat heeft weten te ontsnappen aan het verval in een verder desolate omgeving. Daarnaast is er de verbeelding die in werking wordt gezet: het ligt voor de hand om te denken dat de ventilator machinaal wordt aangedreven, maar wie zegt dat daarbinnen niet hangjongeren, taakgestraften of uitgebuite Polen de ventilator handmatig aan de praat houden? En nu het ding niet meer continu draait, is er ook nog spanning bijgekomen: draait ie wel of draait ie niet? En als ie niet draait is ie dan definitief gestopt of begint ie weer? En wanneer dan?
Ontroering, verbeelding, spanning: grote kunst in Meterik! Gaat dat zien zolang de het-is-niet-netjes-dus-moet-het-weg-beweging nog niet heeft toegeslagen.  

maandag 21 april 2014

Top 5 – Naamsverklaringen voor het Meterikse jeu de boulespark

Gisteren is aan het Bondserf in Meterik een jeu de boulespark (top 5 van alternatieve schrijfwijzen: 5. jeu-de-boules park; 4. jeu-de-boules-park; 3. jeu de boules-park; 2. jeu-de-boulespark; 1. jeudeboulespark) met kruidentuin en schoolhoek geopend. Die kruidentuin en schoolhoek (whatever dit laatste dan ook may be) interesseren me niet. Het jeu de boulespark eigenlijk ook niet echt, ware het niet dat het zo’n raadselachtige naam heeft: Herreijn.
Mijn intussen haast spreekwoordelijke onnozelheid zal me wel weer eens parten spelen, maar ik heb werkelijk niet het flauwste idee wat Herreijn zou kunnen betekenen. Ik zou het de lokale jeu de boulers uiteraard kunnen vragen. Ongetwijfeld zullen ze graag bereid zijn opheldering te verschaffen. Maar aan speculeren over de naamsverklaring valt veel meer lol te beleven. Daarom bij dezen de Horst-sweet-Horst top 5 van mogelijke naamsverklaringen voor het Meterikse jeu de boulespark Herreijn:

5. Herreijn is de naam van de nieuwste bloesemremedie die is ontwikkeld door De 3 Vrouwen, de in Meterik gelegen winkel en salon van Bloesem Remedies Nederland die het jeu de boulespark mede mogelijk heeft gemaakt.
4. De naam is een eerbetoon aan de Franse handelsreiziger Jean Philippe Herreijn (1768-1843) die jeu de boules (‘petanque’) in 1827 in Nederland introduceerde tijdens een kortstondig verblijf in Eck en Wiel.

3. In Herreijn zijn de eerste letters verwerkt van de voornamen van de initiatiefnemers van het jeu de boulespark: Handrie, Erna, Reng, Rinus, Esmeralda, Ida, Jaan en Netje (en dan mag u raden wie van hen import in Meterik is). 
2. Herreijn verwijst naar de naam van de boerderij die hier eeuwenlang heeft gelegen (‘D’n Herreijn’) en naar de bijnamen van de bewoners van die boerderij (‘Herreijns Wum ziene Sjang’, ‘Truuj vaan d’n Herreijn’ etcetera).

1. De naam Herreijn is een verbastering van het Duitse ‘herein’ en is bedoeld om uitdrukking te geven aan de befaamde Meterikse gastvrijheid. Bitte, treten Sie herein in unserem reizvollen Jeu de Boulespark am Bondserf.

Klein mysterie 557 – Christus’ lendendoek

De lendendoek van Christus is ook zo’n fenomeen dat me blijvend intrigeert. In de hele Bijbel lees je er bij mijn weten niets over en toch kun je geen gekruisigde Christus tegenkomen of hij heeft wel een lendendoek om. Een schemerig zaakje, als je het mij vraagt.
Niet beperkt door een gedetailleerde Bijbelse omschrijving van het ding, kunnen kunstenaars hun eigen fantasie inzetten bij de weergave en vormgeving van de lendendoek. En dat doen ze maar al te graag, ook in Horst aan de Maas. Eerder zijn hier al eens de exotische kleurvariaties van de lendendoek van de corpussen van Sevenumse veldkruisen ter sprake gekomen. Vandaag een enkel beschouwend woord over de lengte, de bevestigingswijze en de plooival van de lendendoek van de corpussen van een aantal andere Horster veldkruisen.

