De bewoners van kasteel Huis ter Horst hebben me nooit echt kunnen
boeien. Ik zal niet zeggen dat ze me worst waren, de Van Mirlaers, de
Wittenhorsten en de Von Fürstenbergs, maar veel scheelde het niet. En nu ben ik
toch ineens in de ban geraakt van Franz (Frans) Clemens von Fürstenberg. De
laatste bewoner van het kasteel met de bijnaam ‘de gekke graaf’ kwam twee weken geleden al in een stukje aan de orde (klik hier). Dat was onder meer gebaseerd op
een artikel van Gert Verheijen over Franz Clemens (klik hier en ga naar
bladzijde 33). Dat is op zijn beurt gebaseerd op een artikel van Horst Conrad,
dat ik afgelopen donderdag dankzij de dienstbaarheid van de Diözesanbibliothek
in Keulen (gratis!) kreeg thuisgemaild.
In dit geweldige artikel bespreekt Conrad drie
familieconflicten binnen de Westfaalse adel aan het einde van de achttiende
eeuw. In een van die drie casussen staat Franz Clemens von Fürstenberg
centraal. Bijna twintig bladzijden lang gaat het vooral over de eerste veertig
jaar van diens diep tragische leven. Bijna twintig uitermate fascinerende
bladzijden met meer dan voldoende aanknopingspunten voor een avondvullende speelfilm.
Bijna twintig bladzijden die ik in twee stukjes zal proberen samen te vatten. In
dit eerste stukje sta ik stil bij de problematische verhouding tussen Franz
Clemens en zijn vader Clemens Lothar. In een tweede, later te publiceren stukje
gaat het over de zo mogelijk nog problematischer verhouding tussen Franz
Clemens en zijn echtgenote Sophie von Ascheberg.
Als Franz Clemens (1755-1827), de oudste zoon van Clemens
Lothar von Fürstenberg (1724-1791), in 1775 ruzie maakt met zijn moeder en
bovendien in het geniep plannen aan het maken is voor een reis naar Italië,
grijpt zijn vader keihard in. Clemens Lothar neemt de dagboeken van zijn zoon én
diens aantekeningen voor de paasbiecht in beslag. Daaruit maakt hij op dat
Franz Clemens tot een ‘onproductieve filosofische levenswijze’ heeft besloten.
Aanleiding voldoende om hem de omgang met al zijn bekenden te verbieden en hem
te laten opsluiten in kasteel Adolphsburg, gelegen in het Sauerland, op korte
afstand van Schloß Herdringen, de zetel van het adellijk geslacht Fürstenberg.
Clemens Lothar noemt zijn zoon een Narr,
een Esel, een Gelbschnabel en een Kappeskop,
maar is ervan overtuigd dat hij al diens dwaasheden er wel uit zal weten te slaan.
Zover komt het niet: na korte tijd slaagt Franz Clemens erin met behulp van aan elkaar
geknoopte lakens de Adolphsburg te ontvluchten. Hij vindt onderdak bij zijn oom
Franz von Fürstenberg. Die neemt hem vijf jaar lang onder zijn hoede. Regelmatig
bericht Franz zijn broer over de vorderingen die Franz Clemens maakt. Clemens
Lothar
reageert daar vol ongeloof op: hij kan zich niet voorstellen
dat zijn zoon vooruitgang boekt. Een verzoeningspoging tussen vader en zoon in
1780 heeft niet het gewenste resultaat. Franz Clemens trekt daarop vanuit
Westfalen naar Berlijn, waar hij in dienst treedt van koning Frederik II. Met
instemming van zijn vader:
‘Mir ist nichts lieber geweßen, als daß Du Dich den Diensten eines solchen und so großen Königs gewidmet hast, wovon selbst Du wirst lernen, was unterthäniger Sohn, Du allhier von Fürstenberg nicht hast begreifen wollen oder können.’
Maar aan het verblijf van
Franz Clemens aan het Pruisische hof komt al snel een einde. Hij krijgt het
verwijt dat hij een filosofisch systeem bij elkaar heeft bedacht dat in theorie
veelbelovend is maar in de praktijk niet blijkt te werken. Daarom wordt hij
ongeschikt bevonden voor de Pruisische staatsdienst. Tot overmaat van ramp laat
zijn vader hem weten dat hij geen hoofderfgenaam wordt. Dit leidt ertoe dat
Franz Clemens in 1783, op 28-jarige leeftijd, zijn leven geheel opnieuw moet
inrichten. Zijn vader en zijn broers menen hem daarbij te moeten helpen en gaan
op zoek naar een huwelijkspartner – wat het onheil alleen maar groter zal
maken. Waarover een volgende keer meer.
N.B. Het artikel van Horst Conrad is getiteld ‘Am Ende des
Ancien Regime. Familienkonflikte im westfälischen Adel’ en is gepubliceerd in Werner
Frese (redactie), Zwischen Revolution und
Reform. Der westfälische Adel um 1800 Münster 2005, p. 113-158.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten