Gapende leegten, toen ik zondagmorgen over het Horster
kermisterrein liep. ‘Zou dit soms de kermis met de minste attracties en
kraampjes ooit zijn?’, vroeg ik me af. Néé, in elk geval in september 1915 was
het erger, zo maakte een minionderzoekje na thuiskomst me duidelijk.
September 1915, ruim een jaar na het uitbreken van de Eerste
Wereldoorlog, op 28 juli 1914. Hoewel Nederland vier jaar lang neutraal bleef,
had de oorlog wel degelijk invloed op het dagelijks leven. Ook de Horster kermis had er
danig onder te lijden. De septemberkermis van 1914, de eerste na het begin van
de oorlog, werd door het gemeentebestuur zelfs in z’n geheel afgelast.
Een jaar later ging de kermis wel door, maar een groot feest
lijkt het niet te zijn geworden, als we de Nieuwe
Venlosche Courant van 25 september 1915 moeten geloven. Net als eerder bij de
meikermis diende het huidige Wilhelminaplein ook bij de septemberkermis leeg te blijven. ‘Voor de kinderen was het
een groote teleurstelling, dat de militaire autoriteiten geen kramerij of
karoussel op den markt gedoogden’, aldus de krant. Viel er dan helemaal
niets te beleven? Toch wel:
‘Onze kramers hebben de verordening weten te verijdelen door hunne kramen in schuur of bergplaats zoo op te bouwen, dat bij het openen der schuurdeuren de geopende kraam tevoorschijn kwam.’
Desondanks moet het een magere bedoening zijn geweest. Tot
ongenoegen van de krant: ‘Voor vele
middenstanders vormt de kermis een belangrijk deel van ’t jaarlijks inkomen;
bovendien geven zelfs de potters dan royaler uit, hetgeen ontegenzeggelijk aan
de algemeene welvaart ten goede komt.’ Als de overheid dan toch zo nodig de
zedenmeester wenste uit te hangen, waarom dan niet ‘de talrijke feesten en
vermakelijkheden door ’t jaar’ beteugelen? Die vormden immers een veel grotere
bedreiging voor de zondagsrust en de zondagsheiliging dan de kermissen, al
moest de krant erkennen dat het ook op de kermissen wel eens mis ging:
‘Zij hebben wel eens tot ongeregeldheden aanleiding gegeven, doch welk ander feest deed dit niet? (In de Hollandsche steden niet het minst.) Daarom worden die maatregelen zoo afgekeurd, maar ook omdat ze met de Limburgsche toestanden onvoldoende rekening houden en verbeteringen moeten beduiden doch het in werkelijkheid niet zijn.’
Het bekende Limburgse liedje: het is allemaal de schuld van
de Hollanders. En dan zijn er toch nog steeds mensen die durven te beweren dat
Maarten van Rossem (‘Limburgers leiden
massaal aan een minderwaardigheidscomplex’) géén gelijk heeft.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten