‘Stoët din broaj toch
um.’ Hoe vaak zou ik deze woorden of woorden van gelijke strekking al niet
hebben gehoord als het om dit pand ging?
Eerst de feiten. De gemeente Horst verleende op 28 juni 1965
de bouwvergunning voor het ‘bedrijfspand met bovenwoning’ aan de Herstraat. Ontwerper
was Lei Martens (klik hier), in opdracht van Kleuskens NV. Uit de in het gemeentelijk
archief bewaarde documentatie blijkt dat aan het verlenen van de bouwvergunning
het nodige voorafging. In reactie op een helaas niet bewaard gebleven eerder
ontwerp schreef het gemeentebestuur op 17 februari 1964:
‘Bij de beoordeling van het plan uit welstandsoogpunt is geconstateerd dat de gesloten en de open gevelgedeelten zo onbeheerst en met zoveel willekeur zijn geprojecteerd, dat geadviseerd moet worden het plan nog eens heel goed te bestuderen en door te werken.’Je zou er spontaan recalcitrant van worden. Wat dan ook gebeurde: Lei moet korte tijd later een nagenoeg ongewijzigd plan hebben ingediend. Dat maak ik tenminste op uit een briefje van de gemeente aan de architect van 16 maart 1964:
‘Bij de beoordeling van het thans voorgelegde plan is de welstandscommissie gebleken, dat hoegenaamd geen rekening is gehouden met de inhoud van de eerste alinea van onze brief van 17 februari 1964. Het gestelde in die alinea blijft dan ook onverkort gehandhaafd.’Wie daarna eieren voor z’n geld heeft gekozen – de architect of de welstandscommissie – is onduidelijk. Feit is dat de gemeente Martens op 27 april 1964 liet weten dat ze geen bezwaar had tegen een blijkbaar door Martens ingediend nieuw ontwerp.
Vergelijk je het uiteindelijk goedgekeurde ontwerp met het
pand van nu, dan lijkt in elk geval het exterieur nauwelijks gewijzigd. Laten
we vervolgens ook vaststellen dat het pand een aantal kenmerken heeft die ik
typerend zou willen noemen voor de Lei Martensstijl: plat dak, strak en
zakelijk, symmetrie, herhaling, veel toevoer van licht en lucht, geen onnodige
versieringen.
Dan ‘Stoët din broaj
toch um.’ Denk ik zelf ook vaak bij de nep jarendertigwoningen waarvan
Horst aan de Maas onderhand vergeven is. Maar ‘Stoët din broaj toch um’ is kiezen voor de weg van de minste
weerstand. Dat niet alleen: ‘Stoët din
broaj toch um’ getuigt ook van arrogantie. Wie ben ik om die nep
jarendertigwoningen te veroordelen? Wie zijn wij om die zakelijkheid van de
jaren zestig te veroordelen? Zoals de generaties boven die van mij het eeuwig
zonde vinden dat ‘de boerderij van Hoogers’ (op de plek waar nu het
gemeentehuis staat) is verdwenen, zo zouden de generaties onder die van mij elk
afgebroken Lei Martensgebouw eeuwig zonde kunnen gaan vinden.
En broaj of niet,
zowel pand Kleuskens als de nep jarendertigwoningen zijn representanten van hun
tijd, uitgesproken representanten zelfs: ze zeggen iets over de tijd waarin ze
zijn gebouwd en hebben daarmee per definitie cultuurhistorische waarde. Mooi
laten staan dus.
Wat allemaal niet wegneemt dat pand Kleuskens hard toe is
aan een metamorfose. Schilder het op, vervang die bruine en grijze platen naast en onder de ramen,
zorg er vooral voor dat die ramen weer gaan doen waarvoor ze zijn bedoeld (licht en lucht toelaten) en het ergste leed is geleden. Je maakt mij niet
wijs dat het niet net zo bright and shiny
zou kunnen worden als pand Grubben (klik hier).
Deze reactie is verwijderd door de auteur.
BeantwoordenVerwijderen