(In licht gewijzigde
vorm gisteren uitgesproken bij de opening van de expositie Ter herinnering in
Museum De Kantfabriek.)
Word ik voor het eerst van mijn leven gevraagd een expositie
in te leiden, gaat het om bidprentjes! Zal je altijd zien! Geen probleem als
het zou gaan om voetbalplaatjes, putdeksels, olifantenpaadjes of garageboxen –
maar bidprentjes? Ik heb helemaal geen verstand van bidprentjes! Waarom ik dan
gevraagd ben? Misschien omdat ik historicus ben. ‘Hij is historicus, hij kan over alles wat vóór vandaag is gebeurd iets
vertellen, dus ongetwijfeld ook over bidprentjes.’ Hoewel sommige historici
u anders willen doen geloven, kan ik u verklappen dat deze gedachtegang een
fabeltje is.
Dus laat vooral duidelijk zijn dat ik géén verstand heb van
bidprentjes. Door te lezen en onderzoek te doen, zou ik me een fractie van dat
verstand wel eigen hebben kunnen maken. Ik had hier dan iets kunnen zeggen over
de secularisatie van bidprentjes. Of over de iconografie van bidprentjes. Of
over de steeds persoonlijker wordende teksten op bidprentjes. Of over de vraag
of ‘bidprentje’ wel de juiste term is. Toch zou alles wat ik daarover zou
zeggen geleende kennis blijven. Natuurlijk had ik mijn opdracht weer kunnen
inleveren. Maar dat was me nou weer net iets te gemakkelijk. Daarom heb ik
besloten me niet zozeer door het gegeven ‘bidprentje’ te laten leiden als wel
door het gegeven ‘Horst’. ‘Wat heeft deze expositie mij als Horstenaar te
bieden?’ Met die ogen heb ik de expositie vrijdag bekeken. Tweeënhalf uur lang.
En als ik niet naar VVV-Achilles’29 had gemoeten, hadden het ook zomaar twee
dagen kunnen worden.
Wat heeft deze expositie mij als Horstenaar te bieden? Veel
te veel om hier in dit korte bestek te bespreken. Ik licht er daarom zes dingetjes
uit die mij opvielen, die indruk op mij maakten, die mij ontroerden, die ik
bijzonder vond.
Wat heeft deze expositie mij als Horstenaar te bieden?
1. Niet uitsluitend bidprentjes. Ik zag bijvoorbeeld een
boekje liggen met de nieuwsgierig makende titel Vademecum voor katholieke mannen.
Maar dat is niet iets specifiek Horster. Wel specifiek
Horster is het rouwbord dat in de expositie hangt. Wat een rouwbord is? Op
Wikipedia trof ik de volgende omschrijving aan:
‘Een rouwbord is een zwartgeverfd meestal ruitvormig houten bord met naam, titel en wapenschild van een prominente overledene met vermelding van de geboorte- en sterfdatum.’
Het rouwbord in de expositie voldoet niet helemaal aan die
omschrijving. Het is wél zwartgeverfd, het is wél ruitvormig, het is wél van
hout, het bevat wél wapenschilden en het bevat wél een sterfdatum – namelijk 19
februari 1724 – maar naam, titel en geboortedatum van de overledene ontbreken. Dankzij
die sterfdatum is toch vrij snel te achterhalen om wie het gaat: Cecilia
Catharina van Bocholtz, weduwe van de in 1674 overleden kasteelheer Willem
Vincent van Wittenhorst. Hoewel haar zoon Johan Willem van Wittenhorst vanaf
1674 in naam heer van Horst was, had in werkelijkheid zijn moeder het hier van 1674 tot 1715 voor het zeggen. Cecilia Catharina was een dominante persoonlijkheid. Ze leefde in onmin
met haar zoon en had voortdurend conflicten met Horstenaren en met het
gemeentebestuur. Ik zou me daarom kunnen voorstellen dat sommige Horstenaren bij
haar overlijden óók een zucht van verlichting hebben geslaakt. Al maakt dat het
bord niet minder uniek.
2. Een trip down
memory lane. Ik kwam allerlei mensen tegen die ik heb gekend, goed of
minder goed: Frans Wolters, Piet van Nunen, burgemeester Steeghs, Ton Cup,
dokter Van de Meerendonk, Piet Roelofs, deken Dings, Piet van Remundt en zo zou
ik nog wel even door kunnen gaan. Zou je dat een trip down een persoonlijke memory
lane kunnen noemen, er is ook nog zoiets als een trip down een collectieve memory
lane. Daarvoor kun je het beste terecht bij een prachtige wand.
Die wand, op zich al een kunstwerk, bevat bidprentjes van honderden
Horstenaren die op het oude kerkhof aan de Kloosterstraat begraven liggen, met
daar tussendoor foto’s van de grafmonumenten in stemmig zwart-wit.
Textielfabrikant en politicus Theo Rutten vind je er terug, maar
ook pastoor Johannes Graus, burgemeester Alfons Esser, fabrikant Xavier
Thomeer, notaris Leonard Esser, veearts Joannes Billekens, president van de
harmonie en notaris Van den Bergh, burgemeester Houba, hoofdonderwijzer Jan Mathijs
Boers, deken Creemers en noem maar op. Namen die velen nu weinig meer zullen
zeggen, maar ooit waren het degenen die hier de gang van zaken bepaalden. Om
met Peter Schaap te spreken: De oude hoge
heren van het dorp. Hun bidprentjes brengen hen hier weer tijdelijk tot
leven.
3. Emmers vol frustratie. Je wordt hier genadeloos
geconfronteerd met de gaten in je eigen geheugen.
‘Ach, haar gezicht komt me zo bekend voor, wie was dat ook
alweer?’
‘Waas dát ni di mit dát
laam biën?’
‘Is dat nu het veldkruis bij de Helpeney of bij de Kniensvrang?’
‘Wao die ni getrouwd
mit enne jóng vaan D’n Hollender?’
‘Ligt dat paadje nu in de Paesch of in de Schaak?’
Als er één expositie is die uitnodigt om met elkaar in
gesprek te gaan, om herinneringen op te halen, om te discussiëren, dan deze
wel.
4. Leed, heel veel leed. Achter al die honderden of
misschien wel duizenden prentjes gaan even zo vele drama’s schuil. Er is
bijvoorbeeld een hele lade met bidprentjes van overleden kinderen. 10, 12, 7,
16 jaar. Een andere lade is gewijd aan bidprentjes van oorlogsslachtoffers. Harrie
Driessen is bekend van de naar hem vernoemde straat, hier vindt je zijn
bidprentje. Hij overleed op 6 september 1944: ‘De eerste avond al van onze wegvoering naar het land van de vijand,
stierf je door de kogel van een lafaard.’
Ook Mathieu Starren is bekend van de naar hem vernoemde
straat. Hij overleed in april 1945 in Bergen-Belsen: ‘Na maanden en maandenlange gevangenschap vond hij de dood ver van huis
en vaderland temidden der verschrikkingen van een concentratiekamp. Slachtoffer
is hij geworden van zijn plicht en vaderlandsliefde. Het doet zo pijn.’
Tonia Roefs – geen straatnaam – overleed op 25 oktober 1944
door een granaatscherf. 21 jaar oud: ‘Terwijl
er een kentering in de oorlogsverhoudingen merkbaar, als ’t ware zelfs tastbaar
was, is er op ’n diep ongelukkige wijze ’n einde gekomen aan dit nog zoo
jeugdige en toch al zoo heel veel belovende leven.’
Drie voorbeelden, maar de expositie bevat tientallen
vergelijkbare prentjes. Zeventig jaar na dato brengen ze de oorlog weer een
stuk dichterbij, maken ze de verschrikkingen tastbaar.
5. De houten sculpturen van Piet Siebers.
Het idee om de beelden van Piet te combineren met de
bidprentjes is pas in een laat stadium ontstaan, maar wat een gouden idee!
Zonder deze beelden zou de expositie aanzienlijk minder zeggingskracht hebben
gehad. Piet mag dan niet in god geloven, zoals ik ergens heb gelezen, zijn hier
tentoongestelde beelden ademen in mijn beleving wel degelijk een bepaalde
religiositeit. Of misschien is sereniteit wel een beter woord. De beelden
stralen precies de rust en onthechting uit die bij deze expositie past.
(Even een zijpaadje: het zien van deze beelden deed mij weer
eens afvragen waarom er toch zo weinig werk van Piet en andere Horster
kunstenaars in de Horster openbare ruimte te zien is. Het nieuwe Gasthoês gaat omstreeks
tien miljoen euro kosten. Als nou toch eens één, of desnoods een half procent van
dat bedrag werd besteed aan de aankoop van werken van Horster kunstenaars! Maar
dat dus geheel terzijde.)
6. Respect. Respect voor Carool van Kuijck, samensteller van
deze expositie en beheerder van de bidprentjescollectie van Museum De
Kantfabriek. Die collectie bestaat uit om en nabij de zestigduizend prentjes en
Carool zou ze het liefst alle zestigduizend hebben tentoongesteld. Onbegonnen
werk natuurlijk. Ongetwijfeld is Carool de afgelopen maanden gekweld door
schuldgevoelens ten opzichte van al die prentjes die de expositie niet hebben
gehaald, maar uiteindelijk is ze wel tot een afgewogen keuze gekomen. Nogmaals:
respect daarvoor. En nu houd ik verder mijn mond.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten