Een van de meer troosteloze plekken in Horst is het
plantsoentje op het punt waar Jacob Merlostraat, Molenstraat en Vijverlaan
elkaar ontmoeten.
Waar ’m die troosteloosheid nu precies in zit? Valt nog niet
mee er de vinger op te leggen. Heeft misschien iets te maken met de veelheid
aan borden, palen, paaltjes en ijzerdraad die de paaltjes met elkaar verbindt.
Ook ontbrekende intimiteit en met elkaar vloekende bestratingspatronen spelen
mogelijk een rol. Plus dat desolate bankje dat de indruk wekt alsof het in de
vijftien jaar dat deze eeuw nu oud is, nog geen bezoeker heeft mogen begroeten.
Ach, misschien hebben plantsoentjes wel per definitie iets
troosteloos. Een zekere mate van troosteloosheid hier en daar valt eigenlijk
ook alleen maar toe te juichen. Toch zou je uitgerekend deze plek iets minder
troosteloosheid toewensen. Als er dan toch troosteloosheid moet zijn, dan maar
in de Willem Alexanderstraat, Achter de Smaalbrug of op het Pastoorsveld. Maar
niet hier. Niet op deze historische plek. Hier werd namelijk ruim 160 jaar
geleden de allereerste stoommachine van Horst en mogelijk zelfs van heel
Noord-Limburg in gebruik gesteld. Hier begon met andere woorden de Industriële
Revolutie van Horst.
Het had overigens nog heel wat voeten in de aarde voordat
het zo ver was. Toen molenaar Pieter Frans Beuijssen in 1848 aankondigde een
stoommachine te plaatsen in zijn olie- en pelmolen, kwamen elf buurtbewoners in
opstand. Ze vreesden brandgevaar en schade aan hun gewassen. Ook zouden het
‘gedruisch’ en de lichtstralen van de molen leiden tot ‘dagelijks onheil’ voor
paarden en voertuigen die de molen passeerden. Beuijssen wist de bezwaren van
de buurtbewoners met succes te pareren en kreeg uiteindelijk vergunning voor
het installeren van de stoommachine.
‘Beuijsse Meule’ zou daarna ruim een eeuw lang een begrip
blijven in Horst (klik hier). Omstreeks 1970 verkocht de familie Beuijssen haar
bezittingen aan de Jacob Merlostraat aan de gemeente Horst. Kort voor de sloop,
enkele jaren later, zag het er ter plekke zo uit:
Het plantsoen kwam ongeveer te liggen op de plaats van het
pand met de VVD-posters. Ik veronderstel dat de drie stenen in het plantsoen
fragmenten zijn van molenstenen die zich ooit in Beuijsse Meule moeten hebben
bevonden.
Om terug te keren naar het begin: die grauwe
molensteenfragmenten dragen ook bij aan de troosteloosheid van het plantsoen. Ik
zou zeggen: conserveer die stenen, berg ze mooi op in een depot, laat een
kunstenaar aan de slag gaan met het gegeven dat op deze plaats Horster geschiedenis
is geschreven en je zult zien dat Horst een troosteloos plekje armer is.
Support!
BeantwoordenVerwijderen