1. De lengte.
De artistieke vrijheid manifesteert zich misschien nog wel het meest in de lengte van de lendendoek. Je komt wat tegen tijdens een tochtje langs Horster kruisen! Van wat je bijna een driekwartsbroek mag noemen, zoals bij het kruis bij café ’t Kruuspunt aan de Americaanseweg
tot iets wat angstig dicht een tangaslip benadert (over waardigheid gesproken!), zoals bij het kruis aan de Kogelstraat in Hegelsom: 
Een stelling die ik op basis van enkele tientallen Horster corpuslendendoeken wel aandurf: hoe langer, hoe hobbezakkeriger. Illustratief in dit verband is het kruis bij de rotonde Westsingel – Stationsstraat:

2. De bevestigingswijze.
Een conditio sine qua non voor de lendendoek is dat ie wordt gefixeerd: geen bestaansrecht voor de lendendoek zonder fixatie. Ook hier zijn de mogelijkheden schier eindeloos. Bijzonder populair is de knoop. Die kan zowel centraal- als heupgeoriënteerd zijn, met daarbij dan ook nog eens de keuze tussen de linker- en de rechterheup en tussen een ferme (zoals bij het kruis aan de Dijkerheideweg)
en een wat lossere knoop (zoals bij het kruis op de kruising Schadijkerweg – Dr. Droesenweg in Meterik).
Een bevestigingswijze die nogal afwijkt van de knoop is de zogeheten Melderslose variant: een touw om het middel waar de doek omheen wordt gedrapeerd, zoals bij dit kruis op de hoek Vlasvenstraat – Steegstraat:

3. De plooival.
Bij de plooival is het vrij overzichtelijk: overwegend verticaal of overwegend horizontaal. Knoop en plooival hangen nauw met elkaar samen. Bij een centraal georiënteerde knoop zul je zelden een horizontale plooival aantreffen, bij een heupgeoriënteerde knoop slechts zelden een verticale. Persoonlijk bevalt de overwegend horizontale plooival (zoals hier bij het Gortmolenkruis)
me wat beter dan de verticale, die het corpus vaak een wat opgedirkte indruk verleent, zoals bij het kruis aan de Witveldweg:
Maar goed, zoals altijd is het ook een kwestie van smaak: iemand anders zal de verticale plooival misschien juist als ‘elegant’ of ‘sierlijk’betitelen.

Overigens zijn lastige kwesties als de lengte, de knoop en de plooival van de lendendoek te vermijden door wat abstracter te werk te gaan. Iemand die zich op dit pad heeft begeven, is Peter Hermans en dat heeft aan de Kogelstraat in Hegelsom tot dit prachtige resultaat geleid:
Met afstand het mooiste kruis van Horst aan de Maas.

Intermezzo – Bertus Aafjes (1)

Op 12 mei is het honderd jaar geleden dat Bertus Aafjes werd geboren. Zeg je ‘Bertus Aafjes’ dan zegt iedereen: Voetreis naar Rome. Wie in deze regio woonachtig is, voegt er dan ook nog vaak ‘Swolgen’ aan toe, de plaats waar de schrijver de laatste twintig jaar van zijn leven doorbracht. En dan houdt het op. Ook bij mij, ik kan me niet herinneren ooit een van zijn werken tot me te hebben genomen, zelfs niet Voetreis naar Rome. Niet iets om trots op te zijn, maar het is niet anders.
Aafjes mag dan al in 1993 zijn gestorven en nauwelijks nog gelezen worden, dat wil niet zeggen dat z’n honderdste geboortedag ongemerkt voorbijgaat. Zo heeft Meulenhoff onlangs een groot deel van z’n werk heruitgegeven als e-book. Verder opent op 8 mei in het Letterkundig Museum in Den Haag een speciaal aan hem gewijde tentoonstelling. Tegelijkertijd verschijnt de door Rob Molin geschreven biografie In de schaduw van de hemel. Dit laat volgens de uitgever ‘de neergang zien van een ooit vermaard dichter en schrijver en ook van de daarachter schuilende mens Aafjes’. Molin werpt, aldus de uitgever, ‘een nieuw licht op de figuur en ontsluit de weg naar herwaardering’.
Aafjes en diens biografie zouden me betrekkelijk koud hebben gelaten als ik een week of drie geleden niet was gevraagd een (kleine) bijdrage te leveren aan een Aafjesavond op 12 mei in Horst. Hoewel dus bepaald geen Aafjeskenner heb ik graag mijn medewerking toegezegd: elk initiatief gericht op de culturele verheffing van Horst aan de Maas verdient steun.
Om toch nog een beetje beslagen ten ijs te komen, heb ik de afgelopen weken – voor een prikje – enkele werken van Aafjes aangeschaft en er wat in gebladerd. Alleszins leesbaar, moet ik zeggen. Misschien hier en daar een tikkeltje gedateerd, maar wat wil je ook? Waarover ik helaas niets tegenkwam en ook op internet weinig vind, zijn Aafjes’ Swolgense jaren. Niet z’n meest productieve jaren, weet ik inmiddels. En toch had ik gehoopt op een verslag van een wandeling door de lokale bossen, een karakterschets van de Swolgense volksaard of ontboezemingen over de emoties die de laatmiddeleeuwse beelden van de plaatselijke Sint-Lambertuskerk bij hem opriepen.
Dat iemand die honderden bladzijden schreef over Zuid-Limburg (waar hij ook lange tijd woonde) niets over Swolgen en directe omgeving zou hebben geschreven, lijkt me stug. Misschien is het er wel, maar is het niet gepubliceerd.
In de inleiding van Limburg, dierbaar oord  uit 1976 excuseert Aafjes zich min of meer voor het feit dat de nadruk in het boek op Zuid-Limburg ligt, ‘alhoewel ik in Noord-Limburg reeds vele jaren een werkhuis bezit’. En dan: ‘Nochtans hoop ik met mijn “Brieven van een heremiet” in de toekomst nog een afdeling aan dit boek toe te voegen, waarin de nadruk meer valt op het noordelijk deel van de provincie Limburg.’ Brieven van een heremiet  is als ik het wel heb nooit als ‘afdeling’ aan Limburg, dierbaar oord  toegevoegd. Wat uiteraard niet wil zeggen dat het niet geschreven is. Hopelijk brengt de biografie van Rob Molin opheldering. Of misschien nog wel mooier: de Horster Aafjesavond.
De Aafjesavond op 12 mei vindt plaats in de aula van het Dendron College, begint om half acht en eindigt omstreeks negen uur. De entree is gratis, wel is het noodzakelijk uw komst vóór 23 april per e-mail aan te kondigen: hej@dendron.nl (Jan Hesen). Klik voor meer informatie hier.

Klein mysterie 556 – Ria

Die Jeroen Lenaers mag dan nog zo’n kanjer zijn, Ria zal hij natuurlijk nooit kunnen doen vergeten.
Ria! Wat een machtige tijden hebben we niet met haar beleefd. Graag roep ik de Europese verkiezingen van vijf jaar geleden in herinnering, toen la Oomen in haar kekke rode mantelpakje heel Limburg opfleurde.
Tijdens die verkiezingscampagne groeide een heel fijn contact tussen de sympathieke Maasbrachtse en Horst-sweet-Horst. En sindsdien zijn de banden er alleen maar nauwer op geworden. Het begon allemaal met een fietsroute van dertig kilometer die Horst-sweet-Horst tijdens de vorige campagne voor de Europese verkiezingen uitstippelde (klik hier). Die route voerde langs achttien locaties waar de charmante Europarlementariër het mooie Horster land verfraaide. Ria was daar zeer door aangedaan en kreeg er extra energie door, zo verklaarde ze destijds tegenover verslaggever Hans Goossens van Dagblad De Limburger:
Daarna mocht ik Ria met de regelmaat van de klok in Horst begroeten, waarbij ze de overheerlijke kersenkruimelvlaai van bakkerij Gerards-Steeghs altijd op waarde wist te schatten. En tijdens de campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2009 bleek ze graag bereid exclusief voor Horst-sweet-Horst verhelderend commentaar te geven op tal van zaken die hier speelden. Zo staat haar vurige pleidooi voor behoud van De Knip in Grubbenvorst me nog altijd helder voor de geest: ‘Vent het uit, wrijf het de bezoekers onder de snot, maak er een toeristische attractie van.’ Dat ze niet terugschrok voor kritiek op haar eigen partij (‘Ik mis aandacht voor de C van onze fantastische partij’) maakte haar er alleen maar geloofwaardiger op.    
Toen vier jaar geleden in Horst een opvanghuis voor uitgerangeerde CDA-politici werd geopend, kwam ook Ria een kijkje nemen. ‘Ik vrees dat dit ook mijn voorland is, zo eerlijk moet ik zijn, ik huiver nu al bij de gedachte’, fluisterde ze me bij die gelegenheid toe. Maar dat uitgerekend Horst als locatie voor dat opvanghuis was uitverkoren, stemde haar dan toch weer een beetje vrolijk: ‘Horst voelt voor mij als een warm bad.’
Welnu, deze laatste opmerking bracht mij op een idee. Het is natuurlijk nog veel te vroeg voor Ria om een plekje te zoeken in dat opvanghuis voor uitgerangeerde CDA-politici (dat is sowieso al overvol en er is een wachtlijst van hier tot gunder), maar er is wel een andere manier om haar naar Horst aan de Maas te lokken, namelijk door haar wethouder te maken. Aan de joyeuse entrée van onze heldin is slechts één voorwaarde verbonden: de bereidheid bij Ger van Rensch dan wel Bob Vostermans om zich op te offeren. Kom op heren, Horst-sweet-Horst rekent op jullie! Doe het voor Ria, voor ons, voor Horst aan de Maas!

maandag 14 april 2014

Intermezzo – De strijdbaarheid van H.G. ter Voert

Over de strijdbaarheid van de jaren zeventig ging het hier drie weken geleden. En de strijdbaarheid van nu, die veel minder lijkt. Wat niet wil zeggen dat er tegenwoordig helemaal geen strijdbaarheid meer is: strijdbaarheid is iets van alle tijden. Ter illustratie van die stelling nu aandacht voor de strijdbaarheid van Heinrich Gerhard ter Voert (1905-1984), hoofdonderwijzer te Griendtsveen van 1935 tot 1970.
Ter Voert schreef in juli 1939 een pamflet waarin hij op ongezouten wijze zijn beklag doet over zijn werkomstandigheden. Hij liet het op eigen kosten drukken en bezorgde het bij alle Horster gemeenteraadsleden. 
Het pamflet is een van de meer schrijnende documenten uit de Horster geschiedenis. Pijnlijk gedetailleerd beschrijft Ter Voert de wantoestanden die heersten op de openbare lagere school in Griendtsveen. Enkele citaten:
‘Is het niet belachelijk, dat je staat te praten over hygiëne in een school, waar in de naden van de vloer in ieder lokaal 15 dm3 stof zit? Waar de privaten op de speelplaats stank verspreiden; in een school zonder gordijnen, zonder verlichting; in een school waar de vochtplekken op de muur van het plafond af tot bijna op de grond reiken?’
‘Geef maar onderricht in hygiëne als de kinderen in wrakke, versleten banken schots en scheef moeten gaan zitten om hun werk te maken. Praat maar over orde en netheid als de schoolinrichting duidelijk de sporen van verwaarlozing draagt. Als gebroken tegels en kapstokhaken niet worden vervangen; als deuren van privaten en waterplaatsen schuren over de drempels, als deurklinken stuk zijn, als raampjes niet meer gesloten kunnen worden, als zolderingen boven privaten verrot zijn, als de muren der privaten in heugelijke tijden geen beurt meer hebben gehad, als het benedenste gedeelte van die muren niet met water gereinigd kan worden, als vloeren bestaan uit hobbelige bakstenen.’
‘Praat maar over orde en netheid als de kinderen met vuile inkt moeten schrijven of de inktkokers met deksels van schoensmeerdoosjes moeten afsluiten. Praat maar over orde en netheid als deksels van W.C.’s zijn gebroken of kromgetrokken en als een nieuw deksel met een zakmes (of weet ik waar mee) uit een stuk triplex wordt gesneden.’
Ter Voert richtte zijn grieven tegen het gemeentebestuur van Horst, dat in zijn ogen ernstig nalatig was en veel te weinig geld beschikbaar stelde voor lager onderwijs. Pikant, omdat Ter Voert daarmee feitelijk in opstand kwam tegen zijn werkgever: het gemeentebestuur was tevens schoolbestuur. Hij was zich terdege van bewust van de moeilijkheden die hij zich met het pamflet op de hals kon halen: ‘Voor het belang van de school ben ik bereid de waarheid te publiceren, hoe onaangenaam ’t voor sommige personen ook moge zijn en hoe onaangenaam de gevolgen voor mij zelf ook kunnen zijn.’ Maar had hij een andere keus? ‘Nooit zal ik mij neerleggen bij deze ellendige toestand. Nooit.’
Het pamflet lijkt geen negatieve gevolgen voor Ter Voert te hebben gehad: hij bleef tot aan z’n pensionering schoolhoofd in Griendtsveen. Veel effect had het ook niet, de gemeenteraad besloot slechts tot een marginale verhoging van de financiële middelen. Wrang genoeg zorgde pas de Tweede Wereldoorlog voor daadwerkelijke verbeteringen. Op de dag van de Duitse inval, 10 mei 1940, werd Griendtsveen geëvacueerd. Ook de in het dorp gelegerde Nederlandse militairen verlieten het dorp. Bij hun aftocht wierpen ze versperringen op en richtten vernielingen aan. Van de school bleken alleen de buitenmuren nog het behouden waard. Enkele maanden later stelde de gemeenteraad achtduizend gulden beschikbaar voor herbouw en modernisering van de school.
En Ter Voert? Die bleef strijdbaar. Ruim dertig jaar later, op 22 januari 1971 stuurde hij mijn vader, die in de gemeenteraad tevergeefs had gepleit voor meer financiële armslag voor de Horster lagere scholen, het pamflet (‘geschriftje’ noemde hij het zelf) uit 1939 toe. Citaat uit zijn begeleidend briefje: ‘Als ik niet gepensioneerd was, zou ik nog graag meevechten: de strijdlust laait weer op!’

(Klik voor meer informatie over het pamflet hier en ga vervolgens naar bladzijde 21.)

Klein mysterie 555 – (Cham)pignons

Tja, nu zelfs ministers het veroordelen als je niet ‘actief naar buiten’ treedt met je zonden, wordt de grond me te heet onder m’n voeten. Daarom bij dezen een openbare schuldbekentenis, een actief naar buiten treden met míjn begane zonde.

Het is een nog vrij verse zonde: ik beging haar afgelopen zaterdag, 12 april 2014, tussen 16.39 en 16.41 uur, aan de Peelheideweg in America, iets voorbij de kruising met de Gerard Smuldersstraat en de Lorbaan. Daar ligt het voormalige Proefstation voor de Champignoncultuur, van Horst uit gezien aan de linkerkant van de weg. Ik passeerde het op de fiets, komend vanuit westelijke richting. Hoewel ik het voormalige Proefstation wel vaker fietsend passeer, viel nu ineens mijn oog op dit aan een verroeste paal bevestigde bordje:
Een vrij curieus bordje, zo bleek me bij nadere inspectie:
Het bordje bevatte de met twee grijze gleufschroeven bevestigde restanten van wat ongetwijfeld ooit een Art. 461-bordje was geweest. Het bijzondere was dat onder de restanten van dat Art. 461-bordje een ander bordje schuilging. Een bordje met een slechts gedeeltelijk zicht- en leesbaar opschrift. En dat slechts gedeeltelijk zicht- en leesbare opschrift prikkelde mijn nieuwsgierigheid zodanig, dat ik na een minutenlange innerlijke worsteling (‘Gij zult zelfs restanten van verweerde Art. 461-bordjes onaangeroerd laten’), in kleine stapjes mijn zonde beging.  



‘Verkoop van champignons’, zult u zeggen. Lijkt op het eerste gezicht inderdaad voor de hand te liggen. Maar als er daadwerkelijk ‘Verkoop van champignons’ op het onderliggende bordje had gestaan, zou het er ongeveer zo hebben uitgezien:
Hoewel ik op het gebied van bordjes-met-opschrift al heel wat heb meegemaakt, zou dat qua vlakverdeling toch wel heel erg kras zijn. Wie weet is het bordje wel gemaakt door een vrij formeel iemand en stond er dit:
Andere optie: de medewerkers van het voormalige Proefstation waren het moe dat mensen de godganse dag kwamen vragen of ze de champignons ook verkochten. Om van het gezeik af te zijn hingen ze op een gegeven moment dit bordje op:
Al is het natuurlijk ook mogelijk dat het voormalige Proefstation, toen het al wat slechter ging, een verkoper van fietsonderdelen onderdak heeft geboden:
Terwijl ik verwachtte dat mijn burgerlijke ongehoorzaamheid tot duidelijkheid zou leiden, heeft ze het raadsel slechts vergroot. Boontje komt om zijn loontje – berouw komt na de zonde. Wat rest is de hoop op genade van Hem